Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)
(2005)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Teken van verandering: de opkomst van het feuilleton in de Nederlandse dagbladpers
| |
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
Nederland mag weliswaar sterk beïnvloed zijn door de Franse pers, maar zij blijkt ook voorbereid door ontwikkelingen in de Nederlandse krant zelf.
In het begin van de negentiende eeuw was de indeling van de Nederlandse kranten overzichtelijk. De meeste bestonden uit afleveringen van twee tot vier pagina's. Ze voorzagen hun lezers op de voorpagina van buiten- en binnenlands nieuws. Daarna volgden de vaste rubrieken, met titels als Zeetijding, Prijs-courant der Effecten, en Marktberigten; de advertenties vulden de laatste pagina('s). Staatkundig en economisch, dat wil zeggen: feitelijk en commercieel nieuws, daar ging het volgens de meeste dagbladschrijvers om. De lezer moest geïnformeerd worden over wat er in de wereld gebeurde, wat er te doen en wat er te koop was. Dat werd neutraal gepresenteerd ter voorkoming van problemen met de lokale overheden en de regering. Sommige kranten hielden deze taakopvatting over hun taak lang vol. Bladen als de Dordrechtsche Courant, de Nymeegsche Courant, de Rotterdamsche Courant en de Opregte Haarlemsche Courant veranderden in de eerste helft van de negentiende eeuw niets aan hun kleurloze berichtgeving. Dat deze kranten hun lezers met meer onderhoudende lectuur extra zouden kunnen boeien, leek niet in de hoofden van de redactie op te komen. De meeste andere kranten veranderden wél van inhoud, zij het langzaam. De feitelijke, niet-opiniërende berichtgeving bleef vooropstaan, maar tussen het binnen- en buitenlandse nieuws en de advertenties kwam er ruimte voor het gemengde, meer diverterende nieuws: wetenswaardigheden over vreemde landen, anekdotes over bekende personen, beschrijvingen van bijzondere historische gebeurtenissen en dergelijke. Dat gebeurde aanvankelijk tamelijk onopvallend, zonder aanduiding. Slechts een enkele krant gaf de koerswijziging aan in de naam: vanaf 27 oktober 1830 kreeg de Bredasche Courant als ondertitel: Staat-, Letterkundig-, en Wetenschappelijk Nieuws-Blad. De verandering van de inhoud van de kranten werd in de meeste gevallen met name zichtbaar in de toevoeging van rubriekstitels, die bovendien snel in aantal toenamen. Al in 1814 waren er kranten die een rubriek met het opschrift ‘Mengelingen’ of ‘Mengelwerk’ hadden, zoals het Dagblad der Provincie Noord-Braband, de Goessche Courant en de Zierikzeesche Courant. Kranten die in de jaren daarna opge- | |
[pagina 11]
| |
richt werden, hadden doorgaans vanaf hun eerste jaargang al zo'n rubriek, onder andere het Algemeen Nederlandsch Nieuws- en Advertentie-Blad (vanaf 1819), het Algemeen Handelsblad (vanaf 1828) en de Gorinchemsche Courant (vanaf 1831). De Nieuwe Rotterdamsche Courant. Staatkundig-, Handels-, Nieuws- en Advertentieblad begon in 1844, bij de oprichting van de krant, meteen al met de rubrieken Verscheidenheden, Boekbeoordeeling en Boekbeschouwing. Andere kranten bleven niet achter. Om een voorbeeld te geven: in de literaire dagbladkritiek, die in Nederland in deze jaren als journalistiek genre ontstond, komt de lezer een grote verscheidenheid aan rubriekstitels tegen. Binnen het Mengelwerk, of daarnaast, heetten de rubrieken onder andere: Boekaankondiging, Boekbeoordeeling, Boekbeschouwing, Gemengde Berigten, Kunsten en Wetenschappen, Ingezonden stukken, Letternieuws, Literatuur, Wetenschappelijke en Letterkundige Nieuwstijdingen, Wetenschappelijke en Kunstberigten. Maar ook rubriekstitels als Concert- en tooneelnieuws, Tooneelberigt en, gewoon, Tooneel deden hun intrede. Deze ontwikkeling bleef niet beperkt tot de Nederlandstalige kranten: Franstalige kranten laten eenzelfde beeld zien. De Recueil de nouvelles en de Limburgse kranten L'éclaireur en L'éclaireur politique nemen in hun kolommen rubrieken op met de titels Littérature, Mélanges en Variétés. In de eerste helft van de negentiende eeuw publiceren kranten in deze rubrieken ook al literatuur: losse gedichten, en soms korte verhalen (met name in een genre als de fysiologieGa naar eind2.). Juist die losse gedichten passen heel goed bij het actuele karakter van de krant, omdat ze inhaken op de gebeurtenissen van dat moment, zoals een bezoek van de koning aan een stad, een overstroming of gebeurtenissen in het kader van de Belgische Opstand in 1830. | |
