Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
Stem: Schept moet myn hert gy zult verquikken.
NU vlugt myn Liefje die ik moet beminnen,
Die met veel pyn en smert:
Myn hert en zinnen,
Heeft in de Min verwert:
Zy hoort myn klagten niet,
Nog al myn droevig zugten,
Zy vlugter ziet,
Laat my in groot verdriet
Dies ik het haar met regt dan wyten,
Dat ik maak groot groot geklag,
Ag! ag! ik slyten:
Zoo meenig nagt en dag;
Met zugten om myn Lief,
En vraag met droeve smerte,
Na d'herte dief,
Die my myn ziel doorgrief.
Haar kuisheyd, deugt en haare zeden,
Blink' als Apolloo's throon:
Zoo schoon met leden,
Doet zy de ondeugt hoon,
Stryd moedig ende fier;
'k Verg'lyk haar kuisse banden,
Als 't brandent vier,
Stryd tegen de Lauwrier.
Haar schoonheyt en haar blanke leden,
Als ik daar eens op let:
Op 't net besneden,
Heb ik myn zin gezet;
Wat is haar wezen fyn,
Haar Lely blanke kaaken:
Die maaken myn,
Nu ikze mis veel pyn.
Wanneer gy ziet haar wangen bloozen,
Heel schoon en verfryk:
Zoo wyk Roo-Roozen,
Want gy hebt geen gelyk,
Roo-Kraaltjes uwe glans,
Moet voor haar lipjes stryken,
En wyken gants,
Want gy en hebt geen kans.
Swigt gitte gy hebt geen vermogen,
En roemt niet hier of daar:
Siet haar bruin oogen,
Die schynen Sonne klaar,
Geen varsse sneeuw blyft neen,
't Smelt voor
| |
[pagina 6]
| |
haar blanke handen,
Haar tanden kleen,
Witter als Elpen been.
Geen Swaane dons hoe wit en zagte,
Of haare poesle hals,
Komt alles veragte,
De Schoonheen groot in 't als,
Haar borsjes blank en rond;
Seer lieffelyk gedolven,
Als golven blond,
Ryzen zy weer terstont.
Myn Lief die is van lyf en leden,
Geheel en al volmaakt:
Maar wraak met reden,
Roep ik om dat zy laakt,
Myn liefde en myn trouw;
Cupido wilt u wenden,
En zenden gou,
Haar knagent na berouw.
|
|