Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVervolg der Proefneemingen met konstige Lugtbollen. In 't Fransch beschreeven en verzameld door den Heer Faujas de Saint-Fond. In 't Nederduitsch vertaald, en met eenige Aantekeningen verrykt, door den Heer M. Houttuyn Med. Dr. Lid van de Hollandsche en Zeeuwsche Maatschappyen der Weetenschappen enz. Te Amsterdam, by J. v.d. Burg en Zoon, 1784. Behalven de Voorrede en den Inhoud, 230 bladz. in gr. octavo.Als een Vervolg van 't voorige, waarvan wy reeds gewag gemaakt hebbenGa naar voetnoot(*), behelst dit Stuk een berigt van de laatere Proefneemingen met konstige Lugtbollen; 't welk, even als dat der voorgemelden, gepaard is met nevensgaande aanmerkingen over derzelver bereiding, bestuuring en 't geen verder nopens dit Stuk overweeging vordert; waar door deeze berigten van des te meer nuttigheid zyn. ----- Om 'er eene byzonderheid uit mede te deelen zullen wy, daar de bestuuring der Lugtbollen thans bovenal in opmerking komt, ons bepaalen tot de opgave van 't geen de Heer Graaf de Milly deswegens aan de Koninglyke Akademie der Weetenschappen voorgedraagen heeft. ‘Sommigen, zegt hy, willen 'er Zeilen hebben aangeslagen, anderen Wieken aangevoegd als die der Vogelen, of Vinnen gelyk der Visschen, daar aan gehecht. Deeze drie Middelen zal ik agter elkander onderzoeken, ten einde een voldoend Besluit daaruit op te maaken. De Scheepvaart in de Lugt verschilt van de Zeevaart in een weezenlyk punt. In de Zeevaart zwemmen de Vaartuigen in een Vloeistof die ze draagt, en verheffen zig in een andere, die agthonderdmaal ligter is of dunner; 't welk gelegenheid tot het gebruiken van Zeilen geeft. Door vergrooting der Oppervlakte geeft men meer kragt aan de | |
[pagina 22]
| |
aandryvende Vloeistof, en in de andere, die tegenstand biedt, wordt dezelve door de figuur van 't Vaartuig, zo veel doenlyk is, verminderd. Maar in de Lugtvaart kunnen deeze middelen geen plaats hebben, om dat het Lighaam, 't welk men voorthespen wil, niet boven dryft, maar ingedompeld blyft in de Vloeistof, welke het zelve draagt; even als een Vaartuig, dat onder Water dreef, en door een Stroom voortgesleept werde. In deezen toestand zouden alle Zeilen niet alleen nutteloos, maar zelfs nadeelig worden, als meer vat geevende aan 't vermogen van den Stroom, en, boven het middelpunt der zwaarte van het Vaartuig verheven zynde, zouden zy het zelve doen wankelen. In een stille Zee zou hunne uitwerking volstrekt nul zyn, en niets dan het Vaartuig overlasten. De Lugtbol komt in dit Geval, en derhalven kunnen geen Zeilen daar aan eenig nut toebrengenGa naar voetnoot(*). Wat de Vlugt der Vogelen aangaat en het zwemmen der Visschen, zal het maakzel der eersten aan de Natuurkundigen genoegzaam doen blyken, dat men by hun, tot zekeren trap, de Modellen niet zoeken moet om de Lugtbollen te bestuuren. Want de snelheid van de beweeging der Wieken in de Vogelen is bykans onnavolgbaar, en zou niet toepasselyk zyn op de Lugtbollen, als geen genoegzaame stevigheid hebbende, tot de noodige poogingen, om een zo snelle beweeging voort te brengen. Wat de Visschen belangt; hunne Zwemvinnen, en vooral de plaatzing en beweeging hunner Staarten, schynen de bekwaamste Middelen tot bestuuring der Aërostatische Machine aan te bieden. De Zwemvinnen zyn kort, breed en een weinig schuins geplaatst; de Staartvin, Loodregt staande, vervult den dienst van Roer, en men ziet genoegzaam, dat dezelve ten modelle gediend hebbe, in de Zeevaart, voor het Roer der SchepenGa naar voetnoot(†). De Zwemvinnen schynen ook het | |
[pagina 23]
| |