[pagina 12]
| |
Weten we eigenlijk iets van de opvattingen die de kranten over de positie van hun mengelwerk hadden? Enkele kranten laten zich er expliciet over uit: | |
De waakzame/Le vigilantOp 16 oktober 1815, in de inleiding van het eerste nummer, schrijft de krant De waakzame/Le vigilant: Er ontbrak in het Koninkrijk der Nederlanden een dagblad, 't welk de weinige wetenswaardige bijzonderheden van den staatkundigen toestand van Europa behelzende, tevens een beredeneerd verslag opleverde van hetgeen er in het gebied der wetenschappen, letteren en schoone kunsten verrigt wordt. Deze redactie wil veel meer gaan brengen dan alleen het staatkundige nieuws. Meteen al vanaf 1815 huisvest de krant rubrieken met titels als Nieuwe boeken, Mengelwerk, en Berichten over wetenschappen, letterkunde en fraaie kunsten. | |
Leydsche CourantDe Leydsche Courant, opgericht in 1719, is op het eerste gezicht geen opvallend medium: de bladspiegel oogt doorsnee. De krant verscheen drie keer per week, op maandag, woensdag en vrijdag. De eerste rubriek met Mengelingen wordt op 5 januari 1824 gepubliceerd, met daarin het ‘Verslag eener reis naar den westhoek van Java’. Daaraan voorafgaand stond er op vrijdag 2 januari op de voorpagina een ‘Inleiding’, ondertekend door ‘De redakteur’. Hij gaat omstandig in op het nut van de bestudering van de geschiedenis. De uitvinding van de boekdrukkunst was een zegen geweest voor de mensheid: het boek hielp de kennis over alle wetenschappen en alle gebeurtenissen, waar ter wereld ook, te verspreiden. De komst van de ‘nieuwspapieren’ zou een en ander nog eens extra bevorderen. Kranten zijn een onmisbare bron voor de kennis van de geschiedenis en het materiaal bij uitstek voor toekomstige historici. De nieuwe redacteur - mogelijk de remonstrantse predikant Jan RoemerGa naar eind3. - wil de lezers graag van nog meer nieuws voorzien. Hij roept hen op bijdragen te sturen en belooft naast de gewone ‘Staatkundige berigten’ ook ‘diplomatisch, statistisch en letter-nieuws’ te leveren, van de universiteit | |
[pagina 13]
| |
en van andere instellingen afkomstig, plus boekbesprekingen, nieuws over rechtszaken, etc. De krant streeft ernaar het nieuws onpartijdig te brengen, zoals de redacteur laat weten: ‘Aan alle beledigende, partijdige, hatelijke en valsche berigten ontzeggen wij voor nu en altijd de plaatsing.’ Veertien dagen later, op 19 januari, voelt de krant zich geroepen, in de rubriek Mengelingen, in te gaan op de ‘Beantwoording der vrage: Behooren mengelingen van eenen gemengden aard wel in eene krant?’ Blijkbaar heeft iemand kritiek geuit op dit initiatief van de Leydsche Courant, want de schrijver cursiveert: ‘Wie aan den weg timmert, lijdt aanstoot.’ Dit artikel laat er geen twijfel over bestaan: de Leydsche Courant vindt dat een krant een algemeen nieuwsblad moet zijn, dat zich niet beperkt tot staatkundig nieuws. Dat wil echter niet zeggen dat journalisten hun eigen visie mogen propageren: ‘Geen Schrijver mag zich aan eigen opinie wagen, en het pleit voor zijne onpartijdigheid, wanneer hij het voor en tegen niet verzwijgt.’ Het gaat er vooral om nieuws te brengen dat tot ‘leering, waarschuwing en verbetering’ leidt, niet alleen staatkundig nieuws. Juist daarom is de schrijver voorstander van de voorgenomen uitbreiding van het nieuwsterrein van de krant, hoewel volgens hem lang niet alle onderwerpen geschikt zijn om over te schrijven: ‘Men behoort zijne keuze goed te bepalen. Niet alles is oorbaar. Men moet het aangename met het nuttige vermengen, en daardoor het voorgestelde doel bereiken.’ De schrijver verwijst vervolgens ook naar het buitenland: ‘Wij voor ons vinden geene zwarigheid, om ook hier het voorbeeld van uitheemsche bladen te volgen, die het allerlei opnemen en zich daar door aanbevelen.’ Aldus gebeurde en dat zorgde voor het bijzondere karakter van de Mengelingen in de Leydsche Courant: de krant was geïnteresseerd in een breed scala aan onderwerpen, dikwijls in relatie tot verre oorden. De Mengelingen hadden wel te lijden onder de vloed van politieke gebeurtenissen die de kolommen overstroomde: vanaf oktober 1830 verscheen de rubriek minder vaak. | |
Leeuwarder CourantDe redactie van de in 1752 opgerichte Leeuwarder Courant kondigt in december 1829 de rubriek Mengelwerk aan. De rubriek moet onderdak bieden aan artikelen over ‘Historische, Staat-, Letter- en Zedekundige Onderwerpen’ en ook ‘Verhalen, Anecdotes, kleine Dichtstukken enz.’Ga naar eind4. Dat was het begin van een bloeiende rubriek die de lezers achttien jaar | |
[pagina 14]
| |
lang zou voorzien van artikelen over ‘zoodanige Onderwerpen, Friesland betreffende, welke door de Lezers van dit Gewest in het algemeen belangrijk en nuttig mogen worden geacht’. In het Levensbericht van Jacob van Leeuwen, de hoofdredacteur van het Mengelwerk, formuleerde Wopke Eekhoff, stadsarchivaris in Leeuwarden, in 1858 wat het doel van de redactie was geweest: namelijk ‘letterkundige invloed’ op het lezerspubliek uit te oefenen en ‘lust voor geschiedenis en letteren bij het volk aan te kweeken’. Deze redactie was beslist niet uit op politieke meningsvorming. Jarenlang konden de lezers op dinsdag hun hart ophalen aan spreuken, gedichten en verhalen, degelijke wetenschappelijke artikelen over onderwerpen uit de Friese historie, boekbesprekingen en wat niet al. Het was een serie stukken waar als rubriekstitel ook best ‘Feuilleton’ boven had kunnen staan. | |
Kamper WeekbladDe redacteur van het Kamper Weekblad, opgericht in 1836 en vanaf 1838 de Kamper Courant geheten, legt op de voorpagina in het eerste proefblad, op 16 mei 1836, het doel uit. In de eerste plaats gaat het om het nieuws, maar direct daarna komen de mengelingen aan bod: Dit blad zal [de lezer] in de gelegenheid stellen om eenmaal 's weeks met het belangrijkst wereldnieuws dat er gedurende eene week ter onzer kennisse komt, bekend te worden. Het zal hem eenvoudig en in het kort worden medegedeeld, met vermijding van die noodelooze gerektheid, welke anders een uitmuntend hulpmiddel is om ledige kolommen aan te vullen. De krant is zo tevreden over haar programma uit 1836, dat ze het bij het 25-jarig bestaan (in nr. 2492 van 16 mei 1861) nog eens letterlijk herhaalt, samen met de belofte de lezers ‘[...] door aangenaam en afwisselend mengelwerk, zoowel van wetenschappelijken als van staatkundigen aard hun eene aangename lektuur te verschaffen.’ | |
[pagina 15]
| |
Tot zover de standpunten van De waakzame, de Leydsche Courant, de Leeuwarder Courant en de Kamper Courant over het mengelwerk. Deze kranten namen expliciet afstand van de gedachte dat een krant alleen actueel, feitelijk staatkundig nieuws moest brengen. Meer diversiteit in het nieuws was welkom, als het maar nuttig en onderhoudend was. Het kon vooral van regionaal belang zijn, zoals de Leeuwarder Courant nastreefde. De Leydsche Courant daarentegen meende dat ook berichten over verre en onbekende streken bijdroegen aan de algemene ontwikkeling van de lezer; de krant besteedde in haar recensies dan ook relatief veel aandacht aan buitenlandse boeken. Andere kranten die veel energie staken in hun mengelwerk, waren de Groninger Courant en de Arnhemsche Courant. De laatste bracht de mengelingen met haar vrouwelijke lezers in verband: op 11 december 1838 kondigde de redactie aan dat de krant viermaal per week zou gaan verschijnen, ook op zondag. Met name de vrouwelijke lezers hadden om ‘wat meer verpoozings-, eenige dameslectuur’ gevraagd: Dit nommer, des Zondags verschijnende en de noodige nieuwstijdingen behelzende, zal, zoo veel mogelijk, onderwerpen tot de geschiedenis, zeden, opvoeding, letterkunde, enz. behandelen, en ook eenige plaats inruimen aan bloote verpozingslectuur. Aan alle kranten met mengelwerk is te zien dat de ontspanning van de lezers hun doel was, maar tegelijkertijd moest de lezer iets leren. Een oud principe: utile dulce. De Groninger Courant gaf van 1 november 1835 tot 25 januari 1836 zelfs een bijvoegsel met een aparte titel uit, afzonderlijk genummerd: de Zondagsche Groninger Courant, of Staat-, Letterkundig en Wetenschappelijk Nieuwsblad voor de provincie Groningen. Dit bijvoegsel, dat uiteindelijke dertien nummers beleefde, kende een rubriek Mengelwerk, waarin de Groningse hoogleraar Barthold Hendrik Lulofs recensies en andere bijdragen publiceerde.
