Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 119
(2003)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Diederik Grit ‘De nobelste trek van het Noordelijk ras is zijn nostalgie naar het Zuiden’Anton van Duinkerken en ScandinaviëAbstract - In 1929, the Dutch emancipatory Catholic poet, essayist and critic Anton van Duinkerken (pen name of W.J.M.A. Asselbergs, 1903-1968) stayed for four months in Hammerfest in Norway, the world's northermost Catholic parish. On his way to Hammerfest, he visited the world-famous writer, Nobel Prize Winner and Catholic convert Sigrid Undset. This contact and Van Duinkerken's long stay in an essentially non-catholic country not only resulted in a large number of articles on Scandinavian culture and literature, an interesting correspondence, a translation of Undset's catholic essays and novella's by Van Duinkerken, but also inspired Van Duinkerken's essay collection Hedendaagsche Ketterijen (Today's heresies). | ||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingGa naar eind*Ergens is geen geluid. De wereld ligt - verstorven
achter een horizon van onontdooibaar ijs -
te wachten op de heropening van 't aardse paradijs.
Ik wil daarheen. Hier ben ik moe gezworven.
[...]
Van kust naar kust op hoop van avontuur gedreven
vinden wij steeds onszelf bij 't einde van de reis
dezelfde die vertrok; 't heropend paradijs
is maar het paradijs van onze droom gebleven.
Aldus de beginstrofen van het eerste en laatste van de tien gedichten uit de cyclus die de zesentwintigjarige Anton van Duinkerken in mei 1929 schreef tijdens zijn reis van Nederland naar de noordelijkste parochie ter wereld, Hammerfest in Noorwegen.Ga naar eind1 De citaten zijn karakteristiek voor Van Duinkerkens ambivalente houding tegenover Scandinavië. In de loop van zijn leven bezocht hij het Noorden nog ettelijke malen en wijdde hij tientallen publicaties aan Scandinavische thema's: gedichten, reisverslagen, boekbesprekingen, essays, heiligenlevens, herdenkingsartikelen, berichten over de politieke actualiteit en vertalingen. Bovendien verwees hij in recensies van Nederlandse schrijvers naar Scandinavische collega's, als positief of negatief ijkpunt.Ga naar eind2 Uit al deze bijdragen blijkt enerzijds belangstelling en bewondering voor het exotische Noorden, met name voor de belangrijke rol die de kunsten daar in het dagelijks leven vervullen, maar anderzijds een merkbare reserve tegenover deze zo duidelijk niet-katholieke streken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom wilde Van Duinkerken ‘daarheen’ en waarom was hij in Nederland ‘moe gezworven’? In hoeverre ‘vond hij zichzelf bij 't einde van de reis’? Beantwoordde het Noorden aan zijn verwachtingen? Wat voor sporen heeft Scandinavië nagelaten in zijn werk en vice versa? In het onderstaande wil ik trachten deze vragen te beantwoorden en aan te tonen dat de vele Duinkerkeniana Scandinavica minstens even veel over de auteur zeggen als over het Noorden zelf - zo niet meer dan dat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De voorgeschiedenisHet jaar 1929 en het verblijf in Noorwegen zouden een mijlpaal worden in het leven van de jonge Willem Asselbergs. Twee jaar eerder had hij zijn priesteropleiding afgebroken, na een ernstige crisis doordat zijn superieuren hem een schrijfverbod hadden opgelegd wegens zijn literaire aspiraties, zijn contacten met te modern geachte jonge katholieke schrijvers, en zijn standpunt dat literatuur evenmin per se goed was omdat ze katholiek was, als per se slecht omdat ze niet-katholiek was. Na zijn vertrek van het seminarie was hij een studie M.O.-Nederlands begonnen, maar hij had algauw gemerkt dat zijn kracht niet in het leraarschap doch in het schrijverschap lag. Als redacteur (per 1 januari 1929) van het jong-katholieke literaire tijdschrift De Gemeenschap en literair medewerker van het landelijke katholieke dagblad De Tijd voorzag hij in zijn bestaan. In behoudend-katholieke kring bleef de jonge auteur en voormalige seminarist echter over de tong gaan. Dat ergerde een oud-studiegenoot, Jos Theeuwes (1896-1984), inmiddels pastoor in het Noorse Hammerfest. Van Duinkerken was in zijn ogen geen afvallige, maar integendeel een verdediger van een onbekrompen katholicisme. Theeuwes besloot Van Duinkerken uit de benauwde roddelsfeer te halen. Toen hij in april 1929 in Brabant was, nodigde hij Van Duinkerken uit om een paar maanden in Noorwegen door te brengen. Daar zou hij zijn gast laten kennismaken met de echt ‘groten’: Kierkegaard, Ibsen, Hamsun, Strindberg en Undset - de laatstgenoemde zelfs in eigen persoon. Van Duinkerken zou er in alle rust kunnen schrijven en Noors kunnen leren. Theeuwes verzekerde zijn vriend dat de plaatselijke boekhandel de nieuwste Franse literatuur voorradig had.Ga naar eind3 Dankbaar aanvaardde de genode gast het aanbod om kennis te maken met een exotisch, niet-katholiek gebied. Hij sprak met De Tijd af dat hij naast boekbesprekingen van Franse literatuur ook ‘Brieven uit Hammerfest’ voor de krant zou schrijven. Reeds een paar weken later reisde hij met zijn gastheer via Denemarken, Zweden en over de Noorse bergen en fjorden naar Hammerfest, vijfhonderd kilometer boven de poolcirkel. Hij voelde zich in de voetsporen staan van de door hem bewonderde Potgieter,Ga naar eind4 die precies een eeuw eerder naar Scandinavië was gereisd en daarna tot de grote bemiddelaar van Noordse cultuur en letteren in Nederland was geworden. Was er voor hem een rol weggelegd als de katholieke variant op zijn voorganger? | ||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Nederlandse katholieken en ScandinaviëNiet alleen voor Van Duinkerken was het Noorden exotisch terrein. Katholieke interesse voor Scandinavië was in Nederland lange tijd zeer beperkt geweest, en ze | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
was in 1929 nog steeds erg eenzijdig. Tot het begin van de twintigste eeuw was de belangstelling voornamelijk een protestantse aangelegenheid. De pionier, de orthodox-protestantse dichter Bilderdijk, vertaalde werk van geestverwante Scandinavische collega's. Potgieter, wiens werk Het Noorden (1840) de doorbraak voor de Scandinavische cultuur in Nederland betekende, was in religieus opzicht veel liberaler, maar ook hij benadrukte de christelijke waarden van de Scandinavische literatuur. Populaire ‘dichter-dominees’ als Van Koetsveld en Ten Kate vertaalden en berijmden werk van Noordse romantici. Ook de modernistische en maatschappijkritische Scandinavische auteurs als Ibsen en Strindberg werden gepropageerd door protestanten, zoals de vrijzinnige predikanten Van Vloten en Meyboom, wier dochters Martha van Vloten en Margaretha Meyboom bekende vertaalsters van onder meer Andersen, Ibsen en Lagerlöf werden. En de Nederlandse Kierkegaardvertalingen en -studies waren het exclusieve werk van protestanten, voornamelijk theologen. De achterstand van de katholieken in dezen is onder andere te verklaren vanuit hun algemene maatschappelijke en culturele situatie. Ondanks het herstel van hun burgerrechten in 1795 kwam hun economische en culturele emancipatie slechts langzaam op gang. Toen voormannen als Alberdingk Thijm en Cuypers er aan het eind van de negentiende eeuw in slaagden een katholiek stempel te drukken op de Nederlandse cultuur, zochten zij hun inspiratie in Zuid- en Midden-Europa, niet in het Noorden. Dit is niet verwonderlijk. Anders dan in Nederland, waar na de reformatie ongeveer veertig procent van de bevolking katholiek was gebleven, woonden er in de Scandinavische landen al eeuwenlang nauwelijks katholieken meer. In 1536 had de Deens-Noorse koning het lutheranisme tot staatsgodsdienst uitgeroepen. In Zweden werd het zelfs officieel verboden om katholiek te