Uytertse hylickmaeckers(na 1677)–Anoniem Uytertse Hylickmaeckers– AuteursrechtvrijVol soetigheydt, ofte Amsterdamse kermiskoeck, opgedist voor de genoode kermis gasten en aerdige sangers en sangeressen Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] t’Samen-spraeck, tusschen een Minnaer ende sijn Beminde. Voys: ‘k Heb het Potjen lief, &c. Vryer. ACh hoe soet ist Cloris u te minnen, Hoe soet is ’t te zijn by u vriendinne, Want als op u speelt mijn oogh gewemel, Dunckt my dat mijn ziel is in den Hemel. Vrijster. Minnaer laet dees reden toch varen, Want sy mijn jeughdigh hert beswaren, Want des minnaers woorden soo vleyen, Zijn maer om een meysken te verleyen. Vryer. Ver van my moet zijn schoon bruyt gepresen, Dat ick u sou een bedrieger wesen; [pagina 41] [p. 41] Neen mijn Cloris, ick sal u beschermen, En behoeden in bey mijn ermen. Vrijster. Minnaer dat en zijn niet u gedachten, Daerom ick dees woorden niet wil achten, Want als ghy mijn hertjen maer kost stelen, Dan soo liet ghy my voor eeuwigh quelen. Vryer. Liefste lief ick sweer by al de boomen Die hier staen bydese Water-stroomen, Son en Maen die zijn getuygen mede, Dat ick u min in eerbaerhede. Vrijster. Valsche minnaer schorst dit droevigh klagen, Hoe soud ghy my liefde konnen dragen, Daer ghy hebt een ander lief verkooren, De ghy langh gevrijt hebt van te vooren. Vryer. Dat en sal den Hemel noyt gedogen Dat ick sal een ander liefde togen, Noyt geen herder en sprack ick voor desen Als ghy Cloris, die mijn Bruyt sult wesen. Vrijster. Minnaer door u onvertrouwe minnen, Hebt ghy oock mijn hert ontstelt van binnen, Als den zeylsteen treckt ghy mijn gedachten Die naer uwe jonst en liefde trachten. Vryer. Komt dan Cloris, maget uytverkoren Komt dan tweede ziel voor my geboren, Komt dan liefste Bruyt mijn weerde Vrouwe, Neemt den Rinck met Diamant op Trouwe. Vrijster. Ach mijn Herder mijnen beminden, ‘k Wil my door de Trou oock aen u binden, Siet daer is mijn handt minnaer gepresen, Ghy mijn troost, en ick u vreught sal wesen. Soo dit waer is, o mijn lieven Herder, Wil ick van u vluchten dan niet verder, ‘k Sal u groote trouheyt gaen bekroonen, En tot liefde weder-liefde toonen. Vryer. Liefste Bruyt gy komt mijn hert verquicken Dat daer scheen in tranen te versticken, Als de morgen-Son gaet licht op-halen, Hebt ghy my verlicht met uwe stralen. EYNDE Vorige Volgende