Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1860
(1860)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Vrouwen der Hervorming, geschetst door Elisabeth Johanna Hasebroek. Twee deelen. Amsterdam, W.H. Kirberger, 1859. Postformaat 208 en 290 bladz. Prijs f 3,80.Indien de begaafde schrijfster met bovengenoemd werkje in het licht te zenden, bedoeld had iets nieuws te geven, of althans over oude, wèlbekende, zij het ook nog altoos niet genoeg gekende historische personen of feiten eenig meerder licht te verspreiden, zoodat haar boek als eene aanwinst zou moeten gelden onzer historische letterkunde, wij zouden ongetwijfeld als eerlijk, onpartijdig beoordeelaar verpligt zijn, beleefdelijk haar het ‘retro’ toe te roepen. - Nu echter de voorrede ons doet zien, dat hare bedoeling eene geheel andere, eene meer nederige en bescheidene is geweest; dat zij eeniglijk in het belang harer ‘medezusters’ en ‘met het oog op den tijd dien wij belevenGa naar voetnoot(*), het oude nogmaals in herinnering heeft willen brengen, het oud (?) geloof, de oude (?) hoop, de oude (?) liefde;’ nu haar werkje dus eigenlijk geheel van stichtelijken aard blijkt te zijn, en als zoodanig ook slechts wil beschouwd worden, wordt natuurlijk ons oordeel grootelijks gewijzigd en betuigen wij (afkeerig als wij anders zijn van de zoogenaamde ‘stichtelijke lectuur’ van den dag) gaarne onze ingenomenheid er mede. Is de inhoud ook niet altijd even belangrijk en wordt soms aan de vermelding van òver òverbekende feiten wel eens te veel plaats ingeruimd, over het geheel toch heeft de schrijfster proeven van smaak en oordeel gegeven en veel wetens- | |
[pagina 102]
| |
waardigs in de beide boekdeeltjes te zamen gebragt. Reeds de keuze en groepering van de onderscheidene heldinnen die zij ten tooneele voert, is gelukkig te noemen en verraadt een juisten helderen blik. Zoo overziet men de beweging des geestes in verschillende landen, en verkrijgt inzigt in de wijze waarop er niet slechts is geleden en gestreden voor, maar ook door Vrouwen grooten invloed geoefend op de groote zaak der Hervorming en welk een gewigtig aandeel deze niet zelden in den loop der gebeurtenissen hebben gehad. Tegen de opname van een paar slechts hebben wij eenige bedenking; vooreerst tegen kenau simons hasselaar, de dappere aanvoerster van het Haarlemsche vrouwenheir. Hoeveel eerbied wij ook voor deze heldhaftige Amazone koesteren (een eerbied die soms echter vrij wat afneemt, als men, gelijk b.v. maria van reigersbergen, in de Gids des vorigen jaars deze heldinnen wat meer van nabij leert kennen) zoo kunnen wij moeijelijk haar bedrijf in eenig verband brengen met de Hervorming. Dat zij een paar goede vuisten aan het lijf hebbende, zoo ijverig als zij maar kon op de Spanjaards klopte, was heel natuurlijk in haar geval - 't geschiedde louter uit zucht tot zelfbehoud en op hoop van de veege stad te redden. Onze tweede bedenking geldt anna boleyn, koningin van Engeland. Ook deze kan kwalijk met eene anna askew, eene johanna grey of margaretha van valois op één lijn worden gesteld, ja wij zouden haar zelfs onder de vrouwen, op welke de Hervorming roem draagt, noode eene plaats durven inruimen. Jufvrouw hasebroek weet van haren hervormingsijver dan ook niet veel meer te vertellen, dan dat zij ‘stichtelijke werkjes onder hare staatsdames uitdeelde,’ of er zich nu en dan ‘uit liet voorlezen,’ en dat zij ‘hemden en rokken voor de armen vervaardigde.’ Wel roept zij bij de vermelding hiervan pathetisch uit: ‘In het hart waarin diergelijke heilige (!) gewaarwordingen, vlammen des Heeren (!), branden, moeten de onreine bestanddeelen welhaast tot asch verteerd of althans gelouterd worden. Jezus zelf toch heeft eens gesproken: Niemand kan twee Heeren dienen,’ enz. Deel II, Blz. 114, 115; maar het behoeft haar niet gezegd te worden, hoe zulk eene uit zuivere welwillendheid gesproten onderstelling, door geen historisch gezag gestaafd, en met beroep op een verkeerdelijk bijgebragten tekst aangedrongen, de gevestigde meening aan- | |
[pagina 103]
| |
gaande anna boleyn vooreerst nog wel niet aan het wankelen zal brengen. Waardiger bekleeden, behalve de drie bovengemelde (anna askew, johanna grey en margaretha van valois) hier eene plaats charlotte van bourbon, prinses van Oranje, de trouwe en tedere gade van den grooten Zwijger, wier afsterven zoo diep betreurd werd, dat men gelijk hooft het op zijne kernachtige wijze uitdrukt, haar niet dan: ‘lanksaam’ vergat, benevens een vijftal min bekende martelaressen hier te lande, die voor de goede zaak bloed en leven hebben veil gehad, als wendelmoet klaas, lijsken dirks, johanna oguier, elisabeth van der kerk, weduwe van Adam van Diemen en claudine le vettre. Deze zijn allen reine, zuivere typen van den echten Protestantschen geest, die allen gewetensdwang verfoeijend, liever smaad, vervolging, ja het wreedste lijden zich getroost, dan aan de Waarheid, aan het Evangelie ontrouw te worden, of de regten des Geloofs prijs te geven voor het goed of de eer der wereld. Intusschen mogen wij, als wij dit kloek en heerlijk zusterental overzien (wie denkt bij de laatsten inzonderheid niet onwillekeurig aan het slot van Hebr. XI?) de aanmerking niet verzwijgen, die welligt ook reeds door meerderen gemaakt is, dat de inhoud van het boek zoo doende toch slechts ten deele beantwoordt aan wat de titel belooft en dat De Vrouwen der Hervorming eigenlijk eene min juist gekozen benaming is; - zelfs dat vrouwen der Hervorming is eene te vage, te algemeene uitdrukking, welker zin eerst helder wordt, als men de voorrede ingezien of het werk zelve gelezen heeft. Doch deze en andere kleine misstellingen en onnaauwkeurighedenGa naar voetnoot(*), in den arbeid eener vrouw vooral zoo ligt te | |
[pagina 104]
| |
vergeven, zien wij gaarne over het hoofd, om ons van harte te verblijden over het vele goede en degelijke, zij het ook niet altoos nieuwe, dat hier in waarheid ons wordt aangeboden. - Vooral, en dit is in een werk van dezen aard van groot gewigt, is de vorm, de wijze van inkleeding en voorstelling in hooge mate boeijend en wegslepend. Er ligt over de geheele teekening een waas van frischheid en nieuwheid gespreid, die oog en hart liefelijk aandoet. Men kan zien, de schrijfster is met haar onderwerp ingenomen, en behandelt het con amore. Hartelijke liefde voor christus, vurige bewondering voor haar geslacht, dat eens om Zijnentwille zooveel heeft doorstaan, en innige begeerte om, mogt het zijn, allen met diezelfde liefde en- geloofskracht op nieuw te vervullen, spreken tot ons op iedere bladzijde. Daarom is zij, ook zonder aan de zuivere eischen der kunst altijd en in alles te voldoen, meestal welsprekend. Zij weet de regte, juiste snaren in het menschelijk gemoed te treffen en bespeelt die eenvoudig doch met klem. Moge haar arbeid dan ruimschoots die vruchten dragen, die zij er zich van heeft voorgesteld. Gaarne bevelen wij dien aan, in de overtuiging dat het wel volslagen winter moet zijn in de zielen, die er niet vèle goede heiligende indrukken door ontvangen. De schrijfster had bij het opstellen van dit boekske voornamelijk het vrouwelijk Nederland op het oog. De uitgever heeft het zijne gedaan om den kring der lezers zooveel mogelijk uit te breiden. Immers druk, papier, en vooral de groote vriendelijke letter, ja geheel de keurig nette uitvoering hebben iets bijzonder aanlokkelijks en noodigen onwillekeurig tot lezen uit. Waarom - 't is maar een vraag - aan het slot niet een korte Epiloog? De overbreede inleiding had veilig wat kunnen worden ingekort. A. Nov. 1859. p.b. |
|