voorbeeld geweest te zyn van Riemen, en ik denk, dat deeze de beste en voornaamste Middelen zyn, welke men in de Lugtvaart gebruiken kan. De Visschen hebben een voordeel van hunne Zwaarte naar believen te kunnen verminderen of vermeerderen, door hun Lugtblaasje uit te spannen, of toe te knypen. Dit zelfde heeft ook eenigermaate plaats in de Lugtbollen door Vuur, en in die, met ligter stoffen dan de gewoone Lugt gevuld, is men wel door uitlaating van de Middelen tot nederdaaling meester, maar niet om de verlooren Lugt te herstellen, en dus weder op te stygen. Wanneer men acht geeft, hoe gemakkelyk het logge Lighaam der Vogelen, door den slag der Wieken, naar boven wordt gevoerd, zo wordt het denkbeeld niet vreemd, dat men door middel der Riemen, mids den Slag nederwaarts richtende, ook wel den Lugtbol zou kunnen doen opstygen, zo wel, als door den Slag opwaarts te richten, nederdaalen. Ondertusschen zou men, tot een goeden uitslag, in de tegenstrydige beweeging de Riemen op zyn kant moeten houden, dat de Ondervinding met een weinig Oefening ligt zou onderrichten. Tot de Horizontaale beweeging schynt het my blykbaar, dat de Riemen alleen genoeg zyn. Men kan die maaken van Taf, van Papier en Pergament. Men moet den voorrang geeven aan de ligtste en tevens stevigste Stoffe: ik denk, dat gevernist of gewascht Taf bekwaamst zou zyn. Men moet niet denken, dat deeze Riemen eene bystere grootte behoeven; want een Lighaam, dat in volkomen Evenwigt dryft in de Lugt, zal door de minste pooging in beweeging gebragt en werwaards men wil gevoerd worden; zo maar de Winden, welke in de Lugtvaart even 't zelfde zyn als de Stroomen in de Zeevaart, niet regtstreeks tegenstrydig vallen. Op het ergste zal men in de Lugtvaart altoos halver Wind kunnen vaaren, en misschien zullen de Lugtroeijers, door langduurige oefening, wel de bekwaamheid verkrygen, om scherper voort te gaan, by den Wind. De figuur en langte der Riemen zal de ondervinding en 't gebruik moeten bepaalen. Ik denk, dit afwagtende, dat men in 't eerst Riemen beproeven moet van gewaschte of geverniste Taf van eene Raamachtige figuur, van 18 | |
[pagina 24]
| |
Duimen middellyn op 30 Duimen langte, zonder het Handvatzel daar onder te begrypen, 't welk 3 Voeten of daaromtrent lang kan zyn. Het Roer moet ook zyn van Taf, 30 Duimen breed en 4 of 5 voeten hoog; maar men begrypt ligt, dat het zelve, naar de grootte van de Machine, kleiner gemaakt moet worden of grooter. De voordeeligste manier, zo ik my verbeelde, tot bestuuring deezer Werktuigen, zou zyn, den Lugtbol te plaatzen in 't midden van eene Cirkelronde Gaandery, welke alleenlyk dienen zou voor de Roeijers en den Stuurman. Laager, beneden den Lugtbol, zou men een Vaartuig hangen voor de Reizigers en hunne Goederen, 't welk tevens tot Ballast dienen zou voor de Gaandery, om die in de horizontaale plaatzing te houden, en het wankelen te beletten. Ligt begrypt men, dat, wanneer de Lugtbol in 't midden van de Gaandery vastgemaakt ware, de speeling der Riemen veel meer uitwerking zou hebben, en naar alle kanten met meer gemak, zo wel in de horizontaale als verticaale beweegingen, geschieden. Men zou den Lugtbol in 't midden van de Gaandery kunnen ophangen, door middel van een Net, op de wyze der Heeren charles en robert. De Wagen of het Vaartuig kon op de gewoone manier, maar op een behoorlyken afstand, gehangen worden, en voor 't overige zullen bekwaamer Werktuigkundigen, dan ik, nog wel andere Middelen uitdenken, om deeze Uitvinding te volmaaken, indien men dezelve zulks waardig keurt. De Visschen, waarvan ik reeds gesproken heb, verdienen in dit opzigt zo veel te meer opmerking, om dat zy, niettegenstaande de Vloeistof, welke zy bewoonen, zo veel meer tegenstand biedt, zig nogthans met zulk een snelheid daar door beweegen. Hunne Zwemvinnen zyn zeer klein ten opzigt van hunne grootte, en niettemin weeten zy daarvan gebruik te maaken, om voort te komen met eene verwonderlyke vlugheidGa naar voetnoot(*). Wy neemen ze dan tot een voorbeeld van de aanvoeging der Riemen, en onder hun is geene, die meer overeenkomst met de | |
