het werkje, hoe klein ook, eene belangrijke bijdrage mag heeten tot de kennis van het huiselijke leven in de gelukkige dagen onzer geschiedenis van het einde der zeventiende en 't begin der achttiende eeuw. Men wandelt als met den Schrijver in dien tijd door Haarlems straten; men ziet het doopmaal, later het bruiloftsfeest der verdienstelijke Dichteres elisabeth hoofman; en overtuigt zich van de oud-Hollandsche netheid, pracht en staatsie in kleeding en opschik. En daarvan, waarde lezer! maar vooral, lezeresse! moogt gij u verzekerd houden: geen strikje, geen enkel sieraad is er uit de verbeelding bijgevoegd; alles is met historische getrouwheid medegedeeld, en daartoe met volhardende vlijt in langdurig onderzoek van allerwege bijeenverzameld. Men zwerft ook met dezen gids door de lusthoven van Haarlems omstreken, en leert de aanzienlijke kooplieden dier dagen, en hunne genoegens, door dichtkunst veredeld, kennen en hoogachten, en ontmoet overal kortere of langere proeven van dichtkunst, niet alleen van de hoofdpersoon, maar van vele Dichters van dien tijd.
Tot nadere kennismaking met den stijl laten wij eene kleine proeve volgen uit het Hoofdstuk: De gevierde Bruid: ‘Hoezee! Trouwen en bruiloft houden! Ja, ja! Bruiloft houden! riep de geestige jan ten hoven, een echt Haarlemmer buisje, vrolijk uit, toen hij, als de laatst aangekomene, in den kring der gelukwenschers zijne plaats nam, en onder vele strijkaadjes het rijk gezegend paar naderde, om de gelukkigen te begroeten met een luimig klinkdicht; waarna hij met een effen gelaat en deftige gebaren de aanwezenden verzekerde:
Daar is in langen tijd geen Man en Wijf gepaard,
Van zoo gelijken slag, van zoo gelijken aard.’
Aangaande den staatsie-vollen togt van het jonge paar, van de kerk naar huis, gevolgd door eenen prachtigen sledestoet, leest men: ‘Onder de strooijonkers uit de achterbuurt, die met den grooten hoop van nieuwsgierigen voor het huis van de bruid bijeen waren, om den stoet en de statie van alle kanten te bekijken, was ook een zekere pieter langendijk, uit de Gierstraat. Deze een snuggere knaap van ruim 10 jaren, die als een sijmen kon rijmen, zeide toen bij zich zelven, terwijl hij rondglurende zijne handen wreef: