Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1854
(1854)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
nen en van buiten, van het hoofd tot de teenen - portretten ten voeten uit! Inderdaad, wij vreezen dat het portretten zijn - want, ja, er zijn zulke vrouwen. O, die ongelukkige pedanterie in sommige: hare correspondentie te willen uitgeven! - Mina en betzy! op uwe gewetens zal het branden, dat gij - zoo huiselijke vrouwtjes! - uwe zusters verleidt om de tapisserie- en stopnaald, de haak- en breipen, met de schrijfpen te verwisselen. Zijn 't geene portretten, dan toch zal de hand van menige vrouw aan 't kladden zijn gegaan, die er nooit aan gedacht zou hebben, als de heer hoek zijn talent van imiteren niet verspild had aan de nabootsing van soeperige vrouwenbrieven. Oorspronkelijk vrouwengeschrijf is uit den aard reeds onderhevig aan waterzucht,Ga naar voetnoot(*) en dáár nog eene návolging van! Het boek is kalm zeer kalm - niet hoogdravend - o volstrekt niet - gij kunt het aan het zenuwachtigste meisje cadeau maken; zij hoeft niet te weenen om het rampspoedig lot van betzy, niet te lagchen om de vreemde avonturen van mina; - 't is alles gelijksvloers: - gij vindt nergens verheffing, nergens beweging, nergens verrassing, en mina en betzy staan daar als een paar tuinbeelden aan den ingang van een laantje, dat regt op 't huis aanloopt. Bij elken nieuwen brief zegt gij: wacht, nu zal het komen! - Vergeefs; gij rekt uw geduld; gij legt u op, niet meer te geeuwen, en als gij eindelijk zuchtend de laatste bladzijde hebt mogen bereiken, dan zegt ge van ganscher harte: dat ge nog liever den ruwen, maar ongekunstelden omgang van een paar dames de la halle zoudt aanstaren, dan weder dien van zulk een paar beschaafde, over-zoetsappige vrouwtjes, die zoo met kracht en geweld aardigheden bijeen scharrelen, en zoo haar uiterste best doen om lief en nederig te zijn. De dominés vrouw is een model voor dominés vrouwen, een duifje zonder gal! Betzy is óók een engeltje - al is ze ongelukkig verliefd op een getrouwd man; waarover trouwens hare vriendin haar in het minnelijke ook een woordje zegt; maar o zoo zacht! vooral niet scherp! - En ondanks een heel klein, toch vriendelijk gehaspel, vindt mina de brieven van betzy, en betzy de | |
[pagina 44]
| |
brieven van mina, dol prettig - jammer voor ons, dat wij in die admiratie niet kunnen deelen: wij vinden ze, helaas, magtig vervelend, dikwijls beuzelachtig, en zelfs wel eens regt kinderachtig.... Maar - roepen ons de vriendinnen van het verhevene paar toe - vermetele Ref.! hoe durft gij mina en betzy zoo bar aanzien, die wij met open armen ontvangen hebben? - Wij begrijpen hoe dat laatste gekomen is: men heeft gemeend, en ook wij hebben gemeend, dat het boek een noodzakelijk vervolg op de Pastorie van Mastland zou zijn; maar de brieven van m. en b. zijn papier met letters gezwart, en de Schetsen van Mastland zijn tafereelen met levende wezens gestoffeerd. In het gebeuzel van m. en b. is gemaaktheid voor naïviteit, en platheid voor vrijen toon genomen. Wij missen er de spranken van geest in, die er ons meê zouden kunnen verzoenen, en vragen: of de Heer hoek de vrouwen dan tot eeuwig beuzelen veroordeelt? Is het niet genoeg, dat de kleinigheden der dagelijksche huiszorgen haar als in een maalstroom rondvoeren; en mag zij dan in het oogenblik van verpoozing en lectuur zich niet eventjes boven dat gelijkvloers verheffen? Moeten nog tot hare stichting alle wissewasjes voor haren geest gesteld worden, zelfs dan als men haar wat beters kan geven? - Wij bidden den Heer h. als hij weêr mina's en betzy's ontmoet - die in hare nederigheid durven zeggen, dat zij óók wel als bremer zullen schrijven, als zij de naald maar eerst in 't spek gestoken hebben - haar dan te vragen: of ze niet eerst nog wat slaapmutsen willen breijen; of wat naaiwerk willen afdoen voor Vlijtige en Eerlijke Armoede; of wat sokken leveren aan 't Rotterdamsche Zendelinghuis? Hij vereere haar, bidden wij hem, de Aglaja's, om die nog eens door te werken en te zien of daar niet eene wedergade van is te verzinnen, eer zij ons met een bundel brieven bestormen. Als alle keetjes en saartjes en koosjes en maria's op het voetspoor van mina en betzy hare brieven gaan uitgeven, moet men treurige faillissementen van de magazijnen van zephyrwol en vloszijde te gemoet zien. Wij weten overigens dat de Heer h. beter schrijft, als hij 't vrouwelijke maskeradepak afwerpt, en ontmoeten hem daarom liever in zijn eigen costuum dan gewikkeld in sjaals van zulke mina's en betzy's |
|