Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 118
(2002)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||||||
Maurits Vandecasteele
| |||||||||||
1. UitgangspuntAanleiding tot deze bijdrage was een onlangs verschenen artikel van F. de Tollenaere over de uitdrukking ghehuust ende ghehooft, door de auteur (na emendatie) eenmaal aangetroffen in een gepubliceerd renteboek van 1450 (De Tollenaere 1999). De Tollenaere besteedt eerst enige aandacht aan de vindplaatsen van gehovet en gehuset in het MNW, die inderdaad weinig talrijk zijn. Bovendien blijken beide termen in die vindplaatsen participia te zijn, en geen afleidingen van substantiva, zoals dat in de genoemde uitdrukking het geval is. Bijgevolg beschouwt de auteur de woorden individueel als een ‘bescheiden verrijking van wat het MNW ons biedt’, en hun verbinding ‘met assonantie aan het begin van elke lettergreep’ als ‘opvallend’. Afsluitend wordt de combinatie van ghehuust met ghehooft, die niet opgenomen is in het MNW, dan ook als mogelijk unicum omschreven. Het is De Tollenaere evenwel ontgaan dat de uitdrukking ghehuust ende ghehooft in het door hem geraadpleegde renteboek nog eens voorkomt, wat het aantal vindplaatsen op twee brengt. Deze luiden als volgt: Item [d.i. Willem de pottere overe Jan vander ghuchte] op de hofstede ter beken ghehuist [1. ghehuust] ende ghehoost [1. ghehooft] omtrent 1/2 buendere groet - IIJsch; Lodin van elst op zijn stede te moleneelle ghehuust ende ghehoost [1. ghehooft] tusschen Willem 's potters herve overe alle zijde ende de strate - XLVIIJsch.Ga naar eind1 | |||||||||||
2. Lexicografische en terminologische overwegingenEen zoektocht in gepubliceerde documenten waar men de uitdrukking ghehuust ende ghehooft eveneens zou kunnen verwachten, leverde geen verdere vindplaatsen op. Dit is enigszins verwonderlijk: in het Middelnederlands is husen ende hoven (‘huisvesten’), beschouwd als afgeleid van huus ende hof (MNW III, 680 en 745), immers wijdverbreid, zodat ook het gebruik van ghehuust ende ghehooft courant moet geweest zijn. | |||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||
Het voorkomen van die uitdrukking in Middelnederlandse teksten kan in het licht van dit gegeven dus niet uitzonderlijk zijn. Dat tot heden niet meer vindplaatsen voor ghehuust ende ghehooft aangetroffen werden, kan wellicht toegeschreven worden aan het feit dat de meest voor de hand liggende bronnen, zoals renteboeken, goederenregisters en ambtelijke bescheiden, niet bepaald overvloedig in extenso uitgegeven zijn. De populariteit van ghehuust ende ghehooft blijkt alvast ook uit het exclusief voorkomen van beide woorden in de jongere zegswijze gehuisd en gehoofd zijn, ‘huis en hof hebben’ (WNT IV, 870 en 899). Er kan hier trouwens nog gewezen worden op de nauw verwante uitdrukking behuust ende behooft, aangetroffen in een Zuid-West-Vlaams document van 1558: Jan Wampe houdt jn pachte van Willem de Man vijf ghemeten lants behuust ende behooft te vj £ par. tghemet.Ga naar eind2Ook in dit geval gaat het om afleidingen van substantiva, waarvan de combinatie niet voorkomt in het MNW en WNT. Terminologisch roept een verbinding van hofstede of stede met afleidingen van huus en hof in de boven geciteerde vindplaatsen van 1450 wel wat vragen op. Vooreerst moet opgemerkt worden dat de middeleeuwer in die context geen onderscheid maakte tussen hofstede en stede. Dit blijkt ook uit een zestiende-eeuws Oudenaards renteboek, waar behuusde hofstede en behuusde stede naast elkaar gebruikt worden (De Ghellinck d'Elseghem-Vaernewyck 1907). In dit verband blijft het MNW enigszins in gebreke. Een West-Vlaams citaat ‘Twee ofte drie behuusde steden staende buter Cruuspoorte’ wordt er immers aangevoerd als staving voor de verklaring van stede als ‘plaats, in de ruimste beteekenis’ (MNW VII, 1982). Het is duidelijk dat steden in dit geval als hofsteden moet geïnterpreteerd worden, temeer daar het MNW (VII, 1986) stede ook als (hoofdzakelijk) Vlaamse vorm van hofstede beschouwt. Men kan zich bovendien afvragen wat er vroeger onder (hof)stede verstaan werd. MNW III, 501 definieert hofstede als ‘de grond, waarop een hof met zijne bijgebouwen [...] staat; bij uitbreiding de boerewoning, de hofstede zelve. Ook eene boerenplaats, eene boerderij, d.i. eene boerewoning met het daarbij behoorende land, noodig voor het bedrijf’. Als dat zo was, wordt het wel moeilijk om de uitdrukkingen onbehuusde hofsteden (MNW III, 502) en