Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1932
(1932)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |||||||||||||||
De code-vertalingen in den Franschen tijd
| |||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||
Franschen tekst. Dit Bulletin, bekend onder den naam van ‘Bulletin flamand’, werd gedrukt te Parijs op de drukkerij der republiek, later op de keizerlijke drukkerij, en was op elke aflevering van het staatszegel voorzien. Volgens de ‘Belgique Judiciaire’ was de tweetalige bekendmaking der wetten ingevoerd op initiatief van Lambrechts, een Belg, die onder het ‘Directoire’ het ambt van Minister van Justitie bekleeddeGa naar voetnoot(2). Het Vlaamsche Bulletin is blijven verschijnen tot in 1813. In dit Bulletin zijn o.a. al de wetten afgekondigd, waaruit de codes zijn samengesteld. Toen de ‘code civil’ voltooid was, werden de afleveringen, die de daartoe behoorende wetten inhielden, opnieuw gepagineerd en in een bisnummer verzameld volgens de methode, die ook voor het uitsluitend Fransche ‘Bulletin des lois’ gevolgd werd. De ‘code civil’ verscheen aldus in het geheel in nr 154bis van het tweetalige Bulletin. De ‘code d'instruction criminelle’ van 1808 en de ‘code pénal’ van 1810 werden achtereenvolgens op dezelfde wijze uitgegeven in nrs 214bis en 277bis van hetzelfde Bulletin. Het is mij niet bekend of ook de wetten, die te zamen den ‘code de procédure civile’ van 1806 en den ‘code de commerce’ van 1807 vormen, in bisnummers verzameld zijnGa naar voetnoot(3). Waarschijnlijk is dit niet het geval, daar deze wetten zeer kort na elkaar tot stand zijn gekomen.
De vertalingen van het Vlaamsche Bulletin zijn in het algemeen, wat de overeenstemming met den Franschen tekst betreft, nauwkeurig. Aan de keus van zuiver Nederlandsche rechtswoorden daarentegen lieten de vertalers zich weinig gelegen zijn. Als voorbeelden kunnen dienen art. 321-325 van ‘den Penaelen Wetboek’ luidende a.v.: Art. 321. - Den doodslag, alsmede de kwetsueren en de slaegen zyn verschoonbaer, is 't dat zy veroorzaekt zijn geweest door zwaere slaegen of gewelddaedigheden jegens de lieden. | |||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||
ren of ingang van een huys of van een bewoont appartement ofte toebehoorten der zelve. Behalve de officieele vertalingen van het Vlaamsche Bulletin werden in Vlaanderen onder het keizerrijk verschillende codevertalingen uitgegeven op particulier initiatief. In 1806 verscheen bij Bogaert, te Gent, een vertaling van den ‘code Napoléon’. De vertaler was Lorio. Deze Lorio bewerkte bovendien een ‘Commercialen Wetboek’, waarvan echter, naar het schijnt, geen enkel exemplaar meer te vinden is. Een vertaling van den ‘code de procédure civile’ werd bezorgd in 1806 bij Steven, boekdrukker te Gent, door Lecat, rechter in de burgerlijke rechtbank aldaar. Het verlof tot de uitgave van dit werk werd verleend door den prefect van het departement, nadat de rechtbank, op verslag van Lecat zelf, de vertaling voor gelijkvormig verklaard had met den Franschen tekstGa naar voetnoot(4).
De officieele en niet officieele wetsvertalingen ten gebruike van de Vlaamsche departementen hebben op de vorming der Nederlandsche rechtstaal geen duurzamen invloed uitgeoefend. Van grooter belang zijn de code-vertalingen, die tot stand zijn gekomen in Nederland na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Fransche keizerrijk. | |||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||
In 1810, toen bijna de geheele Fransche wetgeving in de nieuwe Hollandsche departementen zou worden ingevoerd, bleek het noodzakelijk, een vertaling dezer wetgeving te bezorgen ten behoeve van de Hollandsche gerechten en bestuursorganen. Aan de bestaande Vlaamsche vertalingen heeft men toen wellicht niet gedacht. Hoe dit ook zij, bij keizerlijk decreet van 22 Juni 1810Ga naar voetnoot(5) werd de bekendmaking der Fransche wetten en reglementen in de departementen der Rijn- en Scheldemonden en in het arrondissement Breda geregeld a.v.: Art. 2. - Les lois et règlements ci-dessus désignés, ainsi que toutes les lois et tous les règlements dont nous ordonnerons la publication dans les dits départements et arrondissements, seront traduits en langue hollandaise, et insérés par ordre d'urgence dans un Bulletin, qui sera distribué, par les soins du préfet, aux autorités judiciaires et administratives. De Fransche wetboeken, benevens verschillende afzonderlijke wetten, werden uitvoerbaar verklaard in de departementen der Rijn- en Scheldemonden en in het arrondissement Breda bij keizerlijk decreet van 8 November 1810 te rekenen van 1 Januari 1811, in de departementen van de rechter Rijnoever bij keizerlijk decreet van 6 Januari 1811 te rekenen van 1 Maart 1811Ga naar voetnoot(6). Het decreet van 8 November 1810 bepaalt, dat de daarin vermelde wetten (wetboeken inbegrepen) zullen vertaald worden in de Hollandsche taal, indien dit nog niet is geschied (ik cursiveer), en opgenomen in het bijzonder Bulletin, waarvan de uitgave was voorgeschreven door het decreet van 22 Juni 1810.
