Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 114
(1998)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 346]
| |
Jeanne Leprince de Beaumont (1711-1780) Uit: Galerie des Dames Françaises distinguées dans les lettres et les arts. Paris, 1843.
| |
[pagina 347]
| |
Suzan van Dijk en Tine van Raamsdonk
| |
Het ‘Voorberigt’ van Betje WolffIn het ‘Voorberigt’ bij de Bespiegelingen over den Staat der Rechtheid (die hier verder zelf niet aan de orde komen) pleit Betje Wolff voor het recht van vrouwen op serieuze intellectuele bezigheden van welke aard dan ook. Aan de ‘Neiging die [vrouwen] ene pen, en geen breinaalde in de handen geeft’ moet kunnen worden voldaan, | |
[pagina 348]
| |
maar wel in de vrije tijd, zonder verwaarlozing van de ‘eigenlyke pligten harer Sex’ (VII). Ze stelt ook dat het vrouwen geoorloofd moet zijn om te schrijven èn te publiceren onder eigen naam. Op de voor haar zo kenmerkende toon spreekt ze ‘die Heeren [toe] die voorgenomen hebben om, tot den lesten druppel van hunnen inkt, te bewijzen dat ene schryfster wel enigen geest, maar onmogelyk verstand kan bezitten’ (V). Haar argument is: Is de Genie niet vry? Zyn de Vrouwen van die vryheid uitgesloten? Men zegge dat ik dus doende de Vrouwen het regt geve, om, niet alleen Dichteressen, Schilderessen, maar dat meer is, Wiskundige en Philosophe te worden. Die dus spreken, verstaan juist het gene ik wilde zeggen. [...] Met een woord: ik vermane mijne Sex: leer denken, net denken, en regel uw leven naar de schets die uw verlicht verstand u vormt, in welken staat, en tot wat rang gy geroepen wordt. (VIII/IX, cursivering van Wolff) In een andere passage benadrukt Wolff dat studie voor vrouwen een zeer concreet nut heeft: Ik tracht haar tot Philosophessen te maken, om haar in staat te stellen, den tegenzin te overwinnen, die geringe, dog nodige huisselyke zaken haar wel eens verwekken kunnen. (IX) In dit met verve geschreven feministisch betoog voor het recht op meer ontwikkeling van vrouwen staat Wolff in een lange traditie die teruggaat tot Erasmus. Maar het oogmerk van hen die meer ontwikkeling voor vrouwen voorstonden was altijd geweest dat zij zo tot deugd en godsvrucht zouden komen, betere moeders zouden worden en aangenamer gezelschap voor hun echtgenoten.Ga naar eind8 Dat intellectuele activiteit ook zou kunnen helpen om huishoudelijk werk dragelijker te maken lijkt iets nieuws. In de recensies uit de tijd zelf werd gunstig geoordeeld over dit voorwoord. De Boekzaal der Geleerde Waereld was uitgesproken positief over het dichtwerk én over de voorrede; het was: ‘[e]en stukje waarvoor de Schoone Sex Mejuffrouw Wolff niet genoeg bedanken kan: een Stukje, waarin de bekoorlyke geest onzer Dichteresse op elke bladzyde doorstraalt’.Ga naar eind9 Ook de recensent van de Vaderlandsche Letteroefeningen was het eens met de strekking ervan: ‘'t [g]een gy zegt in uw Voorberigt ter verdediging der Letterlievende Vrouwen [...] zal 't gezond verstand beáámen’.Ga naar eind10 Het ‘Voorberigt’ bevat twee opvallende stellingen: ten eerste moet, volgens Wolff, een vrouw zich ook met ‘mannelijke’ takken van wetenschap zou mogen bezig houden; ten tweede poneert zij dat het voor een vrouw juist nuttig is om ‘philosophesse’ te zijn, om de weerzin tegen huishoudelijk werk te kunnen overwinnen. Juist op deze twee punten is Wolff echter niet origineel. Haar gedachtengang en - vooral - haar formulering vertonen opvallende overeenkomsten met eerder gepubliceerde, ook in Nederland bekende, uitspraken van Leprince de Beaumont. | |
