trekking tot de heiligmaking, zoo als de eerste van God komt, de laatste in den mensch werkt. En zoo, ofschoon hij zijne lezers overtuigt, dat het geene doodelijke lijdelijkheid is, gaat hij voort met de blijdschap in het werk des geloofs, en zijne zegepraal over de wereld te schilderen. Vervolgens bepaalt hij zich bij de waarde des geloofs, in den gebede en zoo als het zich onder het gehoor des Woords openbaart. Met juistheid meet hij de grootheid des geloofs af, dat van zich-zelven verzekerd is, en roemt het ten aanzien van de zegeningen des levens, en in zijne oefening onder droefenis. Eindelijk doet hij de kracht en de waarde des geloofs in betrekking tot den dood en den hemel uitkomen.
Men spreekt tegenwoordig veel en gaarne van Evangelisch: zoo iets, dan verdient dit werk dat epitheton. De inhoud is rijk, de vorm deftig en edel. Het boek van james verdient alle aanbeveling tot voorlezing in den huiselijken kring. Elk vertoog omvat een dertigtal bladzijden, en is dus niet te kort, ook niet te lang. Zoo zal men dertien avonden een genot hebben, dat na de lezing niet vervliegt, en zijn eigen belang bevorderen als men de lezing herhaalt.
De Heer james houdt het verstand bezig, zonder het af te matten; treft het gevoel, zonder het op te winden; werkt op de verbeelding, zonder haar te overspannen; grijpt het geweten aan, dat het zijne stem moet uitbrengen; en roept den geheelen mensch tot christus, gelijk de dageraad allen slaap verdrijft en de oogen voor het licht der zon ontsluit.
Wij zouden ons oordeel met onderscheidene proeven kunnen staven, maar kiezen slechts die welke ons bij het openslaan des boeks voor de hand komt. Als men, haar lezende, in de aanschouwelijke voorstelling des Schrijvers iets van zichzelven vindt, erkenne men of james niet menschkundig de pen voert.
‘Wij willen gindsche groep op haren teruggang (uit het gehoor der prediking) een oogenblik beluisteren. “Welk een welsprekend stuk!” roept de een uit. “En welk eene fraaije stem!” herhaalt de ander. “En welke bevallige gebaren!” zegt een derde. “Welk een genie, welk eene beeldspraak, en wat zeggingskracht! Welk een voortreffelijk verstandelijk onthaal! Hij is ontegenzeggelijk de eerste spreker van zijn tijd!”....