Zonder veel moeite werden in Nederland vertalers der Fransche wetboeken en uitgevers der vertalingen gevonden. | |||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||
Volgens een brief van PortalisGa naar voetnoot(7) aan van MaanenGa naar voetnoot(8) van 13 November 1810Ga naar voetnoot(9) hadden zich toen reeds drie uitgevers aangeboden, t.w.: Honkoop, boekdrukker te Leiden, die zich rechtstreeks tot Portalis had gewend; Van Bergen, boekdrukker te 's-Hertogenbosch; deze zou een vertaling der Fransche wetten drukken, welke bewerkt werd te 's-Hertogenbosch onder leiding van Van der Beken, substituut van den procureur des keizers aldaar, en onder toezicht van baron Beytz, Procureur-Generaal in den Haag. Eindelijk Johannes Allart, uitgever te Amsterdam, die reeds vóór Augustus 1810 de vertaling der 969 eerste artikelen van den ‘code civil’ had laten drukken. Een exemplaar van dit nog niet in den handel gebrachte gedeelte van het wetboek werd gezonden door Lebrun, Gouverneur-Generaal der Hollandsche departementen, aan Gaudin, minister van financiën van het keizerrijk, die het ter beoordeeling doorzond aan Van Maanen.
Deze vertaling van den ‘code civil’ was bezorgd door Mr. J. van der Linden in medewerking met Mr. D'Engelbronner, advokaat en rector der Latijnsche klassen te Zalt-Bommel. Volgens een schrijven van Van Maanen aan Gaudin, van 16 Augustus 1810Ga naar voetnoot(10) was J. van der Linden ‘een der vermaardste rechtsgeleerden van Holland; van zijn hand waren verschenen tal van werken en vertalingen der beste vreemde schrijvers, die zich met de rechtsgeleerdheid hadden beziggehouden, o.a. vertalingen van de voornaamste werken van Pothier; sinds lang had hij in het bijzonder den “code civil” bestudeerd, hetgeen uit zijn geschriften bleek’Ga naar voetnoot(11). | |||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||
Het oordeel van Van Maanen over de vertaling der 969 eerste artikelen van den ‘code civil’ was gunstig; het luidde a.v.Ga naar voetnoot(10): ‘Il me paraît, que (la traduction) se recommande par sa précision, et par la clarté et pureté du style qui y règne, pour autant qu'il m'a été possible d'en juger après un examen sommaire. Toutefois les personnes qui se sont occupées de cette traduction, me sont connues pour avoir les talents nécessaires pour un travail de ce genre........... Je crois donc que le travail de ces savants mérite une attention toute particulière, et que peutêtre la traduction de laquelle ils s'occupent pourralt être adoptée un jour comme traduction authentique du code Napoléon, après un examen ultérieur autant scrupuleux et profond qu'exige la haute importance de cet objet’. De keizerlijke regeering heeft evenwel van der Lindens vertaling, toen zij voltooid was, niet als authentiek aangenomen, blijkbaar omdat alleen aan den Franschen tekst rechtskracht kon worden toegekend. Bij Besluit van 3 November 1810 betreffende de vertaling der wetboeken, wetten en decretenGa naar voetnoot(12), liet de Gouverneur-Generaal Lebrun het maken van vertalingen vrij met dien verstande, dat alleen de Fransche tekst als authentiek zou gelden. De vertaling van den ‘code Napoléon’, bewerkt door J. van der Linden, werd uitgegeven in 1811 naast den Franschen tekst met privilege van den Gouverneur-Generaal voor rekening van Johannes AllartGa naar voetnoot(13). Behalve den ‘code Napoléon’ bezorgde J. van der Linden een vertaling van den ‘code de commerce’, insgelijk verschenen in 1811 voor rekening van Allart. Deze vertaling is, zoowel wat de taal als de nauwgezetheid der bewerking aangaat, van gelijke waarde als die van den ‘code Napoléon’Ga naar voetnoot(14). | |||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||
Het zou niet van belang ontbloot zijn, de oorspronkelijke bronnen na te gaan, waaraan van der Lindens rechtstaal is ontleend. Dit is echter niet wel mogelijk zonder een grondige kennis van de geschiedenis der Nederlandsche rechtstaal, een geschiedenis, die tot nog toe niet geschreven is. Vast staat evenwel, dat van der Linden een ruim gebruik gemaakt heeft van het ‘Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koninkrijk Holland’, dat hij gedurende ongeveer twee jaren in de praktijk had leeren kennen, benevens het ontworpen wetboek van koophandel van 1809, waaraan hij zelf had medegewerkt. Onder koning Lodewijk Napoleon, in 1809, werd een volledige codificatie uitgewerkt, bevattende: het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koninkrijk Holland, het Crimineel Wetboek, het Wetboek op de rechterlijke instellingen en rechtspleging en het ontworpen, doch niet vastgestelde Wetboek van koophandel. Slechts de twee eerst genoemde wetboeken zijn in werking getreden; zij zijn van kracht gebleven tot de invoering der Fransche codes. Ten gevolge der codificatie onder Lodewijk Napoleon werd voor het eerst in Nederland, naast eenheid van recht, ook eenheid van rechtstaal tot stand gebracht, hetgeen de taak der code-vertalers van 1811 aanmerkelijk heeft verlicht. De wetboeken van Lodewijk Napoleon kunnen zeker niet beschouwd worden als vertalingen van de Fransche codes, waarvan zij ten opzichte van vorm en inhoud grootelijks afwijken. Zij zijn evenwel opgebouwd op den grondslag der codes. In het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het koninkrijk Holland, vooral in het 2e en 3e boek, komen zelfs tal van bepalingen voor, die uit den ‘code Napoléon’ ongewijzigd zijn overgenomen. Waar dit is geschied, blijkt duidelijk, hoe ruimschoots van der Linden de codificatie van koning Lodewijk Napoleon benuttigd heeft. Voorbeelden zijn artikelen 855-858 van het Wetboek Napoleon van 1809, die met artikelen 735-738 van den ‘code Napoléon’ bijna geheel overeenstemmen.
