Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament
(1700)–Anoniem Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament– AuteursrechtvrijOp de wijse: Als't begint.
NAdat men veel twist siet geresen
Om 't Avondtmael des Heeren jent,
En hoe sy bereydt moeten wesen,
Die ontfaen 't Broodts Sacrament:
Eenen klaer onderscheyt van desen
Hopen wy te maken bekent.
2. Christus met sijn vrienden eersame
Brack 't Broodt, ende sprack tot haer al:
Neemt en eet, dit is mijn Lichame
Dat gebroocken worden sal,
Tot mijn gedachtenis en Name,
Doet dit onder u-lien getal.
3. Desgelijcken nam hy voordachtigh
Den Kelck, met grooter danckbaerheydt,
Gaf dien sijn Discipels waerachtigh,
| |
[pagina 234]
| |
En heeft tot hen-lien geseydt:
Drinckt alle hier uyt eendrachtigh,
Geestigh daer toe zijnde bereydt.
4. Den Kelck, sprack hy voort, is bevonden
't Nieuwe Testament in mijn Bloedt,
Dat tot vergiffenis der zonden
Uytgestort, hier wesen moet,
Hier by mijnen doodt te verkonden,
Dit oock in mijn gedachte doet.
5. De woorden Iesu Christi puire,
Die eensdeels uytgesproocken zijn,
Van't Avondtmael, sijns Lijfs Figuire
Genut onder Broodt en Wijn;
Alleen elck nieuwe Creatuyre
Komt toe, dit Broodt-breecken divijn
6. Die herboren dan zijn hier neven,
Omgekeert als kinderen kleyn,
Geestigh verandert in een nieuw leven,
Ootmoedigh van herten reyn,
Broodt ende Wijn, dient dien gegeven
Als ledekens Christi gemeyn.
7. Dit Avondtmael van Broodt en Wijne,
Is een genieten geestelijck,
Des Lichaems en Bloedts Christi Divijne,
Als gemeynschap liefelijck,
Vereenigt in een Lijf te zijne,
Dit's Christi nutten feestelijck.
8. Broederlijck in de liefde vyerigh,
Een Geest, een Ziel, in All's accoort,
Een Broodt, een Lichaem goedertyerigh,
Onstraffelijck in werck en woort,
Te nutten des Lijfs Christi cierigh
Sulcke Lidtmaten toebehoort.
9. Maer die in boosheydt menichvuldigh,
Onweerdigh 't Avondtmael ontsaet,
Is aen 's Heeren vleesch en bloedt schuldigh,
Als doen de geveynsde quaedt;
Elck proeve hem hier in geduldigh,
| |
[pagina 235]
| |
Eer hy tot's Heeren Tafel gaet.
10. Want die als onweerdigh persone,
Hem tot des Heeren Tafel keert,
Hem selfs eet en drinckt hy te lone
't Oordeel, als gecondemneert;
Dus vriendekens Christi ydone,
U-lien hier wel toe prepareert.
11. Christus lichaemelijck in't wesen,
Willen veel hebben in dat broodt:
Daer Mattheus seght: hy is verresen,
En sit aen des Vaders schoot;
Deerlijck doolen sy dan in desen,
Daerom wilt vlien dees doolingh groot.
12. Niemandt stelle eenigh betrouwen
Op Broodt of Wijn materiael,
Want wat wy met oogen aenschouwen,
Het vergaet in't generael;
Geloovigh door des Geests bedouwen,
Blijft by des Heeren Avondtmael.
13. Laet u-lien geensins oock verdoven
Van die hem in wijsheydt verkloeckt,
Iae al quam een Engel van boven,
Die anders te leeren soeckt,
Dan wy; wilt hem doch niet gelooven,
Want hy (seght Paulus) zy vervloeckt.
14. Hier by, vrienden, voor 't concludeeren,
En gelooft alle Geesten niet:
Maer wiltse wel examineren,
Voor Babels tempeesten vliedt:
En als Lidtmaten des Heeren
U reyn tot deser Feeste biedt.
|
|