Anderzijds is het lezen van zijn werk ook gevaarlijk, zeker voor iemand die juist zijn schepen achter zich heeft verbrand. Ter Braaks ontmaskeringsdrift was groot en heilzaam, maar het was bepaald geen bron waaraan men zekerheden kon ontlenen. Het demasqué van de schoonheid, van de politieke propaganda, van de waarheid in de wetenschap, van het dogmatisch karakter van religie leidde tot het citaat uit de ‘Voorrede over Stirner’ van Politicus zonder partij: ‘Ich hab' mein' Sach' auf Nichts gestellt.’ Niets is niet veel.
Elke intellectuele ontwikkeling begint met de ontdekking van tegenstellingen. De ontdekking en het begrijpen van tegenstellingen gaat niet met dagelijkse Eureka's gepaard, dat gaat heel geleidelijk. Het is niet eenvoudig zich nog de tijd voor de geest te halen waarin begrippen als rationalisme-irrationalisme, lichaam-geest, individu-collectiviteit nog duistere, maar veel suggererende abstracties waren. Maar die tijd was er. Zoals er ook een tijd was waarin zaken als ‘paradox’, ‘nihilisme’, ‘elite’ even interessant waren als half begrepen werden. Het waren begrippen waarin men moest groeien, omdat ze voor een complex van verschijnselen stonden. Wie op zijn negentiende jaar Politicus zonder partij leest, zoals ik, wordt met zulke dingen geconfronteerd, en men kan zich voorstellen waaruit dat lezen dan bestaat: het maken van uittreksels die, als men ze terugziet, een even naïeve als aandoenlijke indruk maken. Dat Ter Braaks manier van denken beheerst werd door tegenstellingen was heel bevorderlijk voor het verkrijgen van inzicht, het schematiseerde de denkarbeid.
Ter Braak schematiseerde, maar hij was natuurlijk bovenal de essayist die een liefdesverhouding met de nuance had. Ik herinner me dat mij dat wel eens de keel ging uithangen. Dat was duidelijk de weerspannigheid van iemand die op een leeftijd is dat nuances niet zijn grootste zorg zijn. De nuance is niettemin Ter Braaks belangrijkste bijdrage aan de intellectuele geschiedenis van Nederland. Bij alle gewichtige tegenstellingen waarover hij schreef ging het hem uiteindelijk om nuancering: hij toetste de macht aan de waardigheid, het Macchiavellisme aan het humanisme, hij confronteerde het rationalisme met het irrationalisme en de geest met het lichaam.
Zijn nuanceringen konden wel eens een ontnuchterende uitwerking hebben. Door Ter Braak werd ik op de hoogte gesteld van het bestaan van de ‘universele geest’, degene met een veelzijdige belangstelling, bekend als