| |||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||
Indien men de code-vertalingen van Mr. J. van der Linden aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpt en daarbij de tijdsomstandigheden in aanmerking neemt, zal men moeten erkennen, dat Van Maanen de verdienste der vertaling van het Wetboek Napoleon niet te hoog heeft aangeslagen en dat zijn beoordeeling ook tot het Wetboek van Koophandel mag worden uitgebreid. Er komen zeker in van der Lindens vertaling der 2281 artikelen van den ‘Code Napoléon’ en der 648 artikelen van den ‘Code de commerce’ enkele onnauwkeurigheden voor. Doch men bedenke daarbij, dat in 1811 de Fransche wetgeving nog weinig bekend was in Holland, waar zij pas was ingevoerd. En zal er wel ooit een code-vertaling tot stand komen, waarvan achteraf niet zal blijken, dat zij onnauwkeurigheden inhoudt? Ook bastaardwoorden, waarvan Mr. J. van der Linden gebruik maakt, geven thans aanstoot.Wie echter met het Advokaten-Hollandsch van de 18e en het begin der 19e eeuw bekend isGa naar voetnoot(15), zal moeten toegeven, dat het werk van Mr J. van der Linop veel hooger peil staat. Met zijn code-vertalingen, gevoegd bij die van Bilderdijk, is, mag men zeggen, een nieuw tijdperk begonnen voor de ontwikkeling der Nederlandsche rechtstaal.
W. Bilderdijk, de groote Nederlandsche dichter, bewerkte de vertaling van den ‘code de procédure civile’, den ‘code pénal’ en den ‘code d'instruction criminelle’. Het valt niet met zekerheid te zeggen, wie de opdrach; tot de vertaling der Fransche wetboeken aan van der Linden en Bilderdijk gegeven heeft. Volgens KollewijnGa naar voetnoot(16) zou van Maanen, Minister van Justitie onder koning Lodewijk Napoleon, bij brieven van 5 en 11 Augustus 1808 Bilderdijk uitgenoodigd hebben om de drie bovengemelde codes in het Nederlandsch te vertalenGa naar voetnoot(17). Dit is echter een vergissing. Van Maanen heeft Bilderdijk niet uitgenoodigd om de Fransche codes te vertalen in het Nederlandsch, hetgeen trouwens in 1808 niet mogelijk was, daar de ‘code pénal’ eerst in 1810 tot stand is gekomen, maar wel om de in het Nederlandsch | |||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||
gestelde ontwerpen van het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koninkrijk Holland, het Crimineel Wetboek en het Wetboek op de rechterlijke instellingen en rechtspleging over te zetten in het Fransch ten einde den koning in de gelegenheid te stellen, den inhoud er van te beoordeelen. Hebben misschien van der Linden en Bilderdijk opdracht gekregen van de keizerlijke regeering? Dit is mij uit geen enkel stuk gebleken en komt mij onwaarschijnlijk voor. Weliswaar bepaalde het decreet van 22 Juni 1810, dat de vertalers van de Fransche wetten zouden worden aangewezen door den minister van justitie. Doch bij decreet van 13 November d.o.v., toen de regeering wist, dat althans van der Lindens Wetboek Napoleon op het punt stond te verschijnen, werd het bevel tot het maken eener vertaling beperkt tot die wetten, waarvan er nog geene bestond. Waarschijnlijk zijn de code-vertalingen van 1811 bewerkt in opdracht van de uitgevers.