zijn. Pas rond 1850 mochten katholieken hun godsdienst weer uitoefenen, maar hun aandeel was inmiddels gezakt tot ongeveer een half procent van de Deense en één promille van de Noorse en Zweedse bevolking. Voor zover er in Nederland katholieke belangstelling voor het Noorden bestond, was die religieus van aard. Na bovengenoemd herstel van de godsdienstvrijheid riep het Vaticaan het Noorden uit tot missiegebied, en het Nederlands taalgebied was een belangrijke leverancier van missionarissen. Culturele katholieke belangstelling voor het Noorden was lange tijd zeer beperkt. Katholieke literaire tijdschriften beperkten zich tot vertalingen van oudere auteurs als Oehlenschlaeger en Tegnér, met hun synthese van Germaanse en christelijke elementen in de middeleeuws-katholieke glorietijd van Scandinavië, en van de sprookjes van Andersen. Vertalingen in boekvorm van katholieke uitgevers van vóór 1900 zijn er vrijwel niet. Dit had grotendeels te maken met het karakter van het Scandinavische modernisme, dat rond 1885 in Nederland doorbrak. In de ogen van de katholieke clerus was dit zeer gevaarlijk. Rooms-katholieke critici waarschuwden tegen radicale schrijvers als Ibsen en Strindberg. Slechts één auteur kreeg positieve aandacht: de Deense bekeerling Johannes Jørgensen. Het waren echter niet diens vernieuwende symbolistische gedichten die vertaald werden, maar zijn heiligenlevens en stichtelijke novellen. De tientallen uitgaven en herdrukken waren een exclusief katholieke aangelegenheid. Werk van andersdenkenden werd in katholieke kring gedoogd voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
zover het ‘katholiek-naar-de-geest’ was, zoals de boerennovellen van Bjørnson en de sprookjes van Andersen. Pas in de jaren twintig van de vorige eeuw gaat Scandinavië een belangrijker rol spelen in het katholieke bewustzijn. Scandinavische streekromans en familiekronieken kunnen de toets der kritiek over het algemeen doorstaan. En er is één katholiek boegbeeld in het Noorden: de Noorse bekeerling en Nobelprijswinnares Sigrid Undset (1882-1949), wier literaire werk zich deels afspeelt in de katholieke Noorse middeleeuwen. Maar tegenover de moderne schrijvers blijft grote argwaan bestaan. Nog in 1929 wordt in een Scandinavië-nummer van het katholieke literaire tijdschrift Dietsche Warande en Belfort gewaarschuwd: ‘In moreel opzicht dient tegenover een groot deel der scandinaafsche literatuur beslist voorbehoud gemaakt’. Het rooms triomfalisme uit deze tijd uitte zich in een Nederlands missie-offensief in het Noorden. Drie Nederlanders werden tot apostolisch vicaris van respectievelijk Noorwegen, Finland en IJsland benoemd, en tientallen Nederlandse geestelijken gingen naar het Noorden, speciaal naar Noorwegen. Nederlandse kerkgangers werden opgeroepen tot financiële steun en er verscheen een speciaal tijdschrift Uit het land van St. Olav. Het resultaat was overigens beperkt. Hoewel vijftien tot twintig procent van de priesters in Noorwegen van Nederlandse afkomst was, toonden de Noren geen interesse om katholiek te worden; ze waren diep beledigd dat hun land als missiegebied werd beschouwd.Ga naar eind5 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Sigrid UndsetJos Theeuwes, een van de priesters die in bovengenoemd missiekader was uitgezonden, deed in Uit het Land van St. Olav verslag van zijn werkzaamheden. De parochie van Hammerfest telt zeventig tot tachtig zielen, van wie er 's zondags zo'n tien de mis bijwonen - vergezeld van enkele protestanten, die vooral komen omdat ze de inrichting van de kerk zo mooi vinden. Theeuwes poogt bij de andere parochianen, die ver weg wonen, de mis thuis op te dragen, maar kampt met geldgebrek.Ga naar eind6 Uit Theeuwes' brieven blijkt dat hij zich eenzaam voelde, en dat is zeker een van zijn motieven geweest om Van Duinkerken uit te nodigen - na diens vertrek nam hij een hond. Hij klaagde er tegenover zijn superieuren over dat hij eerder te weinig dan te veel te doen had.Ga naar eind7 Geen wonder dat hij veel las. Zijn literaire voorkeur was opmerkelijk, omdat die zich enerzijds uitstrekte tot omstreden auteurs als Ibsen en Strindberg, terwijl hij anderzijds werk van katholieke apologeten als Belloc en Undset vertaalde.Ga naar eind8 Met het oog op zijn reis met Van Duinkerken regelde hij een driedaags bezoek op Undsets landgoed Bjerkebaek bij Lillehammer. De gastvrouw bleek de naam Van Duinkerken te kennen uit een verzamelwerk over de Sint-Jansbasiliek in Den Bosch, waaraan ook zij een bijdrage had geleverd. Onder het genot van whisky en sigaren spraken de Nobelprijswinnares en haar jonge collega urenlang over literatuur. Van Duinkerken viel goed in de smaak bij de twintig jaar oudere Undset en verbaasde haar met zijn kennis van haar favoriete schrijver Chesterton, de Spaanse mystieken en literatuur in het algemeen.Ga naar eind9 Uiteraard kwam het gesprek ook op het algemene thema in Undsets werk, het | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
conflict tussen de vrije ontplooiing van het individu en zijn of haar verplichtingen tegenover familie, maatschappij en God. Undset schreef zowel eigentijdse als historische romans, steeds met een vrouw als hoofdfiguur, maar de historische werken zijn in feite gekoppeld aan de actuele maatschappelijke discussie en bevatten ook openlijke katholieke propaganda. In haar hoofdwerk, de trilogie Kristin Lavransdochter, trotseert de hoofdpersoon haar omgeving in haar strijd om haar minnaar Erlend te krijgen. Daarbij komt ze in conflict met haar familie, haar omgeving en de kerk; haar zonde jegens de mensen is in feite een zonde jegens God. Het eerste deel bevat Kristins liefdesgeschiedenis, het tweede schetst haar leven als moeder en huisvrouw, en het derde deel gaat over de verzoening: Kristin treedt in dienst van God - en van de mensen - als lekenzuster in het klooster.Ga naar eind10 Het stoorde Undset dat men haar ervan verdacht zich vooral, om nostalgische redenen te hebben bekeerd. Zij hield staande dat zij dit gedaan had omdat de katholieke kerk de objectieve waarheid leerde. Om dit kracht bij te zetten, schreef zij een flink aantal apologetische en algemeen-maatschappelijke essays. Hierin, nam zij duidelijk conservatieve standpunten in, niet alleen jegens het feminisme en alle vormen van cultuurradicalisme, maar ook jegens de arbeidersbeweging. (Daarentegen zou ze later evenals Van Duinkerken fel ageren tegen het nazisme).Ga naar eind11 Undset kreeg zoveel vertrouwen in de opvattingen en het talent van haar jonge Nederlandse collega, dat zij hem toestemming gaf om een bloemlezing van haar essays en novellen samen te stellen en te vertalen. Met een bewonderenswaardige snelheid zou Van Duinkerken zich van deze taak kwijten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Paapse StoutighedenAl tijdens de reis naar Hammerfest was Van Duinkerken begonnen Noors te leren. Met behulp van een woordenboek en met assistentie van Theeuwes las hij ijverig Noorse boeken en kranten. Hij nam Undsets opstellen en verhalen door en reeds na een maand stelde hij haar in een in het Noors geschreven brief een selectie voor ten behoeve van de bloemlezing. Na het fiat van Undset voltooide hij de vertaling zo snel dat ze nog in hetzelfde jaar kon verschijnen, onder de provocerende titel Paapse Stoutigheden, een oude benaming voor de overtreding door katholieken van opgelegde geloofsbeperkingen.Ga naar eind12 Deze titel is enigszins misleidend, want in de bloemlezing staan ook stukken die vóór Undsets bekering zijn geschreven en die met het katholicisme niets van doen hebben, zoals een essay over de gezusters Brontë. Maar het boek bevat ook heiligenlevens van de Scandinavische heiligen Sint Olav en Sint Halvard, en apologetische essays zoals Katholieke Propaganda en een open brief aan de bekende Zweedse lutherse bisschop Nathan Söderblom, voorvechter van een christelijk-oecumenische beweging met uitsluiting van het katholicisme, die Undsets bekering als een terugval tot middeleeuwse barbarij beschouwde. In zijn inleiding wijst Van Duinkerken erop dat het boek niet geschreven is vanuit ‘een katholieke sfeer’, maar vanuit een katholieke overtuiging. ‘De schrijfster weet zich lidmaat van de Strijdende Kerk [...]. Zij zegt niet dat de Kerk aantrekkelik is, zij zegt dat de Kerk gelijk heeft en dáár komt het juist op aan.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
