| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Comte de Lautréamont: Oeuvres completes (Les Chants de Maldoror. - Poësies. - Correspondance. - Etude, commentaires et notes par Philippe Soupault). - Editions Au Sans-Pareil, Rue Froidevaux, 17 Paris.
De plaats van Comte de Lautréamont is tussen Baudelaire en Rimbaud. Is Baudelaire een der voorlopers van het symbolisme, met Lautrémont zitten we reeds middenin de beweging. Geboren in 1846, stierf hij in 1870 (‘sans autres renseignements’ wat mede veronderstellen doet dat de policie van het Keizerrijk niet vreemd was aan die dood) juist vóór ‘La Bateau ivre’.
Zoals het een uitgever past, wordt de betekenis van Lautréamont hoog aangeslagen. - Volledig werk: wat bedoeld is met ‘Poësies’ is niets van de voorrede van een ontworpen bundel; en de ‘Correspondance’ houdt slechts een viertal brieven in. Blijft dus ‘Les Chants de Maldoror’, die nooit veel weerklank hebben gehad, wat wel te verwonderen is, niet om de eigenlike literaire waarde evenwel, maar om de betekenis, die het bij het begin van het symbolisme bijna krijgen moést, en toch niet kreeg.
Deze liederen zijn van een infernale ziekelikheid, en de auteur heeft zoveel bladijden nodig gehad om zijn haat voor God, voor de mensen en voor de deugd uit te huilen. De literaire waarde is zeer betrekkelik, en slechts enkele passi zijn het wel waard, van zuiver literair standpunt beschouwd, onthouden te worden. Rimbaud heeft niet meer geschreven dan Lautréamont (Isidore Ducasse haalde zijn pseudoniem uit een roman van Eugène Sue) maar zijn naam zal hoog boven deze met reden verheven blijven. Op een der eerste bladzijden van zijn ‘Le Désespéré’ schrijft Léon Bloy over de ‘Chants de Maldoror’. ‘Ce n'est plus la “Bonne nouvelle de la mort” du bonhomme Herzen, c'est quelque chose comme la Bonne nouvelle de la Damnation. Quant à la forme littéraire, il n'y en a pas. C'est de la lave liquide. C'est insensé, noir et dévorant’.
De schrijver zelf noemt zijn werk in de eerste zang ‘les marécages désolés de ces pages sombres et pleines de poison’, en hij waarschuwt de lezer, dat ‘les émanations mortelles de ce livre imbiberont son âme comme l'eau le sucre, à moins qu'il n'apporte dans sa lecture une logique rigoureuse et une tension d'esprit égale au moins à sa défiance’.
De perversiteit en de ziekelikheid van deze vroeggestorvene (‘vous savez pourquoi. Ne priez pas pour lui.’ schreef hij zelf) bereiken hun hoogtepunt in een loflied op de pederasten! De voorrede van zijn ‘Poésies’ duidt op een volledige terugkeer uit de geest van de ‘Chants de Maldoror’ maar de dood sloot de evolutie af, juist als de dichter aan de uitgever van die ‘Poésies’ schreef: J'y corrige en même temps six pièces des plus mauvaises de mon sacré bouquin’. Waarmede hij de ‘Chants’ bedoelde.
J.V.
| |
Jacob Kneip: Hampit de jager. Vrij naverteld door A. Thiry. - Uitg. ‘Die Poorte’, Blijde Inkomststraat, 77, Leuven. - Bij lidmaatschap.
Het was een goed gedacht vanwege de leider der boekengilde ‘Die Poorte’ ieder werk in te leiden met een bio-bibliografiese schets van de auteur. We vernemen hier zoo o.a. dat ‘Hampit de Jager’ door Duitse letterkundige kritiek geroemd wordt als het gaafste werk van Kneip, en dat het soms de nieuwe Uilenspiegel wordt genoemd.
Dat Hampit gelijkenissen vertoont met de traditionele Uilenspiegel zullen we
| |
| |
niet ontkennen. Hij kent dezelfde trek naar avonturen, maar zonder sociale ondergrond, dezelfde zucht naar fratsen en zo meer. Maar het verschil is nog veel groter.