ydele hofstede (MNW III, 786) te verklaren. In WNT VI, 858 wordt hofstede omschreven als ‘Boerenplaats, (pacht)hoeve, t.w. huis en erf’; die definitie biedt uiteraard geen oplossing voor het aldaar vermelde ledige hofstede. Er is dus nauwelijks aandacht besteed aan de verschillende combinaties met hofstede, in het bijzonder aan de veelvuldig gebruikte uitdrukking behuusde hofstede.Ga naar eind3 In dit opzicht is een recentere definitie van hofstede als ‘de grond waarop een huis staat, gestaan heeft of kan staan’ lovenswaardig.Ga naar eind4 Ze kan echter bezwaarlijk toegepast worden als het woord onderdeel is van een verbinding; bovendien verwijst ze niet expliciet naar het rurale karakter van de term. Het lijkt dus beter om hofstede te definiëren als ‘perceel geschikt voor agrarische doeleinden’, waarbij in het midden gelaten wordt of een stuk grond bewoond is of niet. Behalve in bovenstaande uitdrukkingen kan deze definitie ook probleemloos toegepast worden in de combinatie huys ende hofstede, courant gebruikt in de veertiende- en vijftiende-eeuwse rekeningen van de domeinen van Putten (Zuid-Holland) (Van der Gouw 1980). Een (hof)stede die ghehuust ende ghehooft is en lant dat behuust ende behooft is, moe- | |||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||
ten dus beschouwd worden als ‘compleet’, meer bepaald ‘omvattende huis en hof’. Hof is hier, zoals gesuggereerd in MNW III, 490, synoniem met erve, wat trouwens ook blijkt uit de in Oudenaarde veelvuldig gebruikte combinatie huus ende eerve (De Ghellinck d'Elseghem-Vaernewyck 1907). In dit verband kan nog gewezen worden op het bestaan van de uitdrukking ghehuust ende gheheerft: een huusstede daer inne woondt heeft Willem den Steenwerpere by de verkyns maert an dheen zyde ghehuust ende gheheerft Philips van Oorebeke ende ander syde Bertholomeux van den Wyncle.Deze verbinding, aangetroffen in het reeds vermelde Oudenaards renteboek (De Ghellinck d'Elseghem-Vaernewyck 1907: 119), ontbreekt eveneens in het MNW en WNT. In tegenstelling tot de voorgaande uitdrukkingen gaat het om participia, te interpreteren als ‘grenzend aan huis en erf van’, wat op een zekere verschuiving van betekenis wijst. Volgens MNW III, 490 waren de begrippen huus, hof en erve reeds in de Middeleeuwen niet meer duidelijk afgebakend. Dit kan ook afgeleid worden uit het voorkomen van tautologische uitdrukkingen zoals een onbehuusde stede ende eerve en een onbehuusde eerve (De Ghellinck d'Elseghem-Vaernewyck 1907: 68, 70 en 71). Die vervaging wordt verder gestaafd door de volgende synoniemen van hofstede, deels samengesteld op basis van huus en erve: huusstede: deze term komt eenmaal voor in het reeds vermelde Oudenaards renteboek (zie bovenstaand citaat) en is tot heden alleen maar in een Friese (!) bron aangetroffen (MNW III, 767); heerfstede: het woord komt viermaal voor in het reeds vermelde Oudenaards renteboek (De Ghellinck d'Elseghem-Vaernewyck 1907: 93, 96 en 104); MNW II, 703 (s.v. *erfstede) emendeert herfstede en herstede, uitsluitend aangetroffen in een Gentse bron, dus ten onrechte in hertstede (‘haardstede’); hofstedelandt: deze opmerkelijke samenstelling, die ontbreekt in het MNW en WNT, komt voor in een West-Vlaams document van 1569 en verwijst duidelijk naar de oorspronkelijke betekenis van hofstede.Ga naar eind5 Volledige vervaging van betekenis kan geconstateerd worden in de volgende citaten, waar behuust gewoon ‘bebouwd’ betekent: Te vvetene eerst een hofstede behuust met eenen vvoonhuse (Roeselare, 1463; Vandromme 1978: 65); een pachthof behuust met eenen woenhuse, schueren, stallen ende duyfhuus (Herzele, 1474; Jansen-Sieben z.j.: 11). | |||||||||||
3. Afsluitende overwegingenHet is De Tollenaeres verdienste geweest om gewezen te hebben op het bestaan van de allitererende uitdrukking ghehuust ende ghehooft. Verder onderzoek leverde de gelijkaardige combinatie behuust ende behooft op, alsook de vergelijkbare uitdrukking ghehuust ende gheheerft. Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om dieper in te gaan op de | |||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||
terminologie terzake, meer bepaald op basis van gepubliceerde documenten. Daarbij doken een aantal termen en combinaties op waaraan tot dusver weinig aandacht besteed werd. Er kan dan ook verondersteld worden dat in archiefmateriaal nog heel wat meer te vinden is.
Adres van de auteur: Nieuwbrugkaai 3, B-9000 Gent. | |||||||||||
Bibliografie
|
|