Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijFragmenten uit eene reis naar Parijs, in 1814.
| |
[pagina 751]
| |
ker, en het was tevens waar, dat deze strekking der meeningen buiten allen verband stond met eer of beginselen, of liever in regtstreekschen strijd met beiden. Zij zouden zijne grootste gebreken toestemmen, en sommen daden op, door hem bedreven, om welke hij hunnen vloek verdiende; waarna zij er bij zouden voegen, - ‘O! maar hij was een groot man.’ Hunne genegenheden waren de zijne. Indien de Franschen immer standvastigheid betoond hebben, zoo was het ter gunste van buonaparte. Hij was blijkbaar best berekend voor hunne geneigdheden. Het is alles onzin, wat wij gehoord hebben van hun zuchten onder hem. Hij gaf hunner ijdelheid voorwerpen en belooningen: hij deed hun en anderen gelooven in de glorie der Fransche natie, - hij bragt hun schilderijen, hij bouwdehun paleizen, hij sprak met hen van bestemming, en Frankrijk, en Keizerrijk, alles in éénen adem. Dit is het stelsel van behandeling, welk verzekerd is te zullen slagen met het volk, waarvan ik schrijf; en door dit middel kan de volksgunst genoten worden, terwijl trouweloosheid, geweld en wreedheid de nationale eer en de kostbaarste openbare bezittingen ten gronde rigten. De Conscriptie werd in Frankrijk niet als zoo zwaar een last beschouwd, als wij gewoon waren, dezelve, met onze Engelsche begrippen, te beschouwen. In de eerste plaats mist de Franschman blijkbaar diepgaand huisselijk gevoel: een hevige uitval van smart, binnen weinige dagen opgevolgd door een' hevigen uitval van lagchen, is alles, wat men verwachten kan van een volk, welks huisselijke gesteldheid van dien aard is. Te huis is de eenige kweekster van het hart; en te huis is te Parijs in minachting. In de tweede plaats zijn de hebbelijkheden en uitzigten van dit volk militair: de ouders zijn gewoon geworden op de armee te zien, als biedende eene verzorging aan voor hunne zonen; en zij schenen mij toe, eer bedroefd dan verheugd te zijn, dat zij ze terugkregen. Het groote doel hunner pogingen was, nieuwe bestemmingen voor hen te verwerven, die hen wederom van hunne familiën zouden verwijderen.
Het is een begunstigde wensch der vaderlandsliefde in Engeland geweest, dat er geen onderscheid zou zijn tusschen den burger en soldaat: in Frankrijk is deze wensch verwe- | |
[pagina 752]
| |
zenlijkt, maar door middelen, en ten gevolge van omstandigheden, welke de vrienden der ware vrijheid niet wenschelijk kunnen achten. Zij wenschen, dat de soldaat gevoele en handele als de burger; maar, in het naburig Koningrijk, is de burger in den soldaat verloren; hij daalt af tot het loutere werktuig der overheersching, het wapen van wettelooze eerzucht. Elke opklimming van rang en onderscheiding van bezigheid zijn door de armee verzwolgen. De jongens op straat zijn, naar het voorkomen, jonge soldaten; de meeste knechts achterop de rijtuigen hebben kokardes en vederen op hunne hoeden. Wanneer gij in den bak van een' schouwburg plaats neemt, is ter eene zijde van u een bijzonder persoon in eene afgesleten groene buis, met loerende oogen, een zwart, smal aangezigt en zware wenkbraauwen, - en ter andere een officier in het blaauw, slordig en winderig, hebbende noch het uitzigt noch de manieren van een fatsoenlijk man. Het talloos tal van koffijhuizen en ordinarissen, welke alle dagen gepropt vol zijn, bevatten hetzelsde slag van personen, allen rondzwierende, werkeloos, ijdel, verloren, - onwetend, onverbeterlijk en zedeloos. In bijzondere gezelschappen is het even hetzelfde: in iederen cirkel is de groote meerderheid der mans óf op het oogenblik tot de armee behoorende, óf pas uit dezelve ontslagen. De wachten, in Parijs bestemd om bijstand te verleenen in geval van brand, zijn militaire wachten, die het werk onzer brandspuitgasten verrigten: corps de gards beantwoorden aan onze wachthuizen, en soldaten doen het werk onzer nachtwakers. De hoofdkwartieren van den staf vermeesteren het ontzag en de plaats der stadsregering. Soldaten spelen voor geregtsdienaars in de schouwburgen en op de straten der Fransche hoofdstad; soldaten hebben de wacht tot bewaring der orde in de huizen, waar zwaar gespeeld wordt: in het kort, Frankrijk is eene groote barak.
