auto zet alvorens weg te rijden. Krijn, in pyama, kijkt hem na terwijl de auto in het donker verdwijnt. Is hij opgelucht?
Eén persoon was in ieder geval niet opgelucht bij het zien van dit laatste tafereel, en dat was ik. Want wat was het geval?
Al sinds mijn studententijd had ik een grote bewondering voor Menno ter Braak. Ik voelde verwantschap met zijn werk, beschouwde hem ook als een persoonlijke gids in de Europese literatuur, van Willem Elsschot tot Friedrich Nietzsche, en vond het jammer dat ik hem nooit had kunnen ontmoeten. Om dit enigszins te compenseren heb ik contact gezocht met mensen die hem wel van nabij gekend hadden, zoals Rudie van Lier en Kurt Lehmann (Konrad Merz). Maar wie van de in mijn tijd nog in leven zijnde intimi kon Ter Braak beter gekend hebben dan zijn weduwe, Ant ter Braak-Faber?
Zij woonde in Epe, en ik schreef haar of ik op bezoek mocht komen. Dat mocht, en het klikte. We spraken af dat ik mijn bezoek zou herhalen, en toen ik na enige tijd (ik liep de deur niet plat) voor een derde keer kwam had ze een cadeau voor me klaar liggen. Zij wist niet wat er na haar dood zou gebeuren met Menno's bibliotheek, die bij haar in huis was ondergebracht, maar er was één boek waarvan ze zeker wilde zijn dat het een goede bestemming zou krijgen, en dat wilde ze nu aan mij geven.
Dat boek was Mein Kampf, in een tweedelige editie in slappe kaft. Op het schutblad had Menno zijn naam geschreven met daar achter ‘possessor coactus’, wat zoveel wilde zeggen als eigenaar tegen wil en dank. Het boek zelf had hij grondig geannoteerd, waarschijnlijk ter voorbereiding van zijn pamflet ‘Het nationaal-socialisme als rancuneleer’. Soms met uitroeptekens gelardeerd stond daar zijn kritiek: ‘verkeerd geciteerd’, ‘non sequitur’, ‘in strijd met pagina zoveel’. Het was aandoenlijk: hij polemiseerde hier met Adolf Hitler als ging het om een intellectueel debat met Dirk Coster of Anton van Duinkerken, ‘van man tot man’.
Ik koesterde dit exemplaar van het infame boek als een kostbaar bezit. Tot ik op een dag een brief van Ant ontving, waarin ze meedeelde te hebben besloten dat de boeken van Menno na haar dood naar Krijn ter Braak zouden gaan, die de verzameling in zijn geheel zou bewaren en beheren. Het speet haar heel erg mij dit te moeten vragen, maar zou ik zo vriendelijk willen zijn het aan mij geschonken exemplaar van Mein Kampf aan Krijn door te geven?
Het ging me aan het hart, maar ik kon dit verzoek niet weigeren. Ik heb het boek persoonlijk bij Krijn thuis bezorgd, in zijn woning aan de Wete-