Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1842
(1842)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief van A. de Vries aan A.D. Schinkel, over Guichard's Notice sur le Speculum Humanae Salvationis, met drie Bijlagen tot staving der naauwkeurigheid van het verhaal van Junius wegens de uitvinding der Boekdrukkunst en ter wederlegging der meening, dat Coster Koster zou geweest zijn. 's Gravenhage, bij A.D. Schinkel. 1841. In gr. 8vo. XII en 144 bl. f 1-90.Het optreden van eenen vreemden kampvechter voor de eer van Mentz, en de daardoor wel niet gevolgde, maar zoo gaarne gewenschte verduistering van den roem van Haarlem in het uitvinden der Boekdrukkunst, gaf aanleiding, dat de Heer schinkel onlangs, bij het in 't licht geven van de beschrijving der Batavia van hadrianus junius, berustende in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, overgenomen uit de nagelatene papieren van Mr. gerard van lennep, den wensch uitte aan hen, voor wie hij deze beschrijving bestemd had,Ga naar voetnoot(*) dat er zich iemand mogt opdoen, om guichard's Notice sur le Speculum Humanae Salvationis eens krachtdadig te beantwoorden, en daardoor de aanvallen van dien Schrijver op de geloofwaardigheid van den achtingwaardigen Geschiedschrijver der Staten van Holland, hadrianus junius, met duchtige bewijzen te keer te gaan en te vernietigen. Inzonderheid rigtte hij zich met dezen wensch tot den Eerw. de vries, Leeraar der Doopsgezinden, te Haarlem. De Heer schinkel ontving van zijn Eerw., op zijnen wensch, | |
[pagina 29]
| |
een' zeer uitgebreiden brief, dien hij, om deszelfs belangrijkheid, gaarne in het licht zag, en besloot, om hiertoe den Heere de vries verlof te vragen. De Heer de vries gaf niet alleen gereedelijk zijne toestemming, maar breidde, de zaak meer en meer onderzoekende, den brief uit, en vermeerderde dien met eenige bijlagen, zoodat een en ander aanleiding gaf tot het verschijnen van het voor ons liggende werkje. Hetzelve heeft een tweeledig doel, eendeels om, zoo als reeds uit den titel kan worden opgemaakt, te dienen tot wederlegging van guichard's Notice, en anderdeels om den Lezer een zeer naauwkeurig overzigt te geven van den tegenwoordigen stand des geschils. Weinig dacht de Schrijver van de geleerde Verhandeling, de geloofwaardigheid van hadrianus junius gehandhaafd, geplaatst in het Geschied- en Letterkundig Mengelwerk van Mr. j. scheltema, VIden D. 1ste Stuk, dat het noodig zoude zijn, dat er een ander optrad, om de geloofwaardigheid van dat verhaal te staven; en wel tegen de aantijgingingen van eenen vreemden bestrijder; doch het doet Ref. genoegen, het werkje van den Eerw. de vries allen te kunnen aanbevelen, die eenig belang stellen in het geschil, en de eer van coster en Haarlem wenschen staande te houden; en ofschoon hij de Notice niet heeft gelezen, zoo maakt de Heer de vries het zijnen Lezeren gemakkelijk, door het gevoelen van guichard op te geven, dat dan voornamelijk op het in twijfel trekken van de geloofwaardigheid van het verhaal van junius nederkomt. De aanvallen op het werk van eenen man, die niet alleen door Nederlandsche, maar ook door vreemde Geleerden hooggeacht wordt, steunen op nietsbeteekenende bewijsgronden, worden door den Heer de vries meesterlijk wederlegd, en leveren tevens een doorslaand bewijs op van des Schrijvers diepe kennis van de Geschiedenis der Boekdrukkunst en derzelver uitvinding. Al de tegenwerpingen op guichard's Notice na te gaan, ligt buiten ons bestek; genoeg zij het, dat er, na de lezing van dezelve, wel geen twijfel meer zal overblijven, hoedanig men over de waarheid van die Notice te oordeelen hebbe. Het tweede doel van het werkje van den Heer de vries is, gelijk wij zeiden, om den Lezer een goed overzigt te geven van den tegenwoordigen stand des geschils, waaruit | |
[pagina 30]
| |