In het belang der eenheid van rechtstaal had hec de voorkeur verdiend, dat de uitgevers zich voor de vertaling der vijf codes tot één deskundige hadden gewend. Dit is intusschen niet geschied. De code-vertalingen zijn niet van dezelfde hand en komen dan ook niet volkomen met elkaar overeen. Het ligt voor de hand, dat de uitgevers hun keuze gevestigd hebben op Mr. J. van der Linden, die als knap schrijver en jurist bekend stond. De keuze van Bilderdijk daarentegen, dien wij thans vooral als dichter waardeeren, kan eenigzins vreemd voorkomen. Zij is te verklaren door het min bekende feit, dat Bilderdijk aan grondige taalkennis rechtskundige ervarenheid paarde. Bilderdijk had gedurende twee jaren in de rechten gestudeerd aan de Universiteit te Leiden. In 1782, na er den doctorstitel verworven te hebben, vestigde hij zich te 's-Gravenhage, waar hij zich als advokaat liet inschrijven bij het Hof en den Hoogen Raad van Holland. Volgens Mr. Thomassen is hij een der eerste advokaten van zijn tijd geweestGa naar voetnoot(18). In 1795 werd hij gedwongen, 's Gravenhage te verlaten; hij moest derhalve de praktijk opgevenGa naar voetnoot(19). | |||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||
Niettegenstaande Bilderdijks taal- en rechtskennis kon in de omstandigheden, waarin hij zich van zijn opdracht moest kwijten, een keurige vertaling van hem niet worden verwacht. Omstreeks begin November 1810 werd hem de vertaling der drie codes toevertrouwd. Het werk eischte spoed; want de Fransche wetgeving zou enkele weken later in Nederland worden toegepast. Met 1 Januari 1811 moesten derhalve de drie codes vertaald en zelfs twee van de drie vertalingen gedrukt zijn, hetgeen inmiddels onmogelijk is geblekenGa naar voetnoot(20). De tijd was dus te kort om het werk behoorlijk te kunnen verzorgen. Bovendien had Bilderdijk de vertaling van een ‘Formulaire’ der burgerlijke rechtspleging op zich genomen, een werk, dat evenmin uitstel kon lijden. Daarbij kwam nog, dat Bilderdijk, die sedert 1795 de praktijk verlaten had, niet voldoende op de hoogte was van de nieuwe Fransche wetgeving. Hij heeft dit zelf erkend. ‘Bij tusschenpoozen, zoo schreef hij op 21 Januari 1811 aan Immerzeel, vertaal ik het “Formulaire”, hetgeen ik pas begonnen heb, omdat ik het toch bestudeeren moest om de “procédure civile” te kunnen verstaan, en, had ik het eer gekend en vertaald, mijne vertaling van de “procédure civile” zou beter geweest zijn, vrijer en losser’. Zelfs de taal der codes was aan Bilderdijk vreemd: de ‘diepe en zwarte duisterheid’ van den Franschen tekst, om zijn eigen uitdrukking te gebruiken, die ik overigens voor zijn rekening laat, heeft hem veel zorg gebaardGa naar voetnoot(21). Bilderdijk beschouwde dan ook het overzetten der drie codes als een verdrietig en vernederend vertaalwerk, dat hij niettemin dankbaar aanvaardde, omdat hij na den val van koning Lodewijk Napoleon in dringenden nood verkeerde. En het werk werd ook niet al te ruim betaald. ‘Maar al verdiende ik er 2 stui- | |||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||
vers 's daags mede, aldus Bilderdijk, ik zoude 't een plicht rekenen, het aan te nemen, als door God in het uiterste oogenblik mij toegezonden, en ik doe het dus met een gevoel van dankbaarheid. Het weinig, door vlijt verdiend, is gezegend’Ga naar voetnoot(22).
Op 13 Februari 1811 was de vertaling der drie codes af. ‘Maar weder terug tot de codes! zoo schreef toen Bilderdijk aan Tydeman, - gij zegt wel: als wetboeken beschouwd is het beneden niemand dezelven voor onze Natie goed, juist en getrouw over te brengen, maar het was wel beneden mij, het te doen, met een hoofd dat te veel gedrukt was, om dit goed te kunnen doen, en het te doen zonder mij daar vooraf behoorlijk in staat toe te stellen. En zoo was het echter met de zaak, doch ik heb het gedaan, omdat ik begreep, dat, na alle opofferingen, Gods Voorzienigheid nu ook van mij vorderde, het weinigjen achting dat ik voor mij zelven mij altijd bewaard had, nu nog weg te smijten, om een stuk broods voor mijn vrouw en kind op te rapen, dat de geringste bedelaar van de hand wees. Doch dit is nu geschied’Ga naar voetnoot(23). Het Wetboek der Civiele Rechtsvordering, het Wetboek van het Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering zagen, door Bilderdijk vertaald, het licht in 1811 op de keizerlijke drukkerij, de twee eersten voor rekening van Allart en Immerzeel, het derde voor rekening van AllartGa naar voetnoot(24).