Wanneer verschijnt het feuilleton nu voor het eerst als rubriekstitel in de Nederlandse krant? Ik vermoed in 1842, in het Avondblad. Nieuwe Utrechtsche Courant. Nieuws- en advertentieblad. In 1845 volgt Nederland. Algemeen dag- en handelsblad, met de Utrechtsche Courant, in 1846 De Burger, in 1847 De Hydra en in 1848 | |
[pagina 16]
| |
nog de Vlissingsche Courant. Mijn veronderstelling dat het mengelwerk in de Nederlandse dagbladpers te beschouwen is als een voorfase van het feuilleton als rubriek, gaat hier voorbij aan de vraag naar de ontwikkeling van een specifieke, feuilletonistische stijl in de Nederlandse pers. De dagbladschrijvers erkenden geleidelijk dat de pers ook een verstrooiende functie had, maar aan de subjectieve en opiniërende functie kwam de Nederlandse journalist pas veel later toe. Die ontwikkeling werd ongetwijfeld ook geremd door het streven naar harmonie en onpartijdigheid, en het gebrek aan echte politieke discussie in dit tijdvak. Aan politieke opwinding en onrust hadden de Nederlanders, zo direct na de Franse Tijd, immers geen behoefte.Ga naar eind5.
En de vervolgromans? De Utrechtsche Courant begint niet alleen in 1845 met de rubriek Feuilleton, maar gaat dan ook vervolgverhalen publiceren: vanaf 15 januari, met als eerste een roman van Eugène Sue, De calvinisten in de Cevennes. Romantische tafereelen uit de vervolging der Hervormden in Frankrijk onder Lodewijk xiv. De redactie introduceert de rubriek als volgt: Reeds herhaalde malen heeft men de redactie van dit dagblad aangezocht, om, in navolging der fransche journalen, een gedeelte der Courant, onder den Titel Feuilleton, aan kunst en fraaije letteren toe te wijden. Dien ten gevolge openen wij thans die nieuwe rubriek, waarin beurtelings romantische verhalen, historische opstellen of andere onderhoudende mededeelingen zullen plaats vinden. Vanaf 1 januari 1847 volgt een kort verhaal in afleveringen, Het portret, van Alfred Crowquill en per 8 januari 1847 begint er opnieuw een vervolgroman van Sue: Kardiki. Er staan dan onder de horizontale streep (au rez-de-chaussée, onderaan pagina 1 en doorgaans ook de volgende paginaGa naar eind6.) eveneens korte verhalen en andere stukken (bijvoorbeeld over de gasverlichting). Het blad De Burger drukt in deze periode al veel, vertaalde, korte verhalen in het feuilleton af (1846-1848). Deze ontwikkelingen houden trouwens niet in dat het mengelwerk, het gevarieerde nieuws dat gewoon ‘verticaal’ in de krant verschijnt (dat dus niet au rez-de-chaussée staat afgedrukt), verdwijnt, en evenmin dat in deze periode alle kranten overgingen tot de opname van vervolgromans: de Opregte Haarlemsche Courant en de Leeuwarder Courant, wachtten daarmee nog lang, tot respectievelijk 1887 en 1888.Ga naar eind7. | |
[pagina 17]
| |
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de Franstalige pers in Nederland door haar meer directe oriëntatie op de Franse politiek en letterkunde het feuilleton al veel eerder introduceerde. Dat is ook zo: al in 1834 verscheen de rubriekstitel Feuilleton in het Journal de la Haye en in 1839 in het Journal du Limbourg, feuille politique, commerciale, littéraire et administrative. Het Journal de la Haye begint in de krant van 11-12 juli 1842 (nr. 164) voor het eerst aan een vervolgroman: Les mystères de Paris van Eugène Sue. Dat is bijzonder snel, want de eerste aflevering van de oorspronkelijke vervolgroman verscheen op 19 juni 1842 in het Journal des Débats. Vervolgens neemt het Journal de la Haye nog meer feuilletons op, zoals Sylvandire van Alexandre Dumas. In 1844 publiceert Le Temps. Journal