De inleider vergelijkt Hampit met onze Pallieter. Wel, me dunkt, dat we dan het pallieterse niet in het buitenland moeten gaan zoeken, al is deze Hampit vaak heel wat meer diep-menselik dan onze Lierse dagmelker.
Zelfs aan Dante's Inferno hebben we op een zeker ogenblik gedacht. En het is werkelik niet kwestie vindingrijkheid, dat Hampit het tegen de geniale Florentijn moet afleggen, hoewel natuurlik een vergelijking niet opgaat.
Met dat alles schenkt ‘die Poorte’ door dit boek aan onze lezende mensen een zeker middel om uit mogelike verveling los te geraken. Het is een aangenaam boek. Het brengt wat afwisseling in de serie. Jammer, dat we die wat geforceerde taal van A. Thiry niet zozeer mogen, dan het boeiend verhaal zelf.
J.V.
| |
Prof. Dr. Siegmund Freud: Psychoanalyse. - Vert. en ingeleid door Dr. A.W. van Renterghem. (Uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam. - Ing. 56,80 fr. - geb. 68,50 fr.
Eigenlik is het een serie van 28 voorlezingen, en de volledige tietel luidt: Inleiding tot de studie der Psychoanalyse, tweede druk. De voorlezingen bedoelen ook meer een inwijding in de beginselen der P.A. voor de geneesheer te zijn, dan een uiteenzetting van de psychologiese stellingen der P.A. Op medikaal gebied achten we ons ver van bevoegd om stelling te nemen. Dit zou trouwens eerlikheidshalve een ernstige studie van geheel Freud's werk vragen.
Freud beweert dat dromen symboliese vervullingen tekenen van in het onderbewustzijn levende of verdrongen wenschen. Die stelling lijkt ons minstens eenzijdig, en moest dat ook blijken tegenover verdere wetenschappelike vorsing gesteund op de P.A. Er zijn andere mogelikheden, bv. dat in de droom de mens beproeven zou onbewuste konflikten op te lossen (Mäder). Hier is dus de tegenstelling retrospektief-prospektief. Zoveel voor het eerste deel van het boek.
Het tweede deel heeft als grondgedachte de psyko-therapie van neurosen. Voor dokters dus, al begrijpen we zeer goed de mogelikheden hier, en hoeveel de psychiatrie aan Freud heeft te danken.
Op psykologies gebied is Freud, reagerende op het positivisme, tenslotte hieruit niet losgeraakt. Zijn zielkunde bleef even analyzerend. Hij mist synteze. Hij blijft bij het lagere en blijft geheel negatief tegenover de hogere funksies.
Voor ons is Freud trouwens niet tot de bevinding geraakt, dat de diepere blik in de menselike ziel tot een godsdienstige beschouwingswijze moet leiden.
Bij Freud brengt Dr. De Hovre het woord van Leibniz te pas: Al de psychologiëen zijn waar, in zover ze beamen, maar vals in zover zij lochenen. Van het niewe dat Freud bracht heeft de wetenschap geprofiteerd en zijn bijdrage tot haar ontwikkeling is werkelik niet gering geweest. Derhalve hebben zijn boeken altijd heel wat waarde voor wie er krities tegenover staat. Voor wie zich mee laat gaan zijn ze een gevaar.
Dit boek is alvast als inleiding merkwaardig. Hoewel reeds sedert jaren van een krisis in de P.A. wordt gesproken, blijven de uitzichten die zij geopend heeft toch altijd belangrijk.
J.V. lic. ped. wet.
| |
C.F. Ramuz: Adam et eve. - Roman. - Bernard Grasset, Paris. - 11e édit. - 15 ffr.
Ge moet Ramuz zelf lezen om te weten hoe mooi hij schrijft. Het wordt bijna precieus soms, zo fijn. En vooral is hij steeds diep-menselik, en dat zal toch immer de grootste verdienste blijven van een roman. Fijn, maar toch krachtig en vast. Zowel wat de vorm als wat de inhoud betreft. Romantiek zoals ze ons veel
| |
| |
liever is dan alle niewe zakelikheid. Ja, het is waar wat Joost van de Venne hier reeds over Ramuz getuigde: hij draagt het hart zuiver en sterk. - Fijn, maar met gedegen kracht geschreven is dit mooie verhaal van de Zwitsersche auteur die met plezier slecht Frans schrijft, maar een Frans, dat soms bijna muziek is.