In tegenstelling tot het literaire werk van Undset, dat bij niet-katholieke uitgeverijen verscheen en ook door niet-katholieken veel gelezen werd, kwam Paapse Stoutigheden uit bij de katholieke uitgeverij Paul Brand. Daarmee schoot deze apologetische publicatie eigenlijk voorbij aan de eigenlijke doelgroep, de te overtuigen andersdenkenden. In de praktijk werd ze vrijwel uitsluitend door katholieken gelezen en gerecenseerd. De katholieke bibliotheekrecensiegids Boekenschouw en zijn Vlaamse pendant Boekengids oordeelden positief over ‘de mannelijk strijdbare essays der Noorsche schrijfster, die een leeuw als Nathan Söderblom durft aan te vallen. Hoe ver zijn we hier van alle stemmingskatholicisme! [...] Het mannelijke proza van Sigrid Undset verslapt niet in de pen van Anton van Duinkerken.’ Boekengids, dat Undsets literaire werk ‘omwille van het realisme’ niet voor iedereen bruikbaar achtte en de eigentijdse roman Jenny zelfs als ‘Streng Voorbehouden Lectuur’ kenmerkte, prijst Van Duinkerkens bloemlezing vanwege de heiligenlevens die ‘vrij [zijn] van alle Fransche Jeanne d'Arc-romantiek’ en vanwege Katholieke Propaganda, ‘dat heel de kultureele protestantsche bent van Noorwegen deed steigeren [...] Van Duinkerken vertaalde meesterlijk en leidde flink in.’ Ook het literaire tijdschrift Dietsche en Warande en Belfort waardeert Undset als ‘een sterke vrouw, die de wil en den moed heeft midden het stugge noorsche protestantisme, met een mannelijke overtuigingskracht, te getuigen voor het geloof dat ze worstelend veroverde. Dat is mannelijke strijdvaardigheid en weerbaarheid [...] voldragen van gedachten en gevoel.’ De recensent vreest wel dat Undset niet blij zal zijn met de wat agressieve titel, die hij aan Van Duinkerkens temperament wijt. Die vrees was onnodig: Undset schreef de vertaler dat ze het een uitstekende titel vond. Kritischer is de bespreking in Roeping, van de hand van hoofdredacteur Gerard Knuvelder. Deze was oorspronkelijk nauw bevriend met Van Duinkerken, maar de relatie was bekoeld nadat de laatste het redacteurschap van Roeping had verruild voor dat van het modernere en meer zuiver literaire tijdschrift De Gemeenschap. In zijn recensie wijst Knuvelder op de twee genres in het boek. Hij vindt Undset een van de grootste novellisten ter wereld, maar als essayist waardeert hij haar een stuk minder: hij heeft bezwaar tegen de ‘geestige’ wijze waarop zij net als Chesterton en Van Duinkerken apologetische vraagstukken behandelt, met name doordat deze auteurs zichzelf te veel op de voorgrond dringen. Studia Catholica ten slotte: ‘De stoutigheid van deze essays en novellen zit hem vooral daarin, dat zij oorspronkelijk gepubliceerd zijn in een erg protestantsch land [...] de gezonde eigen kijk van deze welhaast mannelijk forsche schrijver op ‘De vrouw in de hedendaagsche samenleving’ is indirect een overduidelijk bewijs dat Sigrid Undsets bekeering tot het katholieke geloof moet berusten op innerlijke overtuiging. [...] Anton van Duinkerken heeft natuurlijk gezorgd voor een vlotte vertaling.’ Over die vertaling wordt heel anders geoordeeld in de enige niet-katholieke recensie, van de hand van de scandinaviste Annie Posthumus in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Op de inhoud van de bundel gaat zij nauwelijks in, maar des te meer aandacht besteedt zij aan Van Duinkerkens vertaalkwaliteiten. Zij hekelt zijn stijve zinsconstructies, die al te zeer hun Noorse voorbeeld volgen, en zijn beperkte kennis van het Noors. Daarvan geeft ze een hele reeks voorbeelden: inden ret loenge (binnen niet al te lange tijd) wordt vertaald als ‘over langen tijd’; siden (aangezien) als ‘sinds’; fylking (schare) als ‘parlement’; een vrouw die virker bedst (de beste indruk maakt) als een die | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
‘haar werk het best doet’; kvindeselskabelighet (een gezellig samenzijn van vrouwen) als ‘vrouwenvereeniging’; gymnasiesamfund (middelbare-schoolvereniging) als ‘gymnastiekclub’; formentlig (vermoedelijk) als ‘formeel’; trofasthed (trouw) als ‘vertrouwen’; utadtil (naar buiten toe) als ‘tot dan toe’; sine egne (de zijnen) als ‘de geboortestreek’; lidt apokryfe beretninger (enigszins apocriefe verhalen) als ‘kleine, apocriefe berichten’; kjole (jurk) als ‘mantel’; en omflakke (rondzwerven) als ‘omhelzen’. Posthumus sluit af met de woorden: ‘Neen, de heer Anton van Duinkerken had om te beginnen nog een flinken tijd in Hammerfest, althans in Noorwegen moeten blijven, voordat hij zijn boek de wereld inzond!’Ga naar eind13 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Invloeden van ‘Hammerfest’Van Duinkerkens reis naar Hammerfest en zijn verblijf aldaar hebben zowel directe als indirecte invloed op zijn werk en zijn denken gehad. Naast Paapse Stoutigheden schreef hij er oorspronkelijk werk in de vorm van gedichten, reisbrieven en essays. De duizenden kilometers lange reis vond zijn weerslag in een cyclus van tien gedichten, die al in juni 1929 in Roeping verscheen en een jaar later in de bundel Lyrisch Labyrinth werd herdrukt. De centrale gedachte van de cyclus is dat de dichter steeds de neiging heeft om naar de horizon te reizen, maar tot zijn teleurstelling die horizon steeds weer ziet opschuiven. Uiteindelijk leert de confrontatie met het vreemde hem vooral iets over zichzelf. Niet voor niets heet het openingsvers ‘A nonsensical journey’ - een titel die de dichter in de sterk bewerkte versie in Verzamelde Gedichten (1957) overigens veranderde in het veel neutraler ‘Naar het Noorden’, dat eindigt met de regels: Wellicht verplaats ik mij allenig maar een poos
om in die tijd iets van mijn eeuwigheid te leren.
De gedichten zijn geschreven te Malmö, Frederiksstad, Oslo, Hamar (waar de dichter de ruïne van de katholieke domkerk beschouwt), in de Noorse bergen en fjorden, op de Lofoten en bij de ‘Landing te Hammerfest’, met als slotstrofe: 't Verzadigde genol kent geen verlangen meer
naar zwerven, doch bemint den droom, die het bewaarde:
wij zoeken rust als gij, die ons ontvangt, o aarde,
- uw doodvermoeide zelf - bij onzen wederkeer.
Deze ‘Noorse’ cyclus werd vanwege de cerebrale ondertoon door de Nederlandse kritiek als minder geslaagd beschouwd. Men vond de gedichten te weinig lyrisch en miste de ‘feestelijke hartelijkheid’ van zijn beste verzen.Ga naar eind14 Lyrisch Labyrinth bevat echter nog andere gedichten met een Noorse achtergrond. ‘De Noorse schilder’ bezingt het fjordenlandschap, terwijl de poëtisch vormgegeven preek ‘De verloren zoon’ bewerkt is naar een Noors origineel. En in ‘Aandachtig lied’ geeft Van Duinkerken een zeer vrije vertaling van de eerste twee strofen van de Afften Psalme (Avondpsalm) van de Noorse barokdichteres Dorothe Engelbretsdatter (1634-1716): | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Dagen viger og gaar bort
Lufften bliffver tyck og sort
Solen har alt dalet plat.
Det gaar ad den mørcke Nat.
Tiden sagte lister sig
Glaset rinder hastelig
Døden os i Haelen gaar,
Evigheden forestaaer.
Straks is de dag voorbij,
sluiers van zachte zij
hullen de wereld zacht
in deze nieuwe nacht.