Bilderdijk was zelf van meening, dat zijn code-vertalingen veel te wenschen overlieten; maar hij kon verzachtende omstandigheden doen gelden. ‘Dat zij (de vertalingen), aldus BilderdijkGa naar voetnoot(25), zeer slecht zijn, behoef ik u wel niet te zeggen, daar ik ze niet vooraf behoorlijk heb kunnen bestudeeren, maar er zoo illotis manibus aan moest vallen om ze alle drie in zes weken gereed te hebben: hetgeen ik ook, wat mij betreft, gedaan heb, schoon de drukkerijen de uitwerking (moedwillig durf ik zeggen) te loor gesteld hebbenGa naar voetnoot(26), met dat alles zouden ze beter zijn en ongelijk beter, maar ik | |||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||
heb met een Censor moeten haspelen, die geen Fransch verstaat, en (zoo bevreesd als dit hem maken moest) bij alle juiste vertaling van termen die hij niet verstond, die vertaling niet toelaten dorst, maar dan woord voor woord uit het dictionnaire portatif van Marin over ging zetten, van bagues et joyaux (paarlen en juweelen) ringen, van een conducteur de voiture ou de mulet, een geleider (in plaats van een voerman of menner en muildrijver) maakte, den samenhang van de fransche conjunctiën altijd kwalijk begreep, enz., met één woord, het zoo fraai heeft bedorven dat er reeds bij den Gouvr. Gener. vertogen gedaan zijn om het geheel weêr over te laten werken: hetgeen ik voor mij ook als een volstrekte noodzakelijkheid beschouw........ Ik heb nog na het afdrukken, 3 vellen gedeeltelijk laten verdrukken, om eenige schreeuwende verkeerdheden weg te nemen, maar dit helpt niet veel........ Thans ben ik er af, en daar ik voor het werk nooit hart heb kunnen opvatten als zijnde (God betere't) huur- en loonwerk, trek ik het mij nog te minder aan’Ga naar voetnoot(27). Bilderdijk is inderdaad in zijn code-vertalingen niet gelukkig geweest, al mag m.i. het oordeel, dat hij, licht tot overdrijving geneigd, over zijn eigen werk geveld heeft, althans in taalkundig opzicht te streng genoemd worden. Reeds de titels van Bilderdijks Wetboeken zijn onjuist: ‘Code pénal’ beteekent niet Wetboek van het Strafrecht, maar Strafwetboek; en ‘Instruction criminelle’ is ruimer dan Strafvordering, ‘Procédure civile’ ruimer dan Civiele Rechtsvordering. Mr. J. van der Linden heeft beter werk geleverd dan Bilderdijk. Ook de vertalingen van het Vlaamsche Bulletin zijn nauwkeuriger, dan die van Bilderdijk, doch moeten, wat de taal betreft, voor de zijne onderdoen. Dit is hieraan toe te schrijven, dat de Vlaamsche vertalers zich bediend hebben van de onbeholpen rechtstaal der 18e eeuw, terwijl Bilderdijk zich, evenals van der Linden, ingespannen heeft om die taal te zuiveren en verstaanbaar te maken, waarin hij ook tot op zekere hoogte is geslaagd. Boven gaven wij art. 321-325 van ‘Den poenalen Wetboek’ volgens het Vlaamsche Bulletin. Wij laten nu de vertaling derzelfde artikelen in Bilderdijks Wetboek van het Strafrecht ter vergelijking volgen. | |||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||
Art. 321. - De doodslag, zoo als ook de kwetsuren, en slagen of stoten zijn verschoonbaar, ingevalle zij door zware slagen of gewelddadigheden jegens iemands lijf of leven, verwekt (of geprovoceert) zijn geworden. In 1823 verscheen een nieuwe verbeterde uitgave der codevertalingen van J. van der Linden en W. BilderdijkGa naar voetnoot(28). Verschillende verbeteringen van taal en stijl werden in den oorspronkelijken tekst aangebracht. Ook werden voor enkele rechtswoorden, meest van Franschen oorsprong, andere in de plaats gesteld. Arrest op schepen werd vervangen door in beslagneming van schepen, abandonnement door overlating (délaissement), rehabilitatie door herstelling, stedehouder van den keizerlijken procureur door plaatsvervanger, inrichting der zaak door instructie. Het Wetboek der civiele rechtsvordering werd Wetboek der burgerlijke rechtsvordering genoemd en in dit Wetboek werden vierscharen van beroep vervangen door rechtbanken van beroep, vaste goederen door onroerende goederenGa naar voetnoot(29), in bewaarder | |||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||
handgeving door in bewaargeving (consignatie), verblijf aan goede mannen of gekozen scheidslieden door uitspraken van scheidsmannen, enz.Ga naar voetnoot(30).