De invloed der vrouwen wordt, zonder de minste naauwgezetheid, te werk gesteld, bij elke gelegenheid, dat er voordeel met denzelven te doen is. Eene Engelsche dame, die eenigen tijd in Parijs was gevestigd geweest, werd op eenen morgen tamelijk vroeg bezocht door eene Parijsche vrouwelijke kennis. De laatste verzocht hare buitenlandsche | |
[pagina 753]
| |
vriendin, heden meer dan gewone oplettendheid te besteden aan de bezigheid van het toilet, en, zonder de reden van het verzoek te melden, ging zij heen, zeggende binnen het uur te zullen terugkomen. Zij deed het, brengende eene andere vrouw met zich. Mijne landsvrouw ging, op haar vereenigd verzoek, met haar uit in eene koets, en zij reden naar het Hotel van eenen Regter. De drie dames vertoonden zich voor dezen bestuurder der wetten; en eene der Parijsche dames leide hem, met groote vlugheid van ontvouwing, en op eene hartstogtelijke, treffende wijze, welke bedoelde onweerstaanbaar te zijn, de toedragt voor van een regtsgeval, waarin hare familie betrokken was, en dat hem in zijne ambtsbetrekking spoedig zou voorkomen. De twee bijzijnde vrouwen moesten het gewigt van den aanval vergrooten, en waren gekozen, omdat zij in het bezit waren van eene aanmerkelijke hoeveelheid persoonlijke bekoorlijkheden. Eene Gravin, wier echtgenoot en kinderen zeer verongelijkt waren door de revolutie, en wederom geleden hadden door de omverrewerping des bewinds van buonaparte, zeide op zekeren dag, terwijl ik te Parijs was, tegen eene Engelsche jonge dame, behoorende tot een deel bezoekers dezer hoofdstad: ‘Ach, hadden wij maar eene knappe Engelsche vrouw, om den Hertog van berry te gaan smeeken, onze zoon ware zeker van een' post!’ Deze sollicitérende vrouwen laten zich niet ligt afwijzen. Terstond niet slagende, herhalen zij hare aanzoeken, dag op dag; zij zullen geene weigering aannemen; bekoorlijkheden, tranen, toevallen op de zenuwen, flaauwten zelfs worden, indien noodig, te werk gesteld, - en geringe vernedering van karakter wordt geacht ondergaan te zijn, welke ook de prijs zijn moge, voor de verwerving van het verlangde betaald.
Hoe weinig waarde men met grond moge stellen op het zedelijk karakter der Fransche vrouwen, zij schijnen echter op de meeste mans eenen betooverenden invloed uit te oefenen. - Een oud Fransch geestelijke, die vele jaren als uitgewekene in Engeland verkeerd had, keerde, bij de herstelling der bourbons, naar Parijs terug, om een kort bezoek bij een of twee hooggeschatte vrienden af te leggen. Hij voedde de afschuwelijkste begrippen van de plaats; - | |
[pagina 754]
| |
de mannen, zeide hij, waren zelfs nog ontaard sedert den tijd der revolutie, - zij waren duivels geworden, - alles was in erger verkeerd; - maar op het einde van iedere uitspraak van scherpe veroordeeling werd altijd eene exceptie gemaakt, in deze woorden: Mais les femmes, - ah, il faut avouer qu'elles sont très séduisantes.