Het ‘Avertissement’ van Leprince de BeaumontTussen de auteurs Leprince de Beaumont en Wolff, én tussen hun beider oeuvres, bestaat een aantal frappante parallellen. Hoewel Jeanne Leprince de Beaumont lange | |
[pagina 349]
| |
tijd is voorgesteld als uiterst conformistisch, maakte Joan H. Stewart kort geleden aannemelijk dat deze zeer productieve en in heel Europa veel gelezen schrijfster van opvoedkundige werken, romans en essays te beschouwen is als ‘one of the century's most interesting feminist thinkers’.Ga naar eind11 Evenals Wolff hield Leprince de Beaumont zich met vrouwen-opvoeding bezig, schreef ze romans en stelde ze zich radicaal op tegenover mannelijke critici. Ze begon haar carrière in Frankrijk, in 1748, met de publicatie van ‘feministische’ pamfletten.Ga naar eind12 Na het mislukken van haar eerste huwelijk vertrekt ze naar Londen waar ze al gauw een tijdschrift publiceert, het Nouveau magasin français (1750-52). Ze aarzelt daarin niet om te polemiseren met mannelijke auteurs naar aanleiding van inhoudelijke bezwaren die ze tegen hun werk heeft. Financiële problemen lijken haar te hebben doen afzien van een loopbaan als journaliste, en te hebben genoodzaakt om in een Londens gezin te gaan werken als Franse gouvernante. Haar volgende publicaties dragen het stempel van deze werkkring: in 1753 verschijnt Education complète, en in 1756, ongetwijfeld mede geïnspireerd door een Engels voorbeeld,Ga naar eind13 haar beroemdste werk, het Magasin des Enfants. Afgezien van romans en verhalen zouden er nog verschillende andere Magasins volgen: voor Adolescentes (1760), voor Jeunes personnes qui entrent dans le monde et se marient (1764), voor Pauvres (1768) en tenslotte ook voor Garçons et ceux qui les élèvent (1772). In al deze didactisch bedoelde werken is haar toon uiteraard minder polemisch, wat zeker zal hebben bijgedragen tot het grote succes ervan. Toch blijft in deze werken, en met name in de voorwoorden, haar oorspronkelijke radicale opstelling herkenbaar aanwezig. Zo bevat het Magasin des Enfants, vooral bekend vanwege ‘contes’ als ‘La Belle et la Bête’, en de raadgevingen die ‘Mademoiselle Bonne’ aan haar ‘élèves’ uitdeelt, een buitengewoon strijdbaar ‘Avertissement’.Ga naar eind14 De auteur kán die strijdbaarheid hier manifesteren, omdat ze zich niet richt tot de kinderen, voor wie het Magasin zelf bestemd is, maar tot de ouders en andere opvoeders.Ga naar eind15 Ze kondigt aan - op het eerste gezicht merkwaardig in een opvoedend werk - te willen ingaan tegen deze ouders. Ze valt met de deur in huis: [Cet ouvrage] est tel par sa nature [...] qu'il doit déplaire nécessairement à toutes les personnes formées, s'il est ce que j'ai prétendu le faire. (X, cursivering van ons) Ze heeft namelijk bezwaren tegen de manier waarop de meeste ouders hun kinderen opvoeden: On s'occupe à attirer l'âme des enfants aux fenêtres; on en fait des êtres parlants, écoutants, regardants, et on ne réfléchit pas qu'il faudrait en faire des êtres pensants. (X) Dit laatste overkomt vooral meisjes, en Leprince de Beaumont tilt daar zeer zwaar aan: Ce défaut est surtout celui des personnes du sexe, et il n'est pas possible d'imaginer ce qu'il m'en coûte pour l'extirper. (XVI, cursivering van ons) Ondanks de strikt neutrale titel en ondertitel die zij het Magasin des Enfants meegaf (zie noot 14), gaat het Leprince de Beaumont er dus weer om een vrouwelijk publiek te bereiken en te beïnvloeden; ze verklaart nadrukkelijk een ander vrouwbeeld voor ogen te hebben dan de meeste van haar tijdgenoten, en ze wil haar positie van gou- | |
[pagina 350]
| |
