Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars
(1799)–Anoniem Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
uit:
Ik zal u met vreugd ont- vangen,
Komt dan tot een boetbe- sluit.
2.
'k Bied, in dees genadedagen,
U nog myne ontferming aan:
't Is voorwaar myn grootst behaagen,
Dat de zondaars tot my gaan.
Ziet, wat bron vliet uit myn wonden,
't Is een bron van zaligheid:
Wie nu aflegt zyne zonden,
Wordt ten leeven voorbereid.
3.
Om uwe euveldaên te boeten,
Foltert my het vloekgespuis:
Ziet myn handen, ziet myn voeten,
Vastgeklonken aan het Kruis.
Gantsch doorwond van geesselslagen,
En met doornen wreed gekroond,
Wil 'k nogtans vergifnis vraagen
Voor het moordrot, dat my hoont.
4.
Pyn, versmaading, bitterheden,
Angst en droefheid zyn myn deel:
Nadert dan met snelle schreeden
Tot myns lydens treurtooneel.
| |
[pagina 64]
| |
Ik verlang met open' armen
U te omhelzen tederlyk;
'k Wil my over u erbarmen,
U geleiden in myn Ryk.
de Zondaar.
5.
Heer, 'k kom op uw stem verschynen,
In uw tegenwoordigheid:
Ik ben oorzaak van die pynen,
Door myn misdaên u bereid:
Toch wilt gy me uw gunsten schenken,
My omhelzen als uw' vriend!
Ja myn kwaad niet meer gedenken;
Nimmer heb ik dit verdiend.
6.
Uwe liefde, ô Heer der heeren!
Lenigt myn versteend gemoed:
Ylings wil ik my nu keeren
Tot de heilbron van uw Bloed.
Laat dit Zoenbloed my verstrekken,
Tot een zuivrende artseny;
Dat myn ziel, dan rein van vlekken,
Aan u welbehaaglyk zy.
|
|