De tijd is lopensmoe
het stilstaand uur zegt ons hoe
de dood ons op de hielen gaat
en 't eeuwig leven openstaat.Ga naar eind15
In De Tijd brengt Van Duinkerken in een tiental Brieven uit Hammerfest verslag uit van zijn verblijf.Ga naar eind16 Het zijn deels toeristische observaties van verschijnselen als de mooie maar woeste natuur, de dunbevolktheid, het Noorse nationalisme, de discipline van de Noorse jeugd, het sentimentele en ondogmatische karakter van de godsdienstbeleving, de mooie honden, de prullerige souvenirs en de slechte behandeling van de Lappen door de Noren. Hij constateert dat net als overal in Europa ook in Hammerfest de nieuwste internationale modegrillen doordringen, en vervolgt: Onder deze omstandigheden is het gekheid zich wijs te maken dat men het Noorsche volkskarakter kent wanneer men een tijdje met Nooren omgaat. Men kan hoogstens ervaren hebben, dat ze graag discuteeren en liefst over onderwerpen die verband houden met metaphysieke aangelegenheden, waar ze voorts niet veel verstand van hebben, dat ze een buitengewoon huiselijk leven leiden en hun binnenkamers inderdaad zeer prettig en soms aantrekkelijk weten in te richten, dat ze nationale trots bezitten en elkaar erg respecteeren en dat ze een zekere neiging hebben om over elkaar te praten met een uitvoerigheid in goed of kwaad, die overal elders aanstootelijk ware [...] Alles wordt min of meer tot vraagstuk gemaakt doordat het veel te lang bekeken wordt door veel te veel menschen. [...] De zucht naar het vraagstuk schijnt in het algemeen sterker te zijn dan het verlangen naar een oplossing en in zooverre kan men misschien verband leggen tusschen Ibsen's drama's en het Noorsche volkskarakter.Ga naar eind17 Wat Van Duinkerken in positieve zin het meest opvalt in Noorwegen, is de grote interesse voor literatuur. In een artikel ‘Letterkundige belangstelling in Noorwegen’ wijst hij erop dat uit een recente enquête in Nederland blijkt dat men daar politici als de meest gezaghebbende personen beschouwt. In Noorwegen zijn dat de schrijvers: Er bestaat in dit zeer dun bevolkte land (Noorwegen heeft nl. nog niet de helft der inwoners van Nederland) een wereldliteratuur en tengevolge daarvan een ware cultus voor de schrijver [...]. Men kan die nationale bekendheid der schrijvers gedeeltelik verklaren uit de lange nachten, uit de winterduisternis in Noorwegen en uit het aangewezen zijn der menschen op louter huiselik verkeer. [...] Het is ook zeer goed mogelijk een verklaring te vinden in den aard der Noorse romanliteratuur zelve, die inderdaad op meesterlijke wijze ‘volkstümlich’ is zonder stompzinnig te zijn. [...] Een boek is hier het | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
besprekingsobject van beschaafde gezelschappen en het verbaast U enigszins, als ge die mondelinge kritiek bijwoont, te horen hoe verstandig men hier de literatuur bespreekt. [...] Zodra ik was voorgesteld als auteur (in Holland klinkt dat als een bekentenis!) begonnen ze te vragen of ik Ibsen had gelezen, en ieder dezer lieden werd mijn vriend, omdat ik met hem spreken kon over het ‘Poppenhuis’, over Peer Gynt en over ‘Keizer en Galilaeer.’ [...] Knut Hamsun en Sigrid Undset genieten dezelfde populariteit, waardoor ze, nog bij leven, bijna legendariese personen worden. Enige hunner gezegden doen de rondte door heel het Noorse rijksgebied. Bij ons hoort men nooit in den trein de laatste geestigheid van Willem Kloos herhalen [...]Ga naar eind18 Deze ervaring inspireert Van Duinkerken. Bij bestudering van de Noorse literatuurgeschiedenis maakt hij kennis met de romantische nationale gjennembrud, de doorbraak van het nationale culturele zelfbesef na een lange periode van vreemde overheersing. ‘In heel weinig opzichten laat Noorwegen zich vergelijken met Noord-Brabant. Hier echter wees de kennismaking mij een weg. [...] In Brabant was een “gjennembrud” nodig.’ Zijn verblijf in Noorwegen en zijn kennismaking met Sigrid Undset bevestigen hem in zijn opvattingen over de katholieke literatuurkritiek. Hier beseft Van Duinkerken pas goed de waarde van een ruimere kijk op de wereld, en ziet hij in dat ‘de meest geestvernieuwende opvattingen te voorschijn komen uit de profane literatuur’. In De gemeenschap (1930) schrijft hij dat het voor katholieke kranten en ondernemingen niet aangaat banger te willen zijn voor het communistische gevaar dan de grootste katholieke apologeten, zoals Sigrid Undset.Ga naar eind19 Men krijgt de indruk dat Van Duinkerken het werk van Undset meer om de inhoud dan om de vorm waardeert. Nergens gaat hij in op haar stijl, iets wat hij bij de andere door hem behandelde Scandinavische auteurs wel doet. Ook is het opvallend dat Van Duinkerken na Paapse Stoutigheden nog slechts twee zelfstandige artikelen aan Sigrid Undset heeft gewijd: een necrologie en een korte bespreking van een posthuum gepubliceerd heiligenleven van Catharina van Siena.Ga naar eind20 Een verklaring hiervoor is wellicht dat het genre van de ‘Scandinavische trilogie’ steeds meer gesunkenes Kulturgut werd en vooral in nazi-Duitsland zeer populair was. Hoewel Undsets werk op een bovengemiddeld plan stond, werd het hiermee onwillekeurig vereenzelvigd. Opvallend is bijvoorbeeld dat Van Duinkerkens goede vriend Godfried Bomans in een schets over een gefingeerde trilogieënschrijfster (in Kopstukken, 1947) de draak steekt met dit genre en daarbij Undsets boektitels parodieert: Ik maakte kennis met de trilogieschrijvers Knut Knutson, Olav Gulbrand Olavson, Sigrid Ingridsdochter, en al de anderen. Een nieuwe wereld ging voor mij open: de wereld der trilogieën. [...] Mijn man kwam op de gedachte om de Hollandse atmosfeer in Noorse trilogieën te verwerken. Zo ontstonden ‘Knut Lavranszoon slaat er zich doorheen’, ‘Sigrid Selmadochter haalt het’ en ‘Baldur Harold Sigurd Knutszoon zet zijn tanden erin’. Ook de meer lichte familieroman ‘De Lavrans Lavrantjes op reis’ moet vanuit dit gezichtspunt bekeken worden.Ga naar eind21 De veelal louter esthetische waardering van de katholieke kerk door veel Noren en hun ondogmatisch humanisme waren Van Duinkerken een doorn in het oog. Een typerende gebeurtenis te Hammerfest was de aanleiding tot het ontstaan van zijn bundel Hedendaagsche Ketterijen, waarin hij deze opvattingen bestreed. Op een diner voor plaatselijke notabelen waren ook Theeuwes en Van Duinkerken uitgenodigd. Laatstgenoemde raakte hier in een heftige discussie met een advocaat, die een aan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
hanger van de soefi-beweging bleek. Deze zei het mensonwaardig te vinden een plaatsvervangend lijden te aanvaarden zoals de christenen geloofden dat Jezus het gedragen had. Van Duinkerken wond zich hierover zo op dat hij de advocaat uitnodigde tot een duel in de bergen. Zijn woede werd echter nog groter toen de in verlegenheid gebrachte gastvrouw zich erover verwonderde hoe men zich over bagatellen als geloof en katholieke kerk zo kon opwinden. De zaak werd enigszins gesust en bij wijze van verzoening sprak men bij de koffie waardering uit voor het vele goede dat er in de katholieke kerk te vinden was. Op weg naar de pastorie zei Van Duinkerken tegen Theeuwes, dat deze appreciatie niets met het katholieke geloof te maken had: zij waardeerden de bijbel louter omdat er hoogstaande literatuur in voorkwam, de biecht omdat het de mens verzoende met zijn zenuwstelsel en de jezuïeten omdat ze zo geleerd waren. ‘Ik ga daar direct een boek over schrijven.’ Nog diezelfde nacht zette hij zich aan deze taak.Ga naar eind22 Hedendaagsche Ketterijen is bedoeld voor een Nederlands publiek en concentreert zich op de bestrijding van het Nederlands ethisch humanisme met zijn puur esthetische appreciatie van het katholicisme. Maar toch zijn er ook rechtstreekse sporen van de kennismaking met Scandinavië in te vinden. Van Duinkerken bestrijdt de opvattingen van de lutherse bisschop van Oslo, Eivind Berggrav, die in zijn theologisch handboek Den religiøse Følelse (Het religieus gevoel) de stelligheid van de leer enkel had verklaard uit de standvastigheid van de zielsbehoeften. Ook de subjectivering van het christelijk geloof door de Deense godsdiensthistoricus Vilhelm Grønbech en de eerdergenoemde Zweedse oecumenicus Nathan Söderblom wordt gehekeld.Ga naar eind23 In Hammerfest ziet hij hoe de jeugd naar boeken van nieuwere schrijvers grijpt. De waarde daarvan ligt voor hen niet in het revolterende karakter van de stof, maar in de nieuwere stijl van de voorstellingswijze. Hij voelt in Noorwegen dat het onderscheid tussen goede boeken en slechte boeken binnen afzienbare tijd zijn schijnbaar vaste grondslag zal verliezen. In Nederland zou hij dat naar eigen zeggen niet geloofd hebben. Bij het schrijven van Hedendaagsche Ketterijen laat hij zich door deze ervaring leiden.Ga naar eind24 Ook ten opzichte van de Scandinaviërs blijft hij strijdbaar. Na terugkeer schrijft hij in De Tijd vier uitgebreide artikelen over ‘Missieland Zweden’. Citerend uit Vondels gedichten over Zweden verhaalt hij over de teloorgang van de katholieke kerk onder koning Gustaf Wasa, over koningin Christina's bekering tot het katholicisme, over de huidige populariteit van dwaalleren als het spiritisme, de theosofie en de soefi-beweging, en over het ‘wanhoopswerk van het ontbindende staatskerkelijke begrip’. Volgens Van Duinkerken kan men ‘redelijk aannemen dat binnen betrekkelijk korten tijd de eenige christenen van Noord-Europa de katholieken zullen zijn. Het volk staat in een crisis voor de keuze.’ Ook wijdt hij uitvoerig aandacht aan het eeuwfeest van koning Olav de Heilige (ca. 995-1030), die het christendom in Noorwegen definitief invoerde. Het feest wordt in Noorwegen zowel door de lutheranen als de katholieken vanuit hun respectieve oogpunt uitgebreid gevierd. Van Duinkerken vertaalt voor De Tijd fragmenten uit Sigrid Undsets herdenkingsgeschrift Hellig Olav, Norges Konge en schrijft een lang artikel onder dezelfde titel: ‘Heilige Olav, Koning van Noorwegen.’Ga naar eind25 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Nieuwe reizen naar Scandinavië en hun weerslagIn 1933 is Van Duinkerken opnieuw in Scandinavië. Met zijn vrouw viert hij vakantie in Zweden, waar hij wederom de gast is van Theeuwes, thans pastoor van Helsingborg in Zuid-Zweden. Theeuwes toert met ze door de omgeving, langs pastorieën, kloosters en kerken, onder andere in de badplaats Arild, de geboorteplaats van de Heilige Arild, waar ze de mis bijwonen. In zijn artikel ‘Sint Arild’ verhaalt de Nederlandse gast over de heilige en over de mis, die voornamelijk door niet-katholieken wordt bijgewoond: ‘Sommigen zullen dit amusement van den badplaats vergeten [...] Enkelen zullen wederkeeren en zij zullen vragen om de waarheid, want zonder de waarheid heeft het geen zin, te bestaan.’Ga naar eind26 Na dit bezoek duurt het tot 1948 voordat Van Duinkerken weer in Scandinavië komt. Maar ondertussen blijft hij de religieuze, culturele en politieke gebeurtenissen in het Noorden blijkens allerlei artikelen volgen. Hij behandelt onder meer het werk van bovengenoemde oecumenicus Söderblom - dat hij niet aanbeveelt voor katholieken, maar wel dienstig noemt voor ongelovigen -, bespreekt auteurs als Andersen, Brandes, Christiansen, Ibsen, Jørgensen, Lagerlöf en Sillanpää, en schrijft over uiteenlopende onderwerpen als het Finse Kalewala-epos en de Bibliotheca Danica van de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam.Ga naar eind27 De verraderlijke Duitse aanval op Noorwegen en Denemarken in april 1940 schokt hem diep. In De Tijd citeert hij uit de nietsvermoedende Scandinavische pers van vlak voor de aanval, en in zijn gedicht ‘Noorwegen’ voorziet hij eenzelfde lot voor zijn land: Noorwegen ging verloren door verraad.