vernante benutten om enige invloed uit te oefenen - direct op de aan haar toevertrouwde kinderen én via publicaties, die op de praktijksituatie zijn geënt. Of het dankzij, of ondanks haar zo met nadruk geformuleerde uitgangspunt was, is vooralsnog niet duidelijk, maar het succes van deze onderneming was aanzienlijk. In het Frans én in vertalingen beleefden haar werken, vooral het Magasin des Enfants, herdruk op herdruk tot ver in de 19e eeuw. Ook het Nederlandse publiek moet vertrouwd zijn geweest met dit werk, zowel in de originele versie - het was tenslotte ook bedoeld om kinderen Frans te lerenGa naar eind16 - als in de vertaling van de hand van Johan Jacob Dusterhoop,Ga naar eind17 waarvan de eerste druk in 1757 verscheen. Deze werd (minstens) drie maal herdrukt: in 1761, 1771 en 1778.Ga naar eind18 | |
De twee voorwoorden vergelekenHet is uit dit ‘Avertissement’ dat Wolff enkele van haar formuleringen lijkt te hebben betrokken, zoals wij aan de hand van een vergelijking menen te kunnen aantonen. We noemden al een aantal overeenkomsten tussen de standpunten van de beide auteurs wat betreft vrouwelijke bezigheden en capaciteiten. Beiden willen vrouwen leren denken: ‘penser juste’ resp. ‘net denken’. Beiden verwoorden hun standpunt op polemische toon. Leprince de Beaumont, die een grote voorliefde heeft voor de dialoog-vorm, stelt zich op als in een conflict-situatie: ‘Je me faisais, par avance, toutes les objections que me ferait le Public’ (X, cursivering van ons). In dit zelf gecreëerde conflict laat Leprince de Beaumont zich, precies zoals we dat Wolff zagen doen,Ga naar eind19 tegenwerpingen maken door tegenstanders, die het niet nodig vinden dat vrouwen denken of iets weten: [certains] trouveront que j'ai eu tort de parler aux enfants de choses qu'ils supposeront au-dessus de leur portée, de choses qu'ils prétendent que les femmes mêmes doivent toujours ignorer. (XXI) Deze fictieve maar duidelijk naar de werkelijkheid gemodelleerde personen maken haar het ernstig bedoelde verwijt: ‘[o]n dirait que vous prétendiez en faire des logiciennes, des philosophes’ (XXI), waarop zij repliceert: ‘et vous en feriez volontiers des automates’, en zelfs haar toevlucht neemt tot krasse taal: Oui, Messieurs les tyrans, j'ai dessein de les tirer de cette ignorance crasse, à laquelle vous les avez condamnées. Certainement, j'ai dessein d'en faire des logiciennes, des géomètres et même des philosophes. Je veux leur apprendre à penser, à penser juste, pour parvenir à bien vivre. (XXI, cursivering van ons) Dat deze uitspraken hard konden aankomen, wordt wel bewezen door het feit dat ze in latere drukken soms worden weggelaten.Ga naar eind20 Dit geldt met name de directe rede gericht tot ‘Messieurs les tyrans’. Ook lijken er grotere bezwaren te zijn tegen vrouwelijke ‘géomètres’ dan tegen ‘logiciennes’: de eerste term valt in de bedoelde edities wél weg, de tweede niet.Ga naar eind21 Toch heeft Johan Jacob Dusterhoop het ‘Avertissement’ wél getrouw overgebracht naar het Nederlands. In zijn vertaling luidt de hier geciteerde passage: | |
[pagina 351]
| |
Jaa, Heeren Tyrannen, mijn voornemen is haar te trekken uit die domme onwetendheid waar toe gij haar hebt veroordeeld. Zekerlijk zoek ik er Reden- en Meetkunstenaressen, en zelfs Filosofen van te maken. Ik wil haar leren denken, net denken om wel te leven. (XIX, cursivering van ons) De behoefte van Leprince de Beaumont om vrouwen te leren denken, met alle consequenties die dat kan hebben, blijft dus volop herkenbaar aanwezig in de vertaling - die Betje Wolff uiteraard niet nodig had. De vergelijking laat extra duidelijk zien dat haar formulering direct terug gaat op die van Leprince de Beaumont. Wolff