De code-vertalingen van 1811 zijn zoowel voor Vlaanderen als voor Nederland van groote beteekenis. Bij besluit van 15 September 1819 S. 48 had Koning Willem I bevolen, dat te rekenen van 1 Januari 1823 in de provinciën Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen geene andere taal, dan de taal des lands, voor de behandeling van openbare zaken zou erkend en gewettigd zijnGa naar voetnoot(31). Intusschen stond het aan alle vrederechters, rechtbanken en rechterlijke officieren in genoemde provinciën vrij, zich reeds vóór 1 Januari 1823 voor alle rechterlijke onderzoekingen, ondervragingen, debatten en vonnissen van de taal des lands te bedienen, een vrijheid, waarvan dan ook door vele Vlaamsche gerechten gebruik gemaakt werdGa naar voetnoot(32). | |||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||
Ten gevolge van de invoering der Nederlandsche taal voor de Vlaamsche gerechten werden de code-vertalingen van 1811 in Vlaanderen algemeen verspreid. Zij bevonden er zich in handen van alle rechters, rechterlijke ambtenaren en advokaten, op de kantoren van alle deurwaarders en notarissen. Men mag gerust zeggen, dat deze code-vertalingen ten grondslag gelegd zijn aan de toenmalige rechtstaal van Vlaanderen en den weg hebben gebaand voor verdere ontwikkeling. Het Burgerlijk Wetboek van den Vlaamschen dichter Ledeganck, dat voor het eerst in 1841 verscheen, is, zooals ik in een lezing van 1914, tijdens mijn eerste lidmaatschap, in deze Academie aantoonde, grootendeels aan van der Lindens vertaling ontleend. Ook de Hondt heeft ruim gebruik gemaakt van de codevertalingen van 1811. Dit valt dadelijk in het oog, wanneer men zijn Wetboek van Rechtspleging in StrafzakenGa naar voetnoot(33) met Bilderdijks Wetboek van Strafvordering vergelijkt. Alleen heeft de Hondt, een kundig rechtsgeleerde, die de juiste beteekenis der Fransche rechtstermen kende, deze zorgvuldiger en nauwkeuriger dan Bilderdijk in het Nederlandsch weergegeven, hetgeen reeds uit den titel van zijn Wetboek blijkt. En zelfs de officieele code-vertalingen der Belgische Commissie van 1923, alhoewel deze terecht op de thans in Nederland geldende wetgeving het oog heeft gericht, zullen, ten minste zijdelings aan den invloed der code-vertalingen van 1811 niet kunnen ontkomen.
In Nederland hebben de code-vertalingen van 1811, meer nog dan in Vlaanderen, hun invloed op de rechtstaal doen gelden. Uit bovengemelde decreten van 22 Juni en 8 November 1810, betreffende de afkondiging der wetten, werd afgeleid, dat de hoven en rechtbanken in Nederland bevoegd waren, in hun vonnissen en arresten van de code-vertalingen gebruik te maken. Dit is dan ook geschied tot 1838, en ten aanzien van het Wetboek van het Strafrecht tot 1886. In de strafvonnissen werd dientengevolge doorgaans de Hollandsche tekst der code-bepaling, waarop de veroordeeling steunde, opgenomen. Zelfs kenden de lagere gerechten weleens voorrang toe aan de Hollandsche vertaling, waar zij van den Franschen tekst afweekGa naar voetnoot(34). | |||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||
Geen wonder dan ook, dat de code-vertalingen in de Nederlandsche rechtspraktijk beter bekend waren, dan de Fransche codes. Dientengevolge zijn zij de bron geweest, waaruit de samen stellers der wetboeken van 1830, die, na herziening, de nationale wetboeken van 1838 geworden zijn, voor het opstellen van den Nederlandschen tekst ruimschoots hebben geput.
Enkele voorschriften der code-vertalingen werden ongewijzigd overgenomen, b.v. art. 1173 Wb. Napoleon (1291 B.), art. 1190 Wb. Nap. (1309 B.), art. 1602 Wb. Nap. (1509 B.), art. 2222 Wb. Nap. (1986 B.). Dit was echter zelden het geval. Doorgaans werd de tekst van 1811 in taalkundig opzicht verbeterd. Ten gevolge van een lichte verbetering kreeg de bepaling in de nationale wetgeving vaak een geheel ander voorkomen. Tot de licht gewijzigde bepalingen behooren artt. 345-349 van het Burgerlijk Wetboek van 1838, luidende a.v.: Art. 345,2. - De betrekking van bloedverwantschap wordt berekend door het getal der geboorten; elke geboorte wordt een graad genoemd. | |||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||
Boven gaven wij naast elkander de met art. 345-349 B. Wb. overeenstemmende bepalingen van het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het koninkrijk Holland, en van den door Mr. J. van der Linden vertaalden, ‘Code Napoléon’. Bij vergelijking blijkt, dat er tusschen de drie teksten, die van 1809, 1811 en 1838, geen noemenswaardig verschil bestaat, behalve dan de vervanging van generatiën door geboorten.
Verkeerde of min goede rechtswoorden der code-vertalingen werden in de nationale wetboeken door betere vervangen, b.v. erfvolging door erfopvolging, afstand der erfenis door verwerping, opkoming tegen het verstekvonnis door verzet, aanneming of opvatting der zaak door hervatting van het geding, afstemming (désaveu) door ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen, het afstaan van rechtszaken door afstand van instantie, opkoming van een derden persoon door verzet door derden, bedwang bij aantasting van persoon door lijfsdwang, onverwijlde en onvervankelijke voorziening door kort geding, boedelopschrijving door boedelbeschrijving, bevel van gijzeling door bevel van gevangenneming, aanduiding (indicie) van schuld door aanwijzing, enz. Vooral in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering werd tal van bewoordingen en woordkoppelingen der code-vertaling als slecht gekozen of slecht gevormd ter zijde gesteld.
Soms was de code-vertaling niet bruikbaar, omdat de Fransche rechtsinstelling zelve slechts na diepgaande wijziging in het Nederlandsch recht werd overgenomen. Daarom werd b.v. afwezigverklaring vervangen door verklaring van vermoedelijk overlijden, huwelijkscontract door huwelijksvoorwaarde, ongeëigende door onbeheerde nalatenschap.