Te lezen, dit boek, onthoud het. Alleen dan: ik wilde, dat ge u niet door de pessimistiese toon, die vaak dringend als een lokroep is, liet vangen; dat ge de dwaling van Bolomey inziet en het zelfbedrog van hem en van Adrienne. En als het u wel eens voorkomt, dat de schrijver wat te veel zijn woorden uitrafelt, vergeef het hem, om de schoonheid, die hij u pas enkele regels verder zeker weer te smaken geeft.
J.M.
| |
Paul Bourget: Laurence Albani. - Ed. Plon. Paris. 3,50 Ffr.
De lijst der werken van Bourget krijgt stilaan een ontzagwekkende lengte. We hopen echter voor zijne toekomende lezers, dat ze voorhands gekozen hebben. Want het kaf ligt wel eens boven het graan en bedekt het, maar het waait er ook gemakkelik af. De Paul Bourget van ‘Le Démon de midi’ en ‘Le Disciple’ schreef ook dit boek, dat psykologies wel de hand van de meester verraadt maar zeker niet onze belangstelling opwekte zoals voornoemde romans.
Weer eens een uitzicht van het ontklassingsprobleem met een happy end. Wie van Paul Bourget houdt, zal ook dit boek wel graag lezen. Voor wie weinig tijd heeft is er wat anders door te maken.
J.M.
| |
Jonas Lie: Faste forland. - Vert. door J. Bellens. Uitg. Boekengilde ‘Die Poorte’ Blijde Inkomststraat, 77 Leuven. - Bij lidmaatschap.
De roman van Jonas Lie bezit meer dan een autobigrafies aspekt. Zoals de schrijver faillisseert ook Faste Forland; zoals de schrijver vindt hij zijn steun bij een vrouw, die hem tot schrijven aanzet. En zo meer. Geen wonder dus dat de psykologie van dit verhaal telkens weer treft door wat we voelen haar juistheid te zijn. De boeiende geschiedenis wordt gedragen door een stijl, die we vermoeden origineel heel wat mooier te zijn dan deze vertaling, die hier en daar wat onbeholpen is. Alhoewel eenvoud een der bizonderste kwaliteiten is, bezit zij in hoge mate een plasticiteit, die enkel bereikt kan worden door wie, zoals van Jonas Lie wordt gezegd, met zijn hoofd voelen kan.
Onder de lezing heb ik een ogenblik gedacht, dat het nu wel eens goed doet een roman te lezen, waarvan een zekere erotiek, al dan niet Freudiaans, niet schering en inslag vormen, de gezonde erotiek als werkelike levenswaarde niet te na gesproken.
J.V.
| |
J. Greshoff: Jozef cantre, houtsnijder. - Shrift 10 - 1933. ‘De Vrije Bladen’ Uitg. ‘Het Kompas’, Mechelen.
Nadat Walschap hulde heeft gebracht aan Jan-Frans Cantré komt nu Greshoff getuigen voor de broer, die hij de grootste xylograaf der Nederlanden noemt.
Enkele voorbeschouwingen over de ontwikkeling van de kunstkritiek, en een vermeende parallele ontwikkeling van de kunst zelf, leiden ons tot het werk van Jozef Cantré in.
Het begint met een afstraffing van enige critici als Van de Wijngaert en A. van der Boom. In het werk van Jozef Cantré beweert J. Greshoff de kwasi volmaakte harmonie te vinden van de twee opgaven aan de xylografie als kunst gesteld (vroeger waren ze vaak gescheiden: als illustrasie of als een zinledig spel van wit en zwart) een reële voorstelling geven, en dat in een bekoorlike harmonie van licht en donker.
Deze studie, con amore geschreven, treft vooral door haar evenwicht, waaraan een diepe bewondering niets afdoet.
Jan Greshoff heeft Jozef Cantré begre- | |
| |
pen zoals een kunstenaar van dat gehalte het wezen moet. Daarom is dit essay zo klaar en af.