werkt die hoogstens iets verder uit: ik vermane mijne Sex: leer denken, net denken, en regel uw leven naar de schets die uw verlicht verstand u vormt [..] (IX, reeds eerder geciteerd, cursivering van ons) Deze hele, meest ‘feministische’, passage van het ‘Voorberigt’ (als zodanig ook geciteerd door Buijnsters)Ga naar eind22 lijkt duidelijk geïnspireerd te zijn door de tekst van Leprince de Beaumont. Aan de bij haar in de directe rede geformuleerde tegenwerping, ‘[o]n dirait que vous prétendiez en faire des logiciennes, des philosophes’, heeft Wolff - in de indirecte rede - een uitbreiding gegeven waardoor hij aan kracht wint. Zij wijst namelijk op de hiërarchie tussen vrouwelijke en mannelijke activiteiten: Men zegge dat ik dus doende de Vrouwen het regt geve, om, niet alleen Dichteressen, Schilderessen, maar dat meer is, Wiskundige en Philosophe te worden. (VIII, cursivering van ons) Het verwijt aan de heren, die verantwoordelijk zouden zijn voor de vrouwelijke onwetendheid, lijkt in Wolffs formulering iets afgezwakt, door de verwijdering van termen als ‘tyrans’, ‘ignorance crasse’ en ‘condamnées’. De minachting die Leprince de Beaumont in deze terminologie had gelegd, komt echter des te explicieter terug: Wat geluk dat wy in omstandigheden leven die ons uwe onredelyke bevelen onbeschroomd doen verachten! We zagen al dat Wolff nadruk legt op het concrete nut van filosofie juist voor vrouwen - en niet alleen ‘zig oefenende’: ze wilde vrouwen tot Philosophessen [..] maken, om haar in staat te stellen, den tegenzin te overwinnen, die geringe, dog nodige huisselyke zaken haar wel eens verwekken kunnen. (IX, cursivering van ons) Deze gedachteGa naar eind23 was op vrijwel identieke manier verwoord door Leprince de Beaumont: La philosophe sacrifiera le dégoût, que produisent chez elle les détails domestiques, au devoir qui lui fait une loi de s'en charger. (XXIII, cursivering van ons) Men zou kunnen denken dat Wolff nadrukkelijker en provocerender is dan Leprince de Beaumont, wanneer zij - juist op de plaats waar Leprince de Beaumont de term ‘la philosophe’ gebruikte - vrouwelijke filosofen betitelt met het neologisme ‘Philosophessen’.Ga naar eind24 Dit is een misvatting, zo blijkt uit de reacties op Leprince de | |
[pagina 352]
| |
Beaumont's gebruik van ‘la philosophe’, met nadruk vrouwelijk gemaakt door het lidwoord. Wat zij daar deed, riep kennelijk dezelfde verontwaardiging op als in 1998 zou worden veroorzaakt door het feit dat de Franse vrouwelijke ministers zich wensen te presenteren als ‘la ministre’.Ga naar eind25 De verwarring die Leprince de Beaumont had geschapen bracht uitgevers er toe om de zin als volgt te ‘rectificeren’: ‘la philosophie sacrifiera le dégoût’,Ga naar eind26 wat geen begrijpelijke betekenis oplevert, en door de auteur niet kan zijn bedoeld. Ook hier had Dusterhoop correct vertaald: De Filosoofe zal den tegenzin, dien de geringe huiszaaken in haar verwekken, opofferen aan haaren plicht, die haar den last daar van als eene Wet oplegt. (p.XX, cursivering van ons) Zijn vertaling laat tevens zien dat Wolff wel degelijk ook radicaal is, want het door haar gebruikte ‘philosophessen’ was niet strikt nodig geweest. In tegenstelling tot de Franse situatie waar een vrouwelijke filosoof niet als zodanig in één woord kon worden benoemd, behalve wanneer de bedoeling komisch was,Ga naar eind27 beschikte het Nederlands dus over ‘Filosoofe’. Wolff zelf had eerder in dit ‘Voorberigt’ ook ‘Philosofe’ gebruikt: in combinatie met de neutrale term ‘Wiskundige’ (VIII),Ga naar eind28 correspondeerde het met Leprince de Beaumont's ‘des