Een gevolg van alles is, dat, te midden der algemeene losbandigheid, de grove trekken der onzedelijkheid (in Frankrijk) niet zeer dikwijls worden gezien. Eene vrouw, die in Engeland afgaat van het punt van eer harer kunne, weet, dat zij een' onvergeeflijken mispas begaan heeft, en de ruwheid der bedorvenheid vloeit uit de bewustheid zelve voort der grootte van de misdaad. Maar in Frankrijk is het geheel anders. Een vrouwspersoon daar, die overspel bedreven heeft, beschouwt haarzelve, en wordt door anderen beschouwd, als niet schuldiger, dan of zij een welnig te verkwistend was, of te zeer gehecht aan het spel, of al te uithuizig. Hare ziel gevoelt daarom geringe, zoo eenige, aandoening, ten gevolge der schending van haren persoon: het is maar weinig, of liever geheel niets, erger, dan voorheen. Men moet bekennen, dat dit een betere staat der geneigdheid en des gevoels is, dan gemeenlijk gepaard gaat met minachting voor kuischheid in Engeland; maar hoe onwaardig is het, als de algemeene muntslag van het vrouwelijk hart! En is het niet eindeloos beter, voorbeelden van grove bedorvenheid te ontmoeten, als walgelijke uitzonderingen op de algemeene zuiverheid, dan nergens zuiverheid te vinden, en overal eene ongebondenheid, die de deUgd bespot en vernedert, door de houding van welvoegelijkheid aan te nemen?
‘Zie dit uitnemend staal van luchtige bouworde!’ zeide een Franschman te Versailles. ‘Die zuilengang bestaat uit kolommen, elk een volkomen stuk van Languedoksch marmer. Het is een trotsch paleis.’ ‘Het is zeer fraai; - wie bouwde het, en tot wat oogmerk?’ ‘'t Is het groot Trianon, gesticht door lodewijk den grooten, voor zijne matres, Madame de maintenon.’ | |
[pagina 755]
| |
‘Dus bouwde hij dit paleis voor zijne matres, onder de ramen van het nationaal paleis van Versailles, waar hij zijn verblijf had als de bewaarder van zedelijkheid en orde?’ ‘Ja,’ hernam de Franschman, - ‘hij was een groot Vorst: hij moedigde de kunsten aan. Ginds, op eenen kleinen afstand, is klein Trianon.’ ‘En voor wien werd dat gebouwd?’ ‘Voor de matres van lodewijk den XIV, Madame de pompadour. Daarin zult gij de kamer zien, waar de Monarch de kinderpokken kreeg, die zijnen dood veroorzaakten, van een jong meisje, waarbij hij slapen wilde, niettegenstaande de voorzigtige bedenkingen van Madame du barri, eene andere zijner matressen, - zij, die naderhand onthoofd werd door de Revolutionairen.’ Wij traden groot Trianon binnen. - ‘Welk eene schoone magdalena is dat?’ ‘o, Dat is een le brun. Frankrijk is het land voor de kunsten, - en lodewijk de groote begunstigde alles, wat verfijning over de wereld verbreidde. Madame la valliere, des Konings matres, is door den schilder afgebeeld als magdalena. Zijne Majesteit en zij zijn overeengekomen om te scheiden, - zij is op het punt van zich toe te wijden aan den Godsdienst, - het geheele hof was tegenwoordig bij de plegtigheid harer aanvaarding van den sluijer.’ ‘Het geheele hof?’ ‘Ja; de dames van het hof achtten zich zeer vereerd door de kennis, welke Madame la valliere van haar wel wilde nemen, - want zelfs de Koningin bewees haar oplettendheid.’ ‘En, eilieve, welke keurige groep van beeldhouwwerk is dat ginds in den tuin?’ ‘Ah! Frankrijk is het land voor de kunsten, en lodewijk de groote was de Monarch om ze aan te moedigen. Dat is het meesterstuk van gerardon. De Monarch is daar afgebeeld als apollo.’ ‘Inderdaad! en hij is omringd door de Deugden, zie ik.’ ‘Vergeef mij, Mijnheer! - deze vrouwelijke gedaanten zijn des Konings matressen.’ Hier moge de zamenspraak eindigen; het is genoeg om een denkbeeld te geven van het staatkundig en zedelijk stelsel, waaronder Frankrijk zijne sieraden verkregen heeft. Onder | |
[pagina 756]
| |
hetzelve is het gekarakteriseerd geworden door eene noodlottige losheid van beginselen, welker bron ligt in het despotismus en de zedeloosheid van deszelfs vroegere Gouvernementen, - en welker uitwerkselen thans zijn, dat geen gezag onder hen kan gezegd worden gevestigd te zijn, - dat hunne regeerders geene zekerheid vinden in de genegenheden of de eer der genen, die hun trouwe zweren, - dat het vandaag de Adelaar is, morgen de Lelie, en, waarschijnlijk, (NB. dit werd geschreven kort vóór den inval van napoleon) des daags daarna wederom de Adelaar!
