lezers mededeel, hetgeen een niet-numismaticus in dit werk belangrijk voorkwam, dan heb ik mij, meen ik, opperbest gekweten.
Welnu! eene zaak althans heb ik uit dit werk geleerd, na-namelijk dat men ook vroeger den regtsregel kende: kleine dieven worden gehangen en de groote laat men loopen, en dien regel getrouwelijk toepaste.
Men begreep namelijk in de 15e eeuw reeds even goed als nu, dat er bijna geen erger bedrijf was, dan vervalsching der gangbare munt, en in een plakkaat, door keizer Maximiliaan uitgevaardigd, leest men dan ook niets meer of minder dan:
‘'S il advenoit que les maistres particuliers des monnayes empirassent les dictz deniers d'or ou d'argent en poidz ou en aloy, ilz en seront puniz en corps et en biens selon le mesfaict. a scavoir qu'il sera baillé audict maistre un grain de remède pour son asseurement, en 's il prend deux grains de remède payera quatre grains d'amende au Roy; et s'il prend le troisième grain de remède en aloy dont les deniers soyent d'autant empirez se sera soubz la correction et punition de son corps par la justice du chauldron.’
Of, zooals nog in 1682, eene Belgische wet korter en duidelijker zeide: ‘Valsche munters moeten worden ghestraft ende gesoden in den ketel in siedende water en olie.’
En tegen welk slag van lieden, werden nu dergelijke verordeningen uitgevaardigd? Tegen landloopers, heidens en gaauwdieven, die achter haag en struik (haagmunten, eene figuurlijke benaming, gelijk spoedig blijken zal) hun handwerk dreven?
Och neen! het boek van prof. van der Chijs, bevat slechts adelijke, hoog adelijke namen, en bijna al die namen van groote heeren zijn tevens namen van valsche munters.
De een sloeg zijne munt, dat is de munt zijner heerlijkheid zóó, dat ze voor den niet naauwlettenden ontvanger volkomen geleek op die van een naburig grooter vorstendom; de andere maakte eenvoudig zulke munten na, maar allen zorgden ze er wel ter dege voor, dat ze van minder gehalte waren dan de nagemaakte en er dus een voordeeltje op zat. Merkwaardig zijn soms de looze vondsten, die men aanwendde om zijne munt op eene andere te doen gelijken, zonder dat die toch geheel dezelfde was, om zoo doende den arm der geregtigheid - die toen, vooral als het groote heeren goldt niet bijzonder sterk was - te ontkomen.
Van een en ander willen wij tot stichting van den lezer