Veertien afdrukken uit Cantré's werk illusteren het boekje. Zij werden blijkbaar door de schrijver zelf gekozen om zijn studie te steunen.
Een mooi bezit.
J.V.
| |
S. Vestdijk: De oubliette - Schrift II, 1933, v. ‘De Vrije Bladen’ - Uitg. ‘Het Kompas’, Mechelen.
Een merkwaardige novelle van de intellektualisties-georienteerde dichter, die in de laatste tijd bizonderlik door ‘Forum’ naar voor werd gebracht. Wat niet uit zijn gedichten bleek, blijkt wel uit zijn proza en speciaal uit ‘De Oubliette’: terecht vroeg men aandacht voor hem. Als ik me niet vergis is hij nu in de redaksieraad van voornoemd tijdschrift gekomen.
Ook in deze novelle blijkt de intellektualistiese richting der vormgeving. Maar ze is hier meer aanvaardbaar dan in zijn poezie, die dit slechts op het randje af nog is. Wij weten zeer goed, dat er een slechte objektiviteit bestaat, die echter de goede in niets te kort doet.
De Oubliette is hier het middenpunt van de magiese kring, die de dood buiten zijn omtrek moet houden voor de bewoners van een feodaal kasteel ten tijde der kruisvaarten. (Men moet de dood ontkomen door de dood van anderen). Daarom moet de makabere kuil altijd voort met slachtoffers gevuld worden, tot de ridder ervaart, dat die magiese kracht slechts een droom was van zijn ziekelike verbeelding. Hij aanvaardt het aan den lijve, vermits zijn oude moeder en hij dezelfde nacht sterven.
Er worden in onze nederlandse literatuur niet veel novellen geschreven, die de koude kracht van dit verhaal bezitten. We missen hier de warme menselikheid, die ons, al is het dan niet altijd op grond van een zuiver estetiese ontroering voor een werk kan innemen. Maar het is zodanig gekonsentreerd en met harde hand gebouwd, dat het u meetrekt, onweerstaanbaar naar de afgrondelike diepte van deze middeleewse aberratie. Het is fantasties en toch gaat het geen ogenblik boven de grond zweven. Het is een schone volle eenheid.
J.V.
| |
A.M. de Jong: De schotel, die kwam en ging. - V.V. Em. Querido's Uitg. Mij, Amsterdam. Ing. f. 1,90; geb. f 2,50.
Ik heb in lang niet zo'n vermakelik boek gelezen, dat bovendien zo goed geschreven is. De ondertietel luidt: Een dramaties verhaal vol romantiek van kwade hartstochten, grillige verwikkelingen en de triomf van het leedvermaak. Het is er inderdaad allemaal. Een leurder ontdekt bij een boertje een oude schotel, koopt hem, en dan begint het ongeluk voor ieder, die de schotel in handen krijgt (die nota bene duizenden gulden waarde blijkt te hebben) totdat hij, geheimzinnig verdwenen, door dezelfde leurder terug wordt gevonden en in stukken getrapt. Tot aan dit enigszins dramatiese slot laat de spanning u geen ogenblik los. Want de Jong vertelt meesterlik! Gezond is het boek eveneens en ook hier getuigt een Brabander zijn liefde voor zijn land.
Een mooi boek, een goed boek, een boek, dat ik in veel handen wens omdat het ook levensvreugde brengt.
J.V.
| |
E. du Perron: Nutteloos verzet. - Uitg. P.N. Van Kampen en Zoon N.V. Amsterdam.
Bij zijn verschijnen werd dit boek in Nederland zeer omstreden. Door dat feit zelf reeds kreeg het een meer dan gewone betekenis. Het is een bundel van zes novellen geschreven als samenspraken; oorspronkelik met vier personen, waarvan er in deze uitgave slechts twee overbleven. Ik vermoed, dat deze verhalen er heel wat moeten bij gewonnen hebben. En evenmin moeten we het betreuren dat de novelle ‘Een kind in de Zonde’ in deze niewe druk werd opgenomen.
Aan deze colloquia nemen dus enkel
| |
| |
twee personen deel, van dewelke er echter één een zeer ondergeschikte rol vervult n.l. die van kritiese toehoorder.