Eene woedende en tierende bende moordenaren, mans en vrouwen, (ten tijde der revolutie in Frankrijk) zwaaiden hunne pieken tot de vernieling van het huis en huisgezin van eenen Aristocraat, die zelf ontsnapt was aan hunne woede. Een beroep op beginsels en gevoel kwam in zulken tijd en bij zulke wezens niet in aanmerking; maar eene onzedelijke spotternij gaf het regte middel aan de hand. ‘Waarom dit huis omverhalen?’ riep de voorspraak, op een' stoel geklommen - ‘het is dat van zijnen huisheer! Waarom zijne vrouw vermoorden? - zij is die van het publiek! Waarom zijne kinderen ombrengen? - zij behooren waarschijnlijk aan sommigen uwer!’ - Een schaterend gelach borst uit bij de bende der Razernijen, en de zondige spotternij toonde zich bij deze gelegenheid eene beschutting der onschuld.
De straten van Parijs schijnen mij toe, niet zoo vele vertooningen aan te bieden van ellende en ruwe ongelegenheid als die van Londen. Het vechten van menschelijke wezens en de dronkenschap zijn zaken, die men zelden ziet. De gemeene handelwijze van geweldig kastijden der kinderen, zoo gewoon in Engeland onder het laagste en woeste gepeupel, - veroorzakende, dat onze ooren bestormd worden met huilen en schelden, wanneer wij de gemeene buurten onzer groote steden bezoeken, - is in Frankrijk niet gewoon. Somtijds hoort men twisten; maar in het algemeen ligt een zigtbare zweem van hoffelijkheid over de geheele oppervlakte der zamenleving, tot aan de nederigste uitersten. De bedelaars zijn talrijk; maar zij schijnen niet in het harte aangedaan door de- | |
[pagina 757]
| |
zen nood. De begaafdheden bloeijen in het land, waarvan ik schrijf, op dezelfde wijze als het klimop groeit, - langs muren, langs den grond, of, in het kort, onder elke omstandigheid. - Charité, Monsieur Goddam! s'il vous plait, zeide een Fransche bedelaar tot een Engelschman, met een gelaat, dat toonde, dat hij enkel bedoelde dringend te zijn, en niet wist, dat dit woord hier kon opgevat worden als eene beleediging. De bedelkinderen vragen om eene sou, ‘en pitié de ma misère,’ - en dan tuimelen zij over hals en hoofd. Een van dezelven, even twaalf jaar oud, eene kleinigheid van eenige Engelschen ontvangen hebbende, verzocht de eer te mogen hebben om een liedje voor hen te zingen. Hij zong, in een' zeer fraaijen stijl en met al de naïviteit van zijne natie, twee coupletten, waarvan de voorname inhoud was, dat de mannen eerzuchtig, verzot op den krijg enz. enz. waren, maar de dames zacht, bekoorlijk en vol gevoel en liefde. Hij zong met eene onbeschrijfelijke uitdrukking den regel: ‘O, les femmes! les femmes! Elles sont delicieuses!’ Eenige meisjes, daar voorbij wandelende, wierpen hem eene of andere kleinigheid in het gezigt; op het oogenblik smeedde hij een extempore op het geval: wanneer vrouwen slechte streken op straat begingen - O, ces femmes! ces femmes! sont des diables!