[pagina 25]
| |
Lugtbollen heeft, dan de Egelvisch, wiens byna Klootrond Lighaam de Vinnetjes in 't voorste aangevoegd heeft, daar dezelve in de langwerpige Visschen, gelyk byna alle anderen zyn, veel agterlyker staan; waarvan de reden ligt is te begrypenGa naar voetnoot(*). Uit de Figuur van deezen Visch besluit ik, dat de Gaandery rondom den Bol geplaatst moet worden, en wat de langte zo wel als de plaatzing der Riemen aangaat, dezelven zou men ligt in evenredigheid van deszelfs Vinnen kunnen berekenen. Ik weet wel dat 'er Menschen zyn, die eene volstrekte onmooglykheid stellen in het beweegen der Lugtbollen op eene willekeurige manier. Zy grondvesten hun Gevoelen op den tegenstand der Vloeistoffe, welke men moet verplaatzen, die zy achten onverwinnelyk te zyn, zonder eene aanmerkelyke kragt, te groot om in de Lugt-Machinen te gebruiken. Die tegenstand, niettemin, is in de Lugt zo klein, dat men 'er in de gewoone beweegingen niets van gewaar wordt; mids de beweeging met geen te groote snelheid geschiede. In 't Water zwemmende, bespeurt men ook geen grooten tegenstand, en kan zig naar alle kanten met veel gemak beweegen. Om kort te gaan, een ieder, die een goed oordeel bezit, zal ligt begrypen, dat al het gezegde toepasselyk is op de beweeging der Lugtbollen; met dit onderscheid alleen, dat dezelven, ligter dan de Lugt zynde, de zwaarte niet hebben te overwinnen, welke het Lichaam zo vermoeit na een langen Togt, vooral in het beklimmen van Gebergten. 't Is klaar dat zy, in 't midden der Lugt in een volmaakt Evenwigt hangende, voor de minste pooging zullen wyken, en dat de beweeging der Riemen hun naar alle kanten voeren zal, werwaards men ze richten wil, wanneer de Winden maar niet volstrekt tegenstrydig zyn. Want men moet bekennen, dat 'er altoos tusschen de twee Scheepsvaarten, (als het te doen is om scherp by den Wind te vaaren,) het verschil zal zyn, 't welk de digtheid der beide Vloeistoffen, benevens de plaatzing van het Vaartuig en den Bol, noodwendig moeten voortbrengen. Ik wil zeggen, wanneer 'er Wind is in de Lugt, de Aërostatische Machinen zekerlyk in het zelfde geval zullen zyn, als Schepen, die in Stilte zig blootgesteld vinden aan de wer- | |
[pagina 26]
| |
king der Stroomen; alzo de Winden, gelyk ik heb gezegd, in den Dampkring even 't zelfde zyn, als de Stroomen in de Zee; maar de Vaartuigen kunnen, buiten Stilte, de Stroomen overwinnen door middel van Zeilen; daar de Lugtbollen nooit volstrekt tegen den Wind zullen opkomen: de Riemen zullen geene uitwerking hebben, dan als het stil Weer is, of met een gunstigen Wind.’ Uit de Voorrede, door den Heer Houttuyn voor dit Vervolg deezer Proefneeming geptaatst, blykt het, dat zyn Ed. vry gemelyk is over eenige aanmerkingen, welken zommigen over zyne aantekeningen in, en Voorrede voor, het eerste Stuk gemaakt hebben. Hieronder behoort ook, het geen wy in onze Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, VI. D. bl. 199. geschreeven hebben. 't Lust ons niet, ons in 't breede hierover uit te laaten: wy hebben het onze gezegd, en de Heer Houttuyn het zyne; de onpartydige Leezer, dien 't gevalt, gaa alles nogmaals na, en oordeele, wie gelyk hebbe. Dog het zal niet zeer der moeite waardig zyn, zig hiermede op te houden, dewyl de Heer Houttuyn zelf het als beuzelingen opgeeft, zeggende: ik stap van benzelingen af. Had zyn Ed. het van 't begin af zo beschouwd, dan had hy zyne aanmerking, over 't gebruik, dat de Heer van Noorden van 't woord halsbreeken maakt, niet een en andermaal herhaald; en 't geen we deswegens schreeven zou dan nimmer op 't papier gesteld zyn, als ligt te begrypen is. |
|