Deze aanleiding maakt niet enkel nu, maar meermalen, het opgegeven onderwerp in den brief wel niet zeer aangenaam, maar toch hoogstnuttig. De 23ste Julij; de Bouwval, of de Ruïne van Brederode. Hier wordt tevens eenigzins veranderd medegedeeld een Dichtstukje, dat eens diende in den Belgischen Muzen-Almanak, maar dat zekerlijk niet, zoo als bl. 381 gemeld wordt, tot eene jaarlijksche (?) bijdrage diende. Het is de plaatsing ook in dit Dagboek wel waardig. De 25ste Augustus, het oproer in Brussel, in 1830, geeft aan de Schrijfster aanleiding tot een kort, maar hartig woord. ‘Deze dag, waarop het verachtelijkst oproer in het ondankbaar, in het door voorspoed verdarteld Brussel losbarstte, zal in de jaarboeken van ons vaderland vereeuwigd blijven, tot schande van een volk, dat, door het vereenigen van de domheid der middeleeuwen met eene door valsche wijsbegeerte benevelde verlichting, woeste losbandigheid, spotternij met eeden en godsdienstig gevoel, ja eene afschuwelijke, welvaart vermoordende wanorde deed geboren worden. Deze dag, zeg ik, blijft in de jaarboeken van ons vaderland tot schande van zulk een volk vereeuwigd, en geeft mij overvloedig stof, om mijne Vrouwelijke Landgenooten, waar dit noodig mogt zijn, te doen opmerken, hoe de Goddelijke Voorzienigheid, onder al de schijnbaar willekeurige woelingen der volken, haren heilbedoelenden invloed doet gevoelen.’
Moeijelijk, onmogelijk is het, van dit Dagboek een meer bepaald verslag te geven. De aard van het werk zelve staat ons even zeer hiertoe in den weg, als de schrijfwijze, welke moens gewoon is te volgen, en over welke zij zich (Iste D. Voorr. bl. V) dus uitlaat: ‘Ik ken maar al te wel mijne geneigdheid, om, bij het behandelen van een onderwerp, door de geringste aanleiding van hetzelve af te dwalen, en aan mijne gedachten den vrijen teugel te vieren.’ Rec. geeft dit niet op als gebrek. In een werk als het onderhavige, in hetwelk de Schrijfster (bl. VI) zegt, ‘dat zij vooral tot het vrouwelijk hart of gevoel verlangde te spreken, en, kon het zijn, in meer dan één opzigt aan hetzelve nuttig te wezen,’ is misschien deze schrijfwijze nuttiger, dan welke voor mannen geschikt is. Dit diene alleen te onzer regtvaardiging, dat wij ons van een gebijzonderd verslag onthouden, en in het algemeen over dit Dagboek ons gevoelen mededeelen.