Dat ik juist vóór dit boek de ‘Conflicten en Meditaties’ van Achilles Mussche las, met zijn fijne Fin-de-siècle studie, deed me er aan denken, dat du Perron een kind is van het pessimisme van het einde der 19e eeuw. Maar het is niet zo vaag, het is van de tijd, die ook de niewe zakelikheid heeft voortgebracht. du Perron staat ten zeerste wantrouwend tegenover het gevoel, en meest tegenover het zijne. Het is nochtans niet juist te zeggen, dat hij anti-romanties is. Het romantisme heeft zich bij hem slechts verplaatst. Doorheen de nuchterheid schijnt klaar zijn ‘Weltschmerz’ en een zeker opgaan in zichzelf, welke beide gevoelens inderdaad vaak een romantiese inslag hebben. Feitelik staat du Perron wantrouwend tegenover de hele wereld, zichzelf inkluus. Dit laatste brengt hem juist, hoe kontradiktories het ook moge lijken tot een geconcentreerd zelfbesef. En het eerste tot een vijandigheidsgevoel vanwege wereld en mens. We zullen niet beweren dat du Perron vaak oneerlik is, want zijn eenzijdigheid blijkt volkomen uit zijn overtuiging gegroeid. Maar niettemin kunnen we hem dan toch een zekere onrechtvaardigheid verwijten. Daarop is trouwens reeds meer dan eens gewezen. Soms moeten wij hem echter in ons hart gelijk geven en dat is, waar we voelen dat hij zijn eerlikheid, die niet altijd stichtend is (een epiteton, waar hij zich wel even vrolik over zal maken) stelt tegenover de schijnheiligheid die ons omsluit. Hij is, wat hij zichzelf noemt in het eerste gedicht van zijn ‘Parlando’ een franc-tireur. Maar onder dat alles voelen we een ontberen, dat juist, doordat hij ook dàt niet au sérieux neemt, een tragiese noot krijgt. De tweede persoon in deze samenspraken is tekenend daarvoor. Zijn rol is de andere te prikkelen, zegt de auteur. Hij prikkelt meestal door spot, zelden door goedkeuring, die dan nog niet al te ernstig opgenomen kan worden. Zodat de vorm zelf van deze verhalen ons inzicht
geeft in de mentaliteit, die deze schepping heeft voorgezeten.
Evenals ter Braak steekt du Perron graag de draak met de ‘letterkunde’. Ook hier is hij eerlik, maar waar hij tot de schoonheid toe ontkennen gaat is hij niet te volgen. du Perron is trouwens een gevaar voor wie niet sterk genoeg is om hem te beluisteren. Zijn volledig amoralisme, ook waar hij beweert het niet te propageeren, is nog een groter gevaar. Wie schandaal roept, en eerlik is, heeft van zijn standpunt beschouwd, gelijk. Maar niemand kan ontkennen, dat er weinig proza geschreven wordt als dat van du Perron. Wat nog het gevaar vergroot. Sterkstaande geesten echter zullen eens graag met hem meevoelen zonder zich te laten meeslepen door zijn eenzijdigheid, en mits het onreële en kunstmatige van zijn amoralisme te doorzien.
J.V.
| |
Dr. Josef Löbel: Geneeskunst, of: er is raad en hulp voor iedereen. - Vert. door Dr. W. Schuurmans Stekhoven. N.V. Van Loghum Slaterus' Uitg. Mij, Arnhem.
Een rijk boek. Er werden in de laatste tijd voor leken heel wat boeken over geneeskunde geschreven, sommige zelfs in encyclopedie-vorm, die dan meestal door leken bijna niet te gebruiken zijn. Hier is het zo niet. Bevattelik en onderhoudend schrijft Dr. Löbel hier enige hoofdstukken over vakken van de geneeskundige wetenschap. Leerzaam is het zeker en er zijn heel wat interessante dingen te leren. Let op de tietel: Geneeskunst en niet -kunde. Iedere aanwinst van de moderne therapie krijgt haar beurt en klaar wordt de vooruitgang afgetekend. Dr. Löbel leert ons aan de geneeskunst geloven en zijn argumenten zijn inderdaad sterk.
W.v.W.
|
|