In Holland staat reeds overal
de bende klaar, die ons verraden zal
En hier is niemand, die daar acht op slaat [...]Ga naar eind28
Ook Van Duinkerkens toen al overbekende protest tegen deze ‘bende’, De Ballade van den Katholiek uit 1935, had een Scandinavische achtergrond. Als lid van een adviescommissie voor toneelsubsidies had Van Duinkerken subsidie toegekend voor opvoering van het drama De Beul (Bödeln) van de Zweedse schrijver en latere Nobelprijswinnaar Pär Lagerkvist, dat op symbolische wijze de nationaal-socialistische rassenleer aan de kaak stelde. Tijdens een voorstelling maakte een groep NSB'ers in de zaal een enorm tumult en er braken gevechten uit. Hierop beëindigde het toneelgezelschap de voorstellingen. Desondanks verscheen in het nationaal-socialistische dagblad Volk en Vaderland een artikel ‘Gesubsidieerde liederlijkheid’, waarin NSB-leider Anton Mussert fel protesteerde tegen de beledigingen aan het adres van de nationaal-socialisten en tegen het feit dat ‘de zich katholieke noemende’ Van Duinkerken zo'n schandelijk stuk mee had gesubsidieerd. In de nacht volgend op de publicatie van Musserts artikel dichtte Van Duinkerken zijn spraakmakende ballade: ‘Jawel, mijnheer, ik noem mij Katholiek...’.Ga naar eind29 Na de oorlog, in 1948, bezoekt hij als verdediger van het vrije woord het PEN-congres in Kopenhagen. Hij legt er bloemen bij het monument voor de door de nazi's vermoorde Deense predikant, toneelschrijver en felle anti-nazi Kaj Munk. Tijdens zijn reis door Denemarken verdiept hij zich in het werk van de grondlegger van het Scandinavische toneel, de Noors-Deense blijspelschrijver Ludvig Holberg (1684- | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
1754). Hij schrijft een waarderend artikel over deze auteur, die volgens hem mogelijk invloed heeft gehad op het toneelwerk van Frederik van Eeden (een onjuiste veronderstelling, zoals schrijver dezes elders heeft aangetoond).Ga naar eind30 In 1960 is hij opnieuw voor een congres in Kopenhagen, en in 1963 treedt hij te Oslo op als eerste opponent bij de promotie van de Noorse Vondeldeskundige Kåre Langvik-Johannessen. Deze had in 1951-1952 Van Duinkerkens Vondelcolleges in Leiden gevolgd en reeds toen met hem gepraat over zijn Vondelvisie. Een Noors artikel waarin Langvik deze visie presenteerde, was al in 1952 door Van Duinkerken in De Tijd samengevat. In Langviks dissertatie Zwischen Himmel und Erde: Eine Studie über Joost van den Vondels biblische Tragödie in gattungsgeschichtlicher Perspektive wordt uiteengezet dat het door Vondel geschapen genre van de bijbelse tragedie een psychosymbolisch karakter heeft, dat wil zeggen dat de handeling de innerlijke tweestrijd van de hoofdfiguur weerspiegelt. Vondels bijbeldrama's zijn volgens Langvik niet gebaseerd op de renaissancistische tegenstelling tussen hemel en aarde, maar op het doorbreken van de barokke synthese daarvan, de kosmische harmonie. In zijn studie verwijst Langvik diverse malen naar Asselbergs.Ga naar eind31 De gezaghebbende Noorse krant Morgenbladet wijdt een uitgebreid artikel aan de promotie, waarin onder andere staat te lezen: De eerste opponent was professor W.J.M.A. Asselbergs. Deze begon met erop te wijzen dat de promovendus een uiterst belangrijke bijdrage had geleverd aan de interpretatie van Vondels drama's. Uit zijn werk bleek een zeer oorspronkelijke visie op zijn thema. Als Nederlander was professor Asselbergs dankbaar voor de wetenschappelijke prestatie die hier was geleverd inzake de grootste woordkunstenaar uit de Nederlandse geschiedenis. De kanttekeningen die hij had vielen in het niet bij zijn bewondering voor het werk als geheel.Ga naar eind32 Tijdens zijn Vondelonderzoek had Langvik-Johannessen zich ook gewend tot Asselbergs' collega, de protestantse dichter, letterkundige en Vondeldeskundige W.A.P. Smit. Deze had echter niet veel op met Langviks Vondelvisie en schreef na verschijning van Zwischen Himmel und Erde een vernietigende recensie.Ga naar eind33 Is het gewaagd te veronderstellen dat de afwijzing door de protestantse Smit en de verwelkoming door de katholieke Asselbergs medeoorzaak zijn geweest van Langvik-Johannessens latere sterke voorkeur voor de katholieke Nederlanden en zijn bekering tot het katholicisme? In 1964 was Van Duinkerken veertien dagen de gast van Langvik-Johannessen, die het bezoek memoreert in zijn herdenkingsartikel ‘Van Duinkerken en Vondel in Oslo’. Hierin verhaalt de gastheer zijn mooiste herinnering: hoe Van Duinkerken op bezoek bij de Noorse beeldhouwer Arnold Hakkeland een cultuurhistorische synthese ontrolde van Vondel tot Mondriaan. Hakkeland stond plotseling op, belde de cultureel redacteur van Morgenbladet, Erik Egeland, en zei: ‘Je moet dadelijk komen. Hier zit iemand, die moet je horen!’ Een uur later arriveerde Egeland, en Van Duinkerken ontvouwde dezelfde synthese in een nieuwe lezing, zonder zich op één punt te herhalen...Ga naar eind34 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
8 Van Duinkerken en de Scandinavische letteren8.1 Oudere letterenTerwijl Van Duinkerken uitvoerige aandacht besteedt aan de moderne Deense, Noorse en Zweedse auteurs, blijken de Oudnoordse mythen en sagen en de middeleeuwse letteren uit het Noorden hem niet erg te interesseren. Hij heeft niet veel op met Sigrid Undsets voorkeur voor Snorri Sturluson (1179-1241), de schrijver van de Oud-IJslandse Edda: ‘Ze sprak er met veel geestdrift over. Voor mij was het nieuw en tamelijk bloedig. Ik heb het nooit mooier kunnen vinden dan bijvoorbeeld het Chanson de Roland’.Ga naar eind35 In een stuk over de criticus Georg Brandes, de vader van de moderne Noordse letteren, wijst hij erop dat de Scandinavische literatuur geen veelomvattende christelijkmiddeleeuwse traditie heeft. Na de heidense Edda en skalden-poëzie kwamen er wel koningssagen en bisschopssagen, maar die sloten nog bij de heidense stijl aan. En in de moderne tijd bleven Brandes en de zijnen onverschillig voor wat aan de hervorming voorafging na het verzinken van de antieke wereld.Ga naar eind36 Ook met de literatuur uit de periode van de lutherse staatsmacht houdt hij zich nauwelijks bezig. Het blijft bij bovenstaande psalmvertaling en het artikel over Holberg. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
8.2 AndersenIn 1935 publiceert Van Duinkerken de essaybundel De menschen hebben hun gebreken. Hierin zet hij uiteen hoe grote schrijvers hun lichamelijke gebreken hebben gesublimeerd: de blinde Homerus, de bultige Esopus, de jichtlijder Erasmus, de dove Ronsard en de lelijke Andersen. Voor het stuk over Hans Christian Andersen (1805-1875) baseert de auteur zich grotendeels op diens autobiografie. Andersens omgeving verdroeg niet dat hij iets goed van zichzelf dacht. Voor alles leek hij te lelijk, en niets leek hem mee te vallen, maar zijn vertrouwen in de toekomst bleef ongebroken. Hij verliet Denemarken en trok naar Rome. ‘De nobelste trek van het Noordelijk ras is zijn nostalgie naar het Zuiden’, schrijft Van Duinkerken. In Italië leerde Andersen dat het kunstwerk de natuur veredelt in de verheven uitbeelding van het elementair-menselijke. ‘Hierdoor werd hij van een talentvolle jongeman een groot kunstenaar. Zijn kinderlijke naïveteit, die hem allerlei onhandigheden deed begaan in de omgang met mensen, ontwikkelde zich door de kennismaking met grote buitenlandse kunstenaars tot een vaste argeloosheid van karakter.’ Andersens sprookjes zijn volgens Van Duinkerken geen fraaie nonsens, maar elementair zedelijk, zonder preuts of schoolmeesterachtig te zijn. ‘Ons rechtsgevoel vordert, dat vorsten fijngevoelig zullen zijn, dat arme kleine meisjes, die op koude straten zwavelstokjes venten, de sterren aan den hemel zullen ontvonken [...] In haar diepste wezen moet de wereld mooi zijn, hoe leelijk zij ook schijnt.’ In 1940 bespreekt Van Duinkerken de bloemlezing Uren met Andersen, samengesteld, ingeleid en (uit het Duits) vertaald door Ina Boudier-Bakker. Hij vindt het ‘een aardig boekje’ met een interessante keuze, maar kritiseert de hier en daar slechte vertaling. In hetzelfde jaar benadert zijn vriend Antoon Coolen hem voor een uitvoeriger Andersen-bloemlezing onder zijn redactie. Behalve sprookjes wil Coolen ook gedichten en fragmenten uit Andersens reisverhalen en romans opnemen, en hij vraagt Van Duinkerken of die deze werken bezit.Ga naar eind37 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
