De twee vrolyke confraaters. Zingende de nieuwste liederen(1795)–Anoniem Twee vrolyke confraaters. Zingende de nieuwste liederen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Een Nieuw Lied, op een Rypaard. Op een Aangenaame Wys. 1. Kom vrinden luisterd na myn reeden, Ik ben laatst met goed fatzoen, Eens buyten de Stad getreeden, 'k Had ook een Rypaard van doen, Maar doen ik kwam aan een zeide, Vond ik daar een Merripaard staan, Die was bezig al om te weide, En ik ben daar na toe gegaan, Zoo dra als ik kwam aan te gaan, Vond' ik daar de koopman staan, En ik sprak tegen hem met reeden, Dit jong Paartje staat myn wel aan. 2. Ik ging deez' Merrie viesenteeren Langs haar beentjes overal, Daar en kon niet aan mankeeren, Want zy had geen spat nog gal, Zy was wel gemaakt van leeden, En van borst zoo lampoerel, En van kop zeer net besneeden, En daar by ook glat van vel, Daar mankeerden in 't minst niet aan Zy heeft een hals gelyk een swaan; Een paar oogen als twee fakkels, Ik heb de koop daar toe gaan slaan. [pagina 20] [p. 20] 3. Maar zy deed niet als draaye en keeren Zoo dra zy de toom kreeg aan, Het was om de Mannesie te leeren, Ik heb myn spooren aan gedaan, En ik begon langzaam te ryden, En te steeken met myn spoor, Zy en kon het niet langer lyden, Want zy sprong gelyk schier door, Ach ja zy sprong schier overend; Want zy was geen spoor gewend, En ik gaf geen moed verlooren, Wyl ik wierd een moedig held. 4. Ik begon te galloepeeren Op dat schoone jonge Paard Met myn zweep te karreseeren, Dat zy slingerde met de staart, 't Roode zweet kwam daar met hoopen, Door het steken van myn spoor, Langs haar beentjes heen gaan loopen Want ik wist niet waar 't kwam door 'k heb haar gestooken ik weet 't wel, Maar dog niet gekwest haar vel, 't kwam door het steeken van myn spoor De pikeur die weet het wel. 5. Maar doen ik had na myn vermoogen Ja gedaen schier al myn best. Doen heeft zy my dog bedroogen En dat speet my maar op het lest, Want ik zal het nooit vergeeten; Hoe zy speelden my een rol, [pagina 21] [p. 21] Daar ik nog ben opgebeeten, En my staag maalt in den bol, 't Was voor my een groot schandaal Want zy wipte my uit 't zaal En ik bleef leggen zonder spreeken Op het veld gelyk een paal. 6. Het ging nog wel met myn armen, Maar myn duym door dit geweld, Deed my niet als bitter karmen! Hy was deerlyk ontsteld, Ik kon hem draayen en ook keeren, Hy was zoo slap gelyk een tot, 'k Zal deez' Merrie wel beter leeren, Myn duym die is nog niet kapot, 'k ben 'er wel deerlyk mee gekweld, Dat ik moet blyven uit het Ry- veld Maar ik zal die Merrie wel leeren, Zoo myn duym weer is hersteld. Vorige Volgende