Talma, de acteur, was een groot gunsteling van buonaparte, en werd dikwijls geroepen om stukken aan het Keizerlijk hof voor te lezen, vóór zij ten tooneele gevoerd werden. Korten tijd vóór de echtscheiding, koos hij een stuk, uit het Engelsch vertaald, waarin de scheiding van een gehuwd paar het voornaamste geval is. Niemand van de hovelingen wist destijds, wat er gaande was. De Keizerin josephine werd opgemerkt zeer veel te schreijen; en buonaparte, na eene poos tijds ongeduldig geluisterd te hebben, stond op en sloot de deur, welke uitkwam in het buitenvertrek, waar het gezelschap zat, dat dus, tot aller uiterste verbazing, belet werd te hooren. Het geheele stuk werd echter gelezen, en, toen het ten einde was, verbood de Keizer de openbare vertooning. | |
[pagina 758]
| |
Een Parijzenaar, die een kuiken tot zijn deel gekregen had van het vleesch, bij de krooning van buonaparte uitgedeeld, hield het met eene houding van opgetogenheid in de hoogte, al voortgaande langs de straat roepende: ‘Leve de Keizer! wat is hij malsch!’
Toen de Fransche dames den eersten dag voor het licht kwamen met hare hoofden als omgekeerde kegels (of suikerbrooden), en in de wanstaltige gedaante der Chinesche vrouwen, waren zij volkomen gereed, om luide en onbeschaamd te lagchen over elk voorbeeld van toenadering tot den Griekschen smaak in kleeding, gelijk die nog gezien en bewonderd werd in hunne Muzeums, alsof zij sedert jaren aan de nieuwe mode gewend waren, en geen' anderen stempel van elegantie erkenden. De bezending van Parijsche vrouwen, die de Hertogin van angouleme bij hare aankomst uit Engeland ontvingen, borsten eerst uit in tranen op de gedachte aan hare ongelukken, en schoten toen in een' lach over haren kleinen hoed. - Mon Dieu, quelle figure! heb ik haar hooren uitroepen, van onder de bedekking harer hoofddeksels, rigtende hare uitroeping tegen eene bekoorlijke Engelsche vrouw, haar voorbijwandelende met eene vrije eenvoudigheid van gang en eene bevallige geschiktheid van haren tooi naar haren vorm. Ondertusschen vertoonen de fraaije uithangborden voor hunne winkels, en de schilderijen, welke zij voorgeven te bewonderen in de Louvre, hun dezelfde kleeding, welke zij in hunne gasten bespotten.
De Parijzenaars worden nu niet langer gevoed met de complimenten, waarmede buonaparte hunne eerzucht en ijdelheid kittelde, als bewoners van de hoofdstad der Groote Natie, ja (bijaldien la grande pensée, gelijk zij het noemen, ware verwezenlijkt geworden) der gansche beschaafde wereld. De hoofdstad der wereld! Welke meerderheid Parijs immer moge ontleenen van het bezit der voorname werken van beeldhouw en schilderkunst, of van de grootsche uitgebreidheid van eenige harer gebouwen, luttel roems kan op de ingezetenen afdalen. Toen zij hunne eigene ketenen deden ramme- | |
[pagina 759]
| |
len over de hoofden der naburige natiën, en dezelve dreigden met eene slavernij, welke zijzelve den moed niet hadden om af te schudden, vervoerde hen hunne verwaandheid om te gelooven, dat zij de beste voorbeelden van het menschelijk geslacht waren. Maar de geschiedenis van geen volk heeft immer een voorbeeld opgeleverd van verlaging, zoo diep als dat, herwelk ik nu ga vermelden. Te Rouaan en Parijs viel mijn oog op de kleeding van eenige Fransche Heeren, broeken dragende van eene ligt puce kleur, en, daar vele koetsiers in laatstgemelde stad desgelijks van die kleur voorzien waren, drong mij derzelver zonderlingheid, den naam dier kleur meer dan eens te onderzoeken; en altijd ontving ik hetzelfde antwoord, - het was: la couleur de la c - a du Roi de Rome. Deze was de kleur der fatsoenlijke klasse, en werd openlijk en algemeen verkocht onder die benaming! ... |
|