In zijn recensie van Coolens boek (1941) prijst Van Duinkerken de degelijke inleiding over onder andere Andersens drang naar succes. Ook is hij vol lof over de smaakvolle keuze uit het minder bekende werk. Maar aan het eind wordt de apologeet in de recensent wakker: Eén enkel zinnetje zal misschien den katholieken lezer onaangenaam aandoen. In De man met het Marionettentheater leest men: ‘In den tijd van Mozes en de profeten zou zo'n ingenieur zeker een van de wijzen des lands geworden zijn en in de middeleeuwen zou hij verbrand zijn.’ Dit berust op een der anti-katholieke vooroordelen, waarin Andersen werd opgevoed. Het wordt vergoed door den fijn-religieuzen toon van enkele andere vertellingen in dit boek.Ga naar eind38 Merkwaardig genoeg ontbreekt de naam Andersen in Van Duinkerkens uitvoerige bespreking van de Sprookjes van Godfried Bomans, die een groot bewonderaar van Andersen was. De recensent prijst het dat men in Bomans' sprookjes ‘Jansen kan heten, met de barbier van gedachten kan wisselen en belangstelling kan hebben voor bloemen, rupsen, huzaren, eenden, pasteien, landlopers, stille liefden en erwtensoep’, maar wijst niet op de verwantschap met het grote Deense voorbeeld. Omgekeerd volgt Bomans zonder bronvermelding Van Duinkerken na in zijn essay ‘Wie was Andersen?’ (1955): Andersen heeft geniale sprookjes geschreven, maar hij was geen genie. Het is zelfs mogelijk, dat iemand iets subliems creëert vanuit een tekort [...] niet alleen door karakter, maar ook door optreden en uiterlijk was hij een onmogelijke kerel. Samenvattend kunnen wij vaststellen, dat het conflict in hèm zat, in zijn onvolgroeidheid, in zijn onvolwassen zijn, maar dat hij dit tekort naar buiten projecteerde. Dit was zijn goed recht als kunstenaar en wij danken er de sprookjes aan.Ga naar eind39 Tot het eind van zijn leven bleef Van Duinkerken Andersen als moreel voorbeeld zien. In een interview met Vrij Nederland-journaliste Bibeb kritiseerde hij in 1963 het atheïsme van de contemporaine schrijvers: ‘Het is het tot deugd verheffen van iets niet te kunnen. Lees het allemaal wat ze maken. En lees dan één verhaal van Balzac. En lees Andersen.’Ga naar eind40 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
8.3 KierkegaardEen van de ‘groten’ die Theeuwes aan Van Duinkerken leerde kennen, was de Deense denker Søren Kierkegaard (1813-1855). Dit is opvallend, want tot de Tweede Wereldoorlog bestond in katholieke kring verder nauwelijks belangstelling voor deze filosoof, en de meeste van zijn werken stonden op de Index.Ga naar eind41 Tegenover Kierkegaard neemt Van Duinkerken een ambivalente houding aan. In Verscheurde christenheid (1937) geeft hij een uitvoerig portret van hem, compleet met afbeelding. Hij wijst erop dat hartstochtelijke religieuze geestdrift vaak uitging van mensen die de kerk de rug toekeerden, waar ze zich vereenzaamd voelden. Kierkegaard verwierp de liaison van kerk en staat en de christelijke praktijk van zijn dagen en stelde er een eindeloze liefde voor de oorspronkelijke mens tegenover. Tijdens de negentiende eeuw werden dit soort hartstochtelijke reacties van het christelijk geweten belachelijk gevonden. Men duldde geen christelijke oorspronkelijkheid. De burgerlijke maatschappij sloeg de zedenleer hoog aan, na haar van de waarheidsleer te hebben afgescheiden. Hierdoor zijn vele christenen verblind. Kwaadsprekende oude vrijsters, die de kans op ontucht hebben vermeden of gemist en die voor geen laster of bedrog | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
terugschrikken, denken, dat zij door hun fatsoen het ware christendom vertegenwoordigen. Men bewijst het christendom, aldus Van Duinkerken, geen dienst door preken te houden die deze opvatting bevestigen. Zijn visie op Kierkegaard is duidelijk gekleurd door zijn eigen ervaring met kwaadsprekerij. Maar later distantieerde Van Duinkerken zich van exaltatische geloofsbelijdenissen van mensen die het geloof zagen als een aaneenschakeling van bliksemflitsen boven een zondige, verworpen wereld. Hij waarschuwde tegen het compromisloze, absolutistische christendom dat in het werk van Kierkegaard mede beleden werd. Hierin zag hij een even ernstige bedreiging van de christelijke gemeenschap als de kleingelovige vrees voor de grootsheid van het evangelie.Ga naar eind42 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
8.4 De ‘moderne doorbraak’: Brandes, Ibsen, StrindbergDe door de katholieke kritiek zo verfoeide ‘moderne doorbraak’ in de Scandinavische letteren was geïnitieerd door de Deense literatuurcriticus Georg Brandes (1842-1927). In de jaren zeventig van de negentiende eeuw riep deze de Noordse auteurs met succes op om in hun werken ‘problemen ter discussie te stellen’. Dankzij hem werden Ibsen cum suis beroemd in heel Europa. Daarnaast was hij een fel bestrijder van het christendom. Uiteraard maakte Brandes zich hiermee verdacht in katholieke kring. Dietsche Warande en Belfort vermeldt hoe zijn volgelingen onder zijn invloed ‘allen godsdienst, alle zedenleer, alle staatsinstelling’ aantastten.Ga naar eind43 Van Duinkerken wijkt aanzienlijk van dit standpunt af, en ziet naast negatieve ook positieve eigenschappen. Hij prijst Brandes' fijne literaire gevoel als ontdekker van Ibsen, Nietzsche en Dostojevski. ‘Het dualistische van zijn wezen maakt hem als gestalte dubbelzinnig: eenerzijds een tamelijk ordinair vrijdenker, die alle anti-dogmatische vooroordelen verzamelt, anderzijds een ziener van het buitengewone, spontaan ontdekker van het oorspronkelijke, strijder tegen het nivelleerende.’ Bij alle grote verschillen herkende hij verwantschap.Ga naar eind44 Ook zijn houding tegenover Henrik Ibsen (1828-1906) zweeft tussen een voor een katholiek ongebruikelijke waardering enerzijds en kritiek anderzijds. Al vóór zijn reis naar Noorwegen had hij Ibsens poëzie en drama's gelezen, zich niets aantrekkend van het standpunt der roomse kritiek. De katholieke bibliotheekgidsen veroordeelden Ibsens werken als ‘een mengsel van kille liefdeloosheid en anarchistisch liberalisme’, en kenmerkten ze conform de kerkelijke boekenwetten als ‘Verboden Lectuur’ of ‘Streng Voorbehouden Lectuur’, die dan ook niet in de parochiebibliotheken te vinden was.Ga naar eind45 Uit zijn in Noorwegen geschreven gedicht ‘Gudbrandsdalen’ (‘Noorwegen vond ik in de schaduw van Peer Gynt’) blijkt Van Duinkerkens vertrouwdheid met Ibsens Per Gynt.Ga naar eind46 In 1934 schrijft hij een recensie van een nieuwe vertaling van dit drama. Volgens hem ligt de waarde van het stuk vooral in de rijke karakteristiek van de hoofdpersoon met zijn hoogdravende fantasie. Zijn positieve oordeel is duidelijk moreel bepaald: ‘Ibsen heeft in Peer Gynt een onvergankelijk en zeer reëel menschentype geschapen, dat in Noorwegen misschien talrijker voorkomt, maar dat nergens geheel onbekend is. Denk aan het idealisme van Multatuli en aan diens levenspractijk, dan beklemt u dezelfde, gelijktijdig tragische en belachelijke tegenstelling tussen droom en daad.’ Het drama zelf noemt hij boeiend van begin tot eind. Door de pakkende uitbeelding van het lot der idealisten zonder verantwoordelijkheidsbesef zal het blijven gelden als een zinnebeeld.Ga naar eind47 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Overigens is Van Duinkerken niet onverdeeld positief over Ibsens overige drama's. In een recensie (1939) van Uit het kleine rijk van Antoon Coolen citeert hij instemmend Hamsuns kritiek op de hoofdfiguur Nora in Ibsens feministische toneelstuk Een poppenhuis, die teleurgesteld haar man en kinderen verlaat om, zoals zij zegt, het wónder te zoeken. ‘Hamsun lacht om de potsierlijkheid der knappe koppen, die een kast vol homogene theaterstukken schrijven over de vrouw, en zegt: “Zij verliet haar eigen kinderen om het wonder te zoeken? Maar wat waren dat dan voor kinderen?”’ Van Duinkerken concludeert dat de knappe koppen er aanzienlijk minder van weten dan de goede harten. Daar staat dan weer tegenover dat hij in een stuk over ‘Seminarie en kunst’ (1963) erop wijst dat het redelijk heroïsme van Aloysius duidelijker kan worden door de vergelijking van zijn figuur met de hoofdpersoon uit een toneelstuk van Ibsen dan uit de aanschouwing van zijn beeld in een jezuïetenkerk.Ga naar eind48 Zijn houding tegenover August Strindberg (1849-1912) is eveneens tweeslachtig. De grillige Zweedse schrijver, vrouwenhater en bestrijder van het huwelijk was door de katholieke kritiek veroordeeld als ‘in hooge mate onevenwichtig, meermaals zeer rauw’ en zijn Freule Julie was op de Index geplaatst. Ook Van Duinkerken verwerpt Strindbergs moraal: ‘Het moraliteitsbesef, welks ontbinding zich vooral doet gelden in het verkeerings- en huwelijksleven, verdwijnt bij veel jongeren, die dweepen met Strindbergs inzichten.’ Maar anderzijds onderkent hij Strindbergs grote talent. In een bespreking van de autobiografie van Strindbergs katholiek geworden tijdgenoot Johannes Jørgensen noemt hij ‘diens methode om innerlijke ervaringen te boeken een artistieke verzwakking van de methode, die Strindberg in zulke aangelegenheden tot de zijne maakte. Al zijn de ervaringen van de katholieke Jørgensen op zich belangrijker of ten minste gezonder dan de pathologieën van Inferno of De Zoon der Dienstbode, daarom is het werk waarin hij ze neerschrijft nog geen sterker kunst.’Ga naar eind49 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
8.5 JørgensenBovengenoemde Deense schrijver Johannes Jørgensen (1866-1956) was oorspronkelijk eveneens een aanhanger van Brandes, maar keerde zich algauw van de brandesianen af en bekeerde zich in 1896 tot het katholicisme. Daarna wijdde hij zich voornamelijk aan het schrijven van heiligenlevens en katholiek getinte reisverslagen en novellen, die zeer populair waren in de katholieke Nederlanden. Paradoxaal genoeg is Van Duinkerken ook in zijn oordeel over Jørgensen weer tegendraads. In bovenvermelde bespreking (1929) van Jørgensens autobiografie klinkt reserve door tegenover de ongezonde geloofsijver van de bekeerling, die de kerk meer kwaad dan goed doet, en tegenover het matige artistieke gehalte. Hij vindt ‘de literaire scrupules van den heer Jörgensen niet de meest interessante gebeurtenissen van Europa of de Katholieke Kerk’ en kritiseert de kwaliteit van de lyrische intermezzo's in de tekst. En in een recensie (1934) van De harp van Sint Franciscus van Felix Timmermans noemt hij dit boek zowel inhoudelijk als stilistisch aanzienlijk geslaagder dan Jørgensens heiligenleven H. Franciscus van Assisi.Ga naar eind50 Van dit kritische oordeel is vreemd genoeg echter niets terug te vinden in een herdenkingsartikel ter gelegenheid van Jørgensens tachtigste verjaardag in 1946. Van Duinkerken beschrijft hierin een persoonlijke ontmoeting met de Deense schrijver in 1936 te Antwerpen. Daar vonden ze elkaar in hun afkeer van ‘het barbarisme van Berlijn’, en Jørgensen vertelde over zijn biografie van de heilige Brigitta van Zweden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Duinkerken noemt de heiligenlevens van Jørgensen ‘klassiek geworden werken’ in een heldere prozastijl, die gezorgd hebben dat de hagiografie ook in protestantse landen weer als een artistiek genre beschouwd wordt.Ga naar eind51 Heeft hij met dit oordeel zijn Deense bekende niet voor het hoofd willen stoten? Was de inhoud van Jørgensens werk bij de in geloofszaken behoudender geworden Van Duinkerken ook de waardering voor de vorm gaan bepalen?Ga naar eind52 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
8.6 HamsunIn Hammerfest raakte Van Duinkerken zo in de ban van het werk van Knut Hamsun, dat hij diens volledige werken er aanschafte. Dat strookte niet met het conservatiefkatholieke oordeel over de Nobelprijswinnaar: ‘In zijn boeken behandelt hij met voorliefde de oertypen uit de kleine Noorsche plaatsen, die hij met al hun instincten en passies op ontstellend-reële wijze tekent, in hun leven dat schijnbaar dierlijk en doelloos is, met bevliegingen van abnormale driften.’ Zijn bekendste romans Honger en Hoe het groeide werden gekenmerkt als ‘Streng Voorbehouden Lectuur’.Ga naar eind53 In 1952 geeft Van Duinkerken zijn uitvoerige necrologie over Hamsun echter de titel ‘Noorwegens grootste schrijver’. Het is een zeer waarderend stuk, hetgeen niet zozeer verbazend is doordat het afwijkt van bovengenoemd katholiek oordeel, maar gezien de algehele verkettering van de schrijver die onverdeeld de zijde van de nazi's had gekozen. De felle nazibestrijder Van Duinkerken betoont zich echter opvallend mild en geeft een psychologische verklaring: ‘Zijn houding tegenover de medemens werd bepaald door zijn zucht niet naar succes maar naar een gelding als het voornamere type. Dit heeft hem tijdens de tweede wereldoorlog misleid en ten opzichte van zijn landgenoten in een scheve verhouding gebracht.’ Van Duinkerken waardeert zowel Hamsuns ‘buitengewoon natuurlijke’ stijl als diens thematiek. Hij wijst erop dat Hamsun eigenlijk een streekromanschrijver was, maar dat zijn grootheid erin gelegen was dat hij aan die ‘streek’ de ruimte van een werelddeel wist mee te geven.Ga naar eind54 Ongetwijfeld heeft hij hierbij gedacht aan Antoon Coolen, die hij om diens streekromans als Nobelprijskandidaat beschouwde en die zelf ook een groot bewonderaar van Hamsun was. Van Duinkerken zag Coolen als degene die de ‘nationale gjennembrud’ van de streekliteratuur kon bewerkstelligen. Maar daarvan kwam weinig terecht, noch in Nederland, noch in Scandinavië (ook al was Dorp aan de rivier door Langvik-Johannessen in het Noors vertaald en hadden de Noorse recensenten op de overeenkomst met Hamsun gewezen).Ga naar eind55 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Sporen van Van Duinkerken in ScandinaviëNa alle aandacht voor de visie van Van Duinkerken op Scandinavië ten slotte een inventarisatie van de sporen die hijzelf in het Noorden heeft achtergelaten in de vorm van vertalingen van zijn werk, en geschriften en uitspraken over hem. De oogst is bescheiden maar interessant. Een halfjaar na verschijning van Hedendaagsche Ketterijen stuurt Jos Theeuwes een door hem vervaardigde Noorse manuscriptvertaling van dit werk aan Sigrid Undset. Deze reageert enthousiast: | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik stuur u vandaag uw manuscriptvertaling van Van Duinkerkens boek terug; ik heb mijn stiefdochter een kopie laten maken, met het oog op een eventuele latere uitgave in het Noors. Het is werkelijk een uitstekend boek. [...] Hier in Noorwegen moeten wij strijd leveren met [...] dominees van wie de meesten veel beter kousen konden gaan breien met hun dameskransjes dan over geestelijke problemen praten. (Overigens kunnen ze op die manier nog best vroom zijn, en kousenbreien kan de Heer ook behagen, daar twijfel ik niet aan). Maar als je dan ziet wat voor tegenstanders ze in het buitenland hebben, en wat voor chevaliers aan katholieke zijde [zoals] Van Duinkerken in Nederland, waar er vermoedelijk nog veel meer zijn! [...] Natuurlijk heeft Van Duinkerken gelijk dat ketterij tegelijkertijd onze bondgenoot en onze