Uitheemsche woorden, die nog in de code-vertalingen voorkwamen, moesten plaats maken voor goede Nederlandsche, b.v. oppositie tegen het huwelijk voor stuiting, accessie voor natrekking, beneficie van inventaris voor voorrecht van boedelbeschrijving, actie voor rechtsvordering, executeurs van uiterste willen voor uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, testateur voor erflater, solidair voor hoofdelijk, poenaliteit voor strafbeding, nul-verklaring voor nietigverklaring, evictie voor uitwinning, societeit voor maatschap, transactie voor dadingGa naar voetnoot(35), royeering | |||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||
eener inschrijving voor doorhaling, compagnieschap voor vennootschap, instructie bij geschrifte voor behandeling bij geschrifte, executie voor tenuitvoerlegging, civiele partij voor beleedigde partijGa naar voetnoot(36). Andere uitheemsche rechtswoorden gingen echter van de code-vertalingen in de wetgeving van 1838 over. En er werden zelfs verschillende vreemde rechtstermen in opgenomen, zooals reclame, incidenteele vordering, preparatoir vonnis, interlocutoir vonnis, request-civiel, cassatie, arrestant, gearresteerde, geëxecuteerde, waarvoor de vertalers van 1811 zuiver Nederlandsche uitdrukkingen gebruikt hadden. Waar de vertalingen van 1811 naast de Nederlandsche uitdrukking nog den vreemden rechtsterm vermeldden, werd deze laatste in de nationale wetboeken doorgaans weggelaten. Dit was het geval o.a. met servituten of erfdienstbaarheden, representatie of plaatsvervulling, collatie of inbreng, reductie of vermindering, conditioneele of voorwaardelijke verbintenis, cessie of boedelafstand, novatie of schuldvernieuwing, confusie of schuldvermenging, presumptie of vermoeden, mandataris of gemachtigde, fonds tot betaling of provisie, vrijwaring (garantie), getuigenverhoor (enqueste), verstek (default), het wraken of recuseeren, gewaarmerkt (geparafeerd), verwijzing of renvooi, tusschengeschil (incident). Blijkbaar was de Nederlandsche benaming tijdens de codificatie reeds zoozeer in het gebruik doorgedrongen, dat zij door ieder werd verstaan. Somtijds oordeelde de wetgever van 1838 het evenwel nog noodig, hetzelfde begrip in het Nederlandsch en het Fransch te herhalen, b.v. woonplaats of domicilie, compensatie of vergelijking van schuld, beding van straf of poenaliteit. Uit de code-vertalingen komen ook het Hoogduitsche ‘daarstellen’ en de eigenaardige verbuigingen ‘des overledenens’ en ‘des gedaagdens’, die aar ons medelid Dr. van Ginneken aanstoot gegeven hebbenGa naar voetnoot(37).
Dat de code-vertalingen de bronnen zijn, waaruit de wetgever van 1838 geput heeft, blijkt wel duidelijk hieruit, dat zelfs vergissingen, in deze vertalingen geslopen, in de nationale wetboeken zijn overgenomen. Ook voor de wetsuitlegging is dit feit van belang. | |||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||
In art. 930 b v. van het Wetboek Napoleon van Mr. J. van der Linden wordt ‘donataire’ bij vergissing door ‘donateur’ vertaald, wellicht een zetfout, en ‘aliénation’ door gift in plaats van vervreemding. Wij lezen nu in de verbeterde uitgave van 1823, dat de foutieve vertaling ‘donateur’ er door ‘gever’ vervangen werd, terwijl ‘gift’ onveranderd bleef. Op den Franschen tekst had de verbeteraar van 1823 dus geen acht geslagen! En beide vergissingen, gever voor ‘donataire’ en gift voor ‘aliénation’, komen thans nog voor in art. 976, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek van 1838Ga naar voetnoot(38).
Een ander voorbeeld: volgens art. 1359 C.c. kan de beslissende eed alleen worden opgedragen ‘sur un fait personnel à la partie, à laquelle on le défère’. De vertaling van 1811 en het Burgerlijk Wetboek, art. 1968, in navolging dezer vertaling hebben daarvan gemaakt: ‘een daad (zaak), welke persoonlijk verricht is’ door dengene, aan wiens eed de beslissing wordt overgelaten, alsof de beslissende eed niet kon worden afgelegd omtrent de daad, door een ander verricht, wanneer zij door dengene, die den eed aflegt, persoonlijk is waargenomen! Er kan echter geen sprake zijn van foutieve vertaling, telkens wanneer de tekst der wetboeken van 1838 van dien der codes afwijkt. Een afwijking, hoe licht ook, van den Franschen tekst is integendeel bijna altijd een aanwijzing, dat de Nederlandsche wetgever ook van den inhoud der Fransche wetsbepaling is afgeweken. Daarom is groote omzichtigheid geboden, wanneer de Belgische wetgever of wetsvertaler aansluiting zoekt bij de taal der Nederlandsche wetboeken. Immers, bij overneming eener in deze wetboeken voorkomende uitdrukking loopt hij gevaar, met den Nederlandschen tekst ook een stuk Nederlandsch recht in het Belgische binnen te halen. De code-vertalingen van 1811 hebben, en hiermede besluit ik deze lezing, de bouwstoffen geleverd, waaruit in het algemeen de taal der wetboeken van 1838 is gevormd, evenals in beginsel het Fransche code-recht aan den inhoud dezer wetboeken ten grondslag is gelegd. De nationale wetgever heeft evenwel deze bouwstoffen geschift, ook oudere bronnen geraadpleegd en door oordeelkundige verbeteringen de rechtstaal tot een hooger peil opgevoerd. Daarbij bedenke men dat het vertaalwerk van 1811 slechts enkele maanden, de codificatie van 1838 daarentegen 24 jaren geduurd heeft. | |||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||
Bijlagen.A. No 3. Utrecht, den 5en Augustus 1808. De Minister van Justitie en Politie.