blijkt, dat hoe de zaak ook onderzocht is of wordt, met welke bewijzen de Duitschers ook schermen mogen, dezelve toch altijd nog ten voordeele van Haarlem zal uitvallen; en mogen zij voor hunnen guttenberg en andere vermeende uitvinders standbeelden oprigten en feesten vieren, om hunnen roem aan de nakomelingschap te verkondigen, Nederland bezit andere middelen en bewijzen voor deszelfs nationalen roem, en die middelen bestaan in de getuigenissen zoo wel van vaderlandsche als van vreemde geleerden, aan wier hoofd wij met alle regt junius mogen stellen, wiens Batavia tegen de aanvallen van eenen onkundigen en partijdigen beoordeelaar met zoo veel klem van redenen geregtvaardigd is. De geleerde Schrijver van dezen brief spreekt aan het einde van denzelve over het gevoelen van onpartijdige buitenlanders, die het geschilstuk van de uitvinding der Boekdrukkunst grondig hebben onderzocht, en geeft op, hoe deze over het verhaal van junius oordeelen; ten bewijze hiervoor aanvoerende de getuigenis van een Engelsch Schrijver, in een werkje, getiteld: thomas cogan, the narrative of junius, respecting the discovery of printing, critised. The Rhine, or a journey from Utrecht to Francfort. Wij vinden een uittreksel van hetzelve in de eerste Bijlage achter den Brief, en lezen in de vertaling, die de Heer de vries er op volgen laat, de navolgende merkwaardige plaats: ‘Het verhaal van junius heeft bij uitstek de verdienste van met een inwendig getuigenis van waarschijnlijkheid vergezeld te gaan. Er is misschien geen eene gewigtige uitvinding, welker eerste denkbeeld met opzet bedacht is;’ en verder: ‘Het eerste doel, dat laurens coster in het oog had, was enkel, zijne neven, al spelende, hunne letters te leeren. Hij kwam gelukkig op de gedachte, om stempels te maken van elke letter, en die op papier af te drukken; een denkbeeld, dat op zichzelf zeer natuurlijk is. Wij zijn nu verwonderd, dat de graveerkunst, die vele eeuwen in gebruik geweest is, niet heeft opgeleid tot de uitvinding van de drukpers. Misschien is de reden daarvan geweest, dat het voorwerp van de graveerkunst altijd eenig en eenvoudig is; het oogmerk is altijd geweest een afdruk te maken van eene enkele blijvende afbeelding; maar om de kinderen de letters van het alphabet te leeren, op de wijze als door laurens is voorgesteld, moest er natuurlijk eene opvolging zijn. Toen zijn alphabet | |
[pagina 31]
| |
eens volledig was, kunnen wij vooronderstellen, dat hij het op verschillende wijzen wilde schikken, om de kinderen te leeren, hoe zij verschillende woorden moesten spellen; en dus werd er eene reeks van denkbeelden, volmaakt overeenkomstig met den eersten inval, opgewekt, die natuurlijk tot de gewigtige ontdekking leidde. Het zetten van korte gebeden toont den zamenhang en overgang, als 't ware, tusschen het leeren spellen en lezen van deze kinderen en gewigtiger ondernemingen. De man, wien zulk eene betrekking eerst in de gedachten kwam, moet in staat geweest zijn tot de uitvinding. Het was niet ligter te vooronderstellen, dat laurens coster de man ware, dan dat een ander eene schrandere logen tot zijne eigene schande en tot eer van laurens coster zoude verzinnen.’ De tweede Bijlage bevat uittreksels uit de Notulen van de Staten van Holland over de aanstelling van junius tot Landsgeschiedschrijver en de daarop gevolgde inlevering zijner Batavia. Al deze uittreksels zijn hoogst belangrijk, en bewijzen, in welk groot aanzien junius stond; waaruit wij gerustelijk mogen besluiten, dat junius, in die betrekking, zulke onwaarheden niet zal geboekt hebben, als door guichard in zijne Notice worden opgegeven. De derde Bijlage, niet minder lezenswaardig, is over den naam coster en laurens janszoon coster's vermeende Kosterschap. Deze Bijlage bevat eene menigte van geschied-, oudheid- en wapenkundige onderzoekingen, welke allen op coster's naam, leven enz. betrekking hebben; en het geheel komt op de verdediging der stelling aan, dat coster geen Koster geweest is van de Groote Kerk te Haarlem, maar dat zijne familie in vroegeren tijd eene erfelijke Kosterij bezeten heeft, waarvan het dus wel denkelijk is, dat laurens janszoon coster zijnen naam ontleend heeft; tenzij wij niet aannemen, dat zijn naam van het geslacht coster afkomstig is. Uit deze opgave zal men kunnen bemerken, welk een schat van hoogst gewigtige zaken men hier voor de eer onzes Vaderlands en den roem van eene der heilrijkste uitvindingen aantreft. Bondig, te eenemale afdoende, is het nietige en onbeduidende van guichard's Notice uiteengezet en bewezen. Dank zij den Eerw. de vries voor zoo vele ophelderingen en mededeelingen! In eene verzameling van berigten, bescheiden en werken over coster en zijne uitvinding moet | |
[pagina 32]
| |
deze Brief niet gemist worden; en wij wenschen dus het net uitgevoerde stuk een ruim debiet toe, waaraan wij dan ook, om de belangrijkheid des onderwerps, niet twijfelen. |
|