de Pays Bas ook al vervolgverhalen, zoals een roman van Hippolyte Etiennez. In deze feuilletonrubriek staan ook reisverhalen en korte stukken over literatuur, toneel en schilderkunst. Er deed zich een opvallende constructie voor bij Asmodée (1847-1848). Dit weekblad hield het midden tussen een nieuwsblad en een satirisch tijdschrift. Het verscheen op zondag en ging in 1847 over in Le Courrier Batave et Asmodée, waarin Asmodée als feuilleton werd opgenomen, aanvankelijk apart genummerd: nr. 108 van Asmodée - met brieven, schaakproblemen, theaterkritiek, correspondentie en poëzie - is het feuilleton van Le Courrier Batave, et Asmodée. Journal du dimanche in nr. 2 van 21 november 1847. In 1848 verdwijnt het feuilleton en heet het blad alleen nog Le Courrier Batave.
We maken de balans op. De koers van de kranten wijzigde in de periode 1814-1848 langzaam. Ongetwijfeld gebeurde dit onder invloed van het buitenland, maar het was zeker niet zo dat een toevallige passant op een goede dag besloot het feuilleton als rubriek uit een willekeurig buitenlands blad over te nemen. De inhoud van de krant veranderde al eerder, zoals valt af te leiden uit de gewijzigde indeling en soms ook uit een enkele redactionele toelichting. In deze periode kreeg menige krant een gevarieerdere inhoud, met ten slotte ook een feuilleton, dat als ‘horizontale’ rubriek een logische voortzetting was van het ‘verticale’ mengelwerk. Daarmee is helaas nog weinig gezegd is over de ontwikkeling in Nederland van de typische feuilletonistische stijl.Ga naar eind8. Mijn speurtocht in de kranten van destijds zorgt ook voor de oplossing van het raadsel dat ik eerder aansneed: het artikel in De Journalist dat Gijsel- | |
[pagina 18]
| |
hart noemde, verkondigde volgens hem dat de eerste vervolgroman in Nederland uit 1855 dateert - maar in welke krant verscheen die roman? Het jaartal 1855 is vast een typefoutje geweest: er moet een 4 in plaats van een 5 staan, 1845, want Gijselharts opmerking dat het over vertalingen van sensationele Franse romans ging, is in overeenstemming met mijn bevindingen. Plaats van handeling was ongetwijfeld de Utrechtsche Courant.Ga naar eind9.
Wat ook hier weer evident is, is dat Nederlandse pershistorici zich niet steeds moeten overgeven aan de fixatie op 1869. Ook vóór de afschaffing van het dagbladzegel - de zware belasting die de Nederlandse pers in de negentiende eeuw lang in haar ontplooiing heeft belemmerdGa naar eind10. - werd er persgeschiedenis geschreven. De resultaten van het onderzoek van de pers uit de jaren na 1869 zijn vanzelfsprekend waardevol,Ga naar eind11. maar het is noodzakelijk dat de Nederlandse krant in de jaren 1800-1869 ook een keer systematisch wordt onderzocht. Wat heeft zich bijvoorbeeld in die jaren precies afgespeeld in het vaderlandse feuilleton? Het onderzoek van de Nederlandse persgeschiedenis is inderdaad niet gebaat bij louter snuffelaars. Waar blijft het vervolg op de aanzet die Gijselhart in 1986 gaf: het boek dat de ontwikkeling van het Nederlandse feuilleton in de negentiende eeuw in kaart brengt, inclusief een analyse van de relatie tussen mengelwerk en feuilleton? Het is de hoogste tijd.
·> korrie korevaart is universitair docent bij de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur aan de Universiteit Leiden, en secretaris-directeur van de Leidse Faculteit der Kunsten. Ze promoveerde in 2001 op een onderzoek naar de Nederlandse dagbladkritiek in de jaren 1814-1848. Haar onderzoek en onderwijs liggen op het terrein van de negentiende-eeuwse letterkunde, persgeschiedenis en genderstudies. |
|