Vervolg op De nieuwe vermakelijke Zeeuwsche speelwagen(ca. 1790)–Anoniem Vervolg op De nieuwe vermakelijke Zeeuwsche speelwagen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Eliese bij het graf van Ferdinand. Somber graf des besten jonglings. Aaklig voorwerp voor myn hart. Hoe vervuld gy heel myn aanzyn; Met de doodelykste smart; Gy herinnert my tooneelen Van de schuldelooste min; Eertyds vol van zielsgenoegen Maar nu is er bitter in. Ferdinand, wiens overblyfsel In uw stillen boezem rust; Was wel eer de vriend myns harten Al myn Rykdom; al myn lust, Beter jongling heeft voorzeeker Op dees aarde ook nooit volstaan; Deugdzaam, vriendlyk en verstandig Met Ellendigen begaan; Maar vooral getrouw in 't minnen Voor zyn Meisjen schieren God; En dien Minnaar moet ik derven? Welk een wreed en treurig Lot; Met wat zuivre ziels verrukking Zat hy dikwils aan myn zij, Staarende op den Sterrenhemel Hoe gevoelig zeide hy. ‘Daar Elise; is alles Eeuwig Daar is 't Eindeloose vreugd; [pagina 6] [p. 6] Daat ontspruiten nimmer doornen Voor de liefde of voor de deugd, ‘Daar zat ik, met myn dierbaar meisjen Zonder kwelling zonder peyn Voor den Troon van onzen Schepper Stooreloos gelukkig zyn. Ferdinand; beminde jongling; Waarom werd gy my ontrukt, Waarom werd uw leevens bloemptjen Zoo ontydig afgeplukt. Had gy reeds een voorgevoelen Van dees al te harden slag Ferdinand! bid tog de Godheid Dat Elise ook sterven mag. Heel de schepping haakt na 't leven Maar een Meisjen dat bemint Kan het leeven niet begeeren Mist zy haaren boezem vrind Alles rontsom my is aaklig Somber is geheel natuur 'k Vind niets meer iets zielsbekoorlyk In het vroege Morgen Uur. Want myn jongeling moet ik derven Hy wees my 't bekoorlyk aan Deed myn zielsoog voor de Schepping Voor Gods goedheid oopengaan Als de Maan geruste harten Op haar invloed gul vergast, Zugt Elise in haar kaamer, 't Maan ligt is haar oog een last. Want het straalt niet meer op aanzigt Van den besten jongeling. [pagina 7] [p. 7] Waarop elke trek van braafheid, Daar door meerder glans ontving, Ieder tragt my op te beuren, Maar als 't Minnend harte bloed, Isser in de troost der vriendschap Der meer waardigheid geen zoet. Neen ik mis myn dierbren hartvrind Hier; Hier ligt zyn overschot, 'k Heb des niet te doen met d'aarde 'k Heb slegts eene beede aan God. 'k Was vereenigd met myn jong'ling, Deeze steen dekt al myn Lust, Leefde ik daar myn halsvriend leefde 'k Wensch te rusten daar hy rust. Vorige Volgende