hoofdvijand is - de beminde vijand die we eeuwig, maar zonder haat moeten bestrijden. En het protestantisme en het puritanisme moeten geen andere behandeling verwachten [...] Over een paar weken komt mijn boekje over Sint Olav uit. Ik zal u een exemplaar sturen. U zult zien dat ik een enkele passage aan Van Duinkerken heb ontleend.Ga naar eind56 Van de boekuitgave van de Noorse vertaling is niets gekomen, maar inderdaad doet het slot van Hellig Olav, Norges Konge duidelijk aan Hedendaagsche Ketterijen denken. Undset hekelt hier de moderne mens, die het geloof in dogma's inruilt voor het geloof in een puur historische dan wel literaire Jezusfiguur, en die zoekt naar tegenstrijdigheden in de christelijke traditie in plaats van het geloof uit volle overtuiging te aanvaarden.Ga naar eind57 De eerste die met succes Scandinavische aandacht voor Van Duinkerken vroeg, was Martha Muusses, lector Nederlands aan de universiteiten van Uppsala en Stockholm en een geprezen propagandiste en vertaalster van Nederlandse literatuur in Zweden. Haar poëziebloemlezing Landvinning: Nutida holländsk dikt i svensk tolkning (1944) kreeg uitstekende recensies en beleefde een jaar later al een tweede druk. In deze bundel treffen we een vertaling aan van Van Duinkerkens gedicht ‘Thomas a Kempis klaagt’ (‘Thomas a Kempis klagar’). Achter in de bundel verstrekt Muusses enige informatie over de dichter, maar een uitgebreidere presentatie geeft ze in het handboek Europas litteraturhistoria 1918-1939 (1946) onder redactie van de bekende Zweedse auteur Artur Lundkvist. Muusses gaat in op de groep rond De Gemeenschap en specifiek op Van Duinkerkens volkse, eenvoudige beelden en ritme, waarmee hij uiting geeft aan het katholieke saamhorigheidsgevoel, bijvoorbeeld in het gedicht ‘De Priester’, waarvan ze een gedeelte vertaalt. Volgens Muusses heeft Van Duinkerken echter zijn grootste betekenis niet als dichter, maar als katholiek apologeet en polemicus. Zijn humoristische en slagvaardige essays getuigen van grote kennis en scherpte, maar zijn bewust tendentieus. Een vergelijkbare maar nog uitgebreidere behandeling van Van Duinkerken is te vinden in Muusses' boek Hollands Litteraturhistoria (1947). Deze literatuurgeschiedenis is doorspekt met vertaalde poëzie- en prozafragmenten, waarvan het allerlaatste afkomstig is uit Van Duinkerkens essaybundel Welaan dan, beminde gelovigen. Muusses noemt zijn poëzie in de verte verwant met die van de populaire Zweedse volksdichter Dan Andersson.Ga naar eind58 Muusses' Noorse pendant is Van Duinkerkens eerdergenoemde leerling Kåre Langvik-Johannessen. In 1969 schrijft deze, inmiddels hoogleraar Nederlands te Oslo, een artikel over zijn leermeester en collega in de grote Noorse encyclopedie Aschehougs Konversasjonsleksikon. Hij behandelt Van Duinkerken als hoogleraar, centrale cultuurpersoonlijkheid, lyricus, essayist en katholiek emancipator. Dit artikel is in diverse heruitgaven verschenen en aangevuld, het laatst in 1996. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
In zijn literatuurgeschiedenis Litteraturen i Nederlandene gjennom 800 år (1980) plaatst Langvik-Johannessen Van Duinkerken en de groep rond De Gemeenschap in een breder kader. Hij vergelijkt de sociale positie van de toenmalige katholieken in Nederland met die van de Vlamingen in België, en noemt de samenwerking tussen De Gemeenschap en de de a-confessionele kring rond De Vrije Bladen een belangrijk symbool van de katholieke emancipatie. Langvik-Johannessen wijst ‘de opmerkelijke persoonlijkheid’ Van Duinkerken aan als geestelijk leider, wiens cultuurhistorische en kritische essays een hoog niveau hebben. ‘Maar ook zijn lyriek is het vermelden waard; hier vindt men zelfs sporen van zijn deels langdurig verblijf in Noorwegen.’Ga naar eind59 In 1983 verschijnt te Oslo de herdenkingsbundel Sigrid Undset 1882-1982 onder redactie van C.H. Grøndahl, met een bijdrage over de Nederlandse Undset-receptie van de hand van Amy van Marken, hoogleraar scandinavistiek in Groningen. Het stuk, getiteld ‘Inn i kampen mellom ideologiene’ (In de strijd tussen de ideologieën), beschrijft hoe uiteenlopend de verschillende zuilen Undset waardeerden. Als representanten van de katholieke zuil komt zowel de gemengde reactie van Gerard Knuvelder als de strijdbare inzet van Van Duinkerken aan de orde.Ga naar eind60 In 1991 ten slotte, verscheen een artikel in Nationalencyklopedin, de grote Zweedse encyclopedie. Ingrid Wikén Bonde - evenals voorheen Martha Muusses lector Nederlands aan de universiteit van Stockholm - geeft hierin een kort biografisch overzicht, met als hoofdkarakteristiek dat Van Duinkerken als dichter, literatuurhistoricus en essayist heeft bijgedragen tot de emancipatie van de katholieken in het calvinistische Nederland.Ga naar eind61 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
10 ConclusiesAnton van Duinkerkens contacten met Scandinavië, met name met Noorwegen, hebben een beperkt maar markant stempel op zijn werk en ideeën gedrukt. Zijn opvattingen over de rol van de katholieke literatuurkritiek en over de emancipatie van het lezerspubliek zijn tijdens zijn maandenlange verblijf in Noorwegen tot volle wasdom gekomen. Dat had verschillende oorzaken. Door de geografische afstand kon hij zich ook geestelijk distantiëren van de benauwde sfeer en de verdachtmakingen in Nederland. De belangrijke rol van de Scandinavische schrijvers in het maatschappelijk debat en in het nationaal bewustzijn stimuleerde hem. En de esthetisch-humanistische benadering van katholicisme en religie in het protestantse Noorwegen prikkelde hem tot tegenspraak, waarbij hij zich mede spiegelde aan de wereldberoemde Nobelprijswinnares en katholieke apologete Sigrid Undset. Uit zijn tientallen publicaties over de Scandinavische literatuur en cultuur spreekt een ambivalente houding. Enerzijds houdt hij vast aan zijn algemene standpunt dat de geloofsovertuiging van een auteurs niets zegt over de kwaliteit van diens werk. Hij bewondert niet alleen de onomstreden elementair zedelijke Andersen en de katholieke bekeerlinge Undset, maar ook radicale stilistische en inhoudelijke vernieuwers als Ibsen en Hamsun. Zelfs de op de Index geplaatste werken van Strindberg vindt hij op zijn minst vanuit stilistisch oogpunt interessant. Met zijn artikelen over dit soort getalenteerde schrijvers en met het gezag dat hij als katholieke cultuurpersoonlijkheid in de loop der jaren opbouwt, speelt hij in dezen een emancipatorische rol en bevrijdt hij althans een deel van zijn geloofsgenoten van een al te bekrompen kritiek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Anderzijds heeft Van Duinkerken geen warme verhouding tot Scandinavië, dat voor hem een in wezen koel en door en door protestant gebied blijft. Zijn poëzie en reisverslagen over het Noorden ademen afstandelijkheid. Ondanks geuite bewondering voor bepaalde aspecten ontbreekt echt enthousiasme. De enige twee Noordse auteurs die hij persoonlijk ontmoet, Undset en Jørgensen, zijn katholieken. Uiteindelijk beoordeelt hij alle auteurs primair op de morele aspecten van hun werk. Hij aarzelt over Ibsen en Brandes, en de radicale Kierkegaard en Strindberg doen ondanks hun stilistische kwaliteiten uiteindelijk voor hem af. De waardering voor Undset lijkt alleen inhoudelijk te zijn; over haar stijl laat hij zich in het geheel niet uit. Als katholiek is hij toch in de eerste plaats gericht op Midden- en Zuid-Europa, waar de roomse cultuur overheersend of ten minste zichtbaar aanwezig is. Hoeveel hij ook gepubliceerd heeft over Scandinavië en de Scandinavische letteren, dat valt zowel qua hoeveelheid als qua intensiteit in het niet bij zijn publicaties over Frankrijk en de Franse literatuur...
Adres van de auteur: diederik.grit@planet.nl | ||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|