Aan den Heere Mr Willem Bilderdijk.
Wel geboren Heer!
De respectieve Commissiën, belast met het vervaardigen eener nieuwe manier van procederen, en een plan van Organisatie voor het Justitiewezen in dit Koningrijk, het adapteren van den Code Napoleon van Holland, en het ontwerpen van een nieuw Crimineel Wetboek, hebben haren taak volbragt, en haren arbeid aan Zyne Majesteit overhandigd; - Zyne Majesteit heeft daarna verlangd, dat de Presidenten dier Commissiën gezamentlijk de drie ingeleverde ontwerpen zouden overzien, en in harmonie brengen, en ook dit is reeds verrigt; - maar Zyne Majesteit verlangt ook nu, natuurlyker wyze, in de gelegenheid gesteld te worden, om dit belangryk werk in de Fransche taal te kunnen lezen en beoordeelen, en heeft my gequalificeerd. U Wel Geb. uit Hare naam te verzoeken dezen taak op U te willen nemen. - Deze keuze van Onzen Koning levert een nieuw bewys op van Hoogsdeszelfs doorzigt; en toont, dat Zyne Majesteit Uwe bekwaamheden op de juiste waarde weet te schatten. Ik vleye my dus, Wel Geb. Heer! dat U Wel Geb.: zich deze keuze van Zyne Majesteit zal laten welgevallen, en eene taak op zich gelieve te nemen, waar voor in het Ryk niemand beter berekend is dan U Wel Geb., die eene grondige kennis der beide taalen zo gelukkig vereenigt met eene even zo grondige kennis van het onderwerp, waar van Zyne Majesteit eene getrouwe en letterlyke vertaling verlangt; terwyl Uwe vlyt en gemakkelyke wyze van werken alle hoop geeft, dat binnen den kortst mogelyken tyd aan het verlangen van den Koning zal worden voldaan. Het zal my aangenaam zyn, Wel Geb. Heer! uw antwoord hierop te ontvangen, en te vernemen, dat U Wel Geb. zich met de vertaling van dat werk wel zal willen chargeren; in welk geval ik U Wel Geb. dadelyk een exemplaar daarvan zal doen toekomen. Het zoude onnodig zyn, hier by te voegen, dat Zyner Majesteit even zeer Uwen hiertoe besteden vlyt zal weten te belonen, als Hoogst dezelve Uwe verdiensten heeft weten te appreciëren. Ik verzoeke U WelGeb. te willen aannemen de opregte verzekering myner zeer gedistingueerde hoogachting. Wel Geboren Heer!
| |||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||
1e Divisie } No 61. 2e Bureau } No 61. Utrecht, den 11 Augustus 1808. De Minister van Justitie en Politie.
Aan Den Heere Mr. Bilderdijk.
Wel Geboren Heer!
Ik make het my tot eenen aangenamen pligt Uw. Geb. mijnen hartelijken dank te betuigen, voor de bereidvaardigheid waarmede U Wel Geb. zich de keuze van Zijne Majesteit den koning tot het volvoeren van den zoo belangrijken taak heeft laten welgevallen, en het strekt mij tot een bijzonder genoegen, zulks aan den koning te kunnen melden, niet twijfelende of Zijne Majesteit zal ten hoogsten voldaan zijn over de bereidwilligheid welke U Wel Geb. in dezen onäangezien de zwakke en wankelende gezondheid welke U Wel Geb. ongelukkig en bij voortduring schijnt bij te blijven, betoond heeft om aan het zoo wél geplaatst vertrouwen van Hoogstgedachte zijne Majesteit te zullen beäntwoorden. Ik neme thans de vrijheid, Wel Geb. Heer, de in mijne vorige Missive bedoelde ontwerpen aan U Wel Geb. te doen toekomen, bestaande in de hiernevensgaande Drie boekdeelen, als het ontwerp van een Crimineel Wetboek, de Code Napoleon voor Holland geädapteerd, en het plan van organisatie van de Regterlijke magt en manier van Procederen, zoo als dezelve door de Commissie tot herziening van die wetboeken, aan Zijne Majesteit den Koning zijn aangeboden geworden. Ik voege nog hierbij, Wel Geb. Heer, mijne hartelijke wensch voor eene spoedige en volkomene herstelling van Uwe, in zooveele opzigten, dierbare gezondheid, en gebruike tevens deze gelegenheid om U Wel Geb. de verzekeringen van myne ongeveinsde Achting aan te bieden
De Minister voornoemd
|
|