ken en de de uitwerkingen, die afhangen van zekere oorzaaken, die aan verandering onderworpen zyn, en de verscheidenheden der Verschynzelen moeten tot dezelve gebragt worden of, indien dit niet geschieden kan, ten minsten die, ter welker opzigte men de overeenkomst der uitwerkingen waarneemt, en die moeten onderscheiden worden van anderen, in welken men verschil waarneemt. - De omstandigheden, die voornaamentlyk ter zaake doen, moeten van de andere zorgvuldig afgescheiden worden; en vooral moeten de werkingen der oorzaaken, onafhangelyk, zo veel mogelyk is, van de waarneemingen voorgesteld, en dan met dezelve vergeleeken worden. - De omstandigheden, die niet tot de zaak
doen, en 'er echter niet konnen van afgescheiden worden, moet men bepaalen, en tevens vaststellen, in hoe verre de werkingen der oorzaaken, door zamenvoeging, veranderen. En wanneer men verscheiden uitwerkingen tot verscheiden oorzaaken brengt, moet men, zo dikwils als het mogelyk is, op derzelver hoeveelheid agt geeven.’
Benevens deeze Prysverhandelingen deelt men ons hier mede een Onderzoek van den Eerwaarden L. Meyer, nopens het zedelyk lot der Kinderen na dit leeven. Zyn Eerwaarde heeft goedgevonden, dit stuk, dat op zich zelve een duidelyk gunstig voorkomen heeft, doch door deeze en geene Godgeleerde Leerstellingen als in duisternissen omzwagteld is, zo uitvoerig behandeld, dat men waarlyk vry wat gedulds noodig hebbe, om alles in behoorlyke opmerking te neemen. Vooraf gaat hy na, de verschillende gedagten der Christen - Godgeleerden deswegens, van de vroegste dagen af tot op den tegenwoordigen tyd, vervolgens ontvouwt hy ons het gevoelen, dat hem het waarschynlykst voorkomt, met aanwyzing der gronden, op welken het, zyns oordeels, gevestigd kan worden: en ten laatste, de gevoelens van anderen met bescheidenheid beoordeeld hebbende, lost hy de zwaarighe-heden op, die tegen zyne denkwyze in deezen bygebragt zouden kunnen worden. - Het gevoelen, waarvoor zyn Eerwaarde zich meest genegen verklaart, is dat van hun, die gunstige gedagten voeden, nopens het toekomend zalig lot der vroeggestorven kinderen, die, in den tyd hunner onnoozelheid, voor het verkreegen gebruik der Rede, overleeden zyn: en dat wel, zonder onderscheid uit hoedanige Ouderen, 't zy geloovige of ongeloovige, zy voortgesprooten zyn. De Eerwaarde Meyer doet, in de behan-