logiciennes, des philosophes’ (XXI). Met ‘Philosophessen’ koos Wolff dus voor een term die eenzelfde schok-effect kan hebben gehad als de door Leprince de Beaumont gebruikte. Deze enigszins gedetailleerde vergelijking betreft uiteraard slechts een fragment van het betoog van Betje Wolff, maar raakt wél de kern van haar gedachtengang. Het ‘Avertissement’ van het Magasin des Enfants lijkt zij bij het schrijven van dit ‘Voorberigt’ onder handbereik te hebben gehad. We moeten vaststellen dat Wolff in haar ‘Voorberigt’ niet zo origineel is geweest als men eerder wel dacht. Het heeft er alle schijn van dat zij, zonder haar te noemen, argumenten en formuleringen ontleend heeft aan het werk van Leprince de Beaumont. Die zou ze, met enkele wijzigingen, ingepast hebben in haar eigen betoog. | |
Plagiaat?Tot nu toe was over contact tussen deze beide auteurs niets bekend. Wel konden we aannemen dat, gezien de verbreiding van de diverse Magasins, deze aan Wolff vertrouwd moeten zijn geweest, evenals ze dat waren aan Belle van Zuylen, die er in haar brieven - overigens zijdelings - aan refereert: zij herinnert zich hoe haar oudere zuster haar eruit voorlas; later geeft ze het Magasin des Enfants cadeau aan een klein kind.Ga naar eind29 Eén deel van het Magasin des Enfants (een ongedateerd deel III) komt voor in de catalogus van de boeken van Wolff en Deken; zoals bekend kan daaruit niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat zij dat boek ook in hun bezit hadden.Ga naar eind30 Dat Wolff het werk kende, is inmiddels duidelijk. Maar hoe? Wellicht was ze via Adriaan van der Mieden, die ze haar ‘mecenas’ noemde,Ga naar eind31 in contact gekomen met het werk van Leprince de Beaumont. Op gezag van Van der Mieden was het privilege verleend voor de uitgave van het Magasin des Enfants en het latere Magasin des Adolescentes. Ze heeft er in ieder geval niet over gecorrespondeerd: in de door Buijnsters bezorgde | |
[pagina 353]
| |
uitgave van haar brieven komt het Magasin des Enfants niet voor. Waarschijnlijk heeft ze wél besprekingen ervan in de pers gelezen. De Boekzaal had bijvoorbeeld in 1760 een lovende recensie aan dit ‘heerlijk werkje’ gewijd.Ga naar eind32 De belangrijkste vraag - evenmin te beantwoorden als de vorige - is echter van andere aard: waarom noemt Wolff Leprince de Beaumont niet? In dit ‘Voorberigt’ zou dat heel goed gekund hebben; ze verwijst immers wél naar een aantal andere schrijfsters die ze bewondert. Ze noemt (XI/XII) zowel Nederlandse - De Neufville, Van Merken en Van der HorstGa naar eind33 -, als buitenlandse vrouwen: Madame de Lambert,Ga naar eind34 Lady Mary Montague,Ga naar eind35 Anne-Marie du Boccage.Ga naar eind36 Deze lijst van talentvolle - én succesvolle - vrouwelijke auteurs, ‘cieraden myner Sex’, gebruikt Wolff, die dan nog aan het begin staat van haar carrière, om te bewijzen dat het ‘de Vrouwen geoorlofd [moet zijn] met de producten harer oeffening in de waereld te verschynen’ (XI, curs. van Wolff). Leprince de Beaumont had ruim 10 jaar eerder - eveneens als beginnend auteur - eenzelfde taktiek toegepast. Ook zij wilde, in haar Nouveau magasin français, laten zien dat vrouwen ‘s'élèvent au-dessus de l'étroite sphère où l'on les avait enfermées’,Ga naar eind37 en ook zij had een rij beroemde schrijfsters opgevoerd ‘pour forcer au silence les ennemis du beau sexe’.Ga naar eind38 Ondanks alle overeenkomsten tussen de twee, ondanks de plagiaat suggererende formulering, komt de naam van Leprince de Beaumont niet voor op het lijstje dat Wolff opvoert. Het is merkwaardig. Werd de Française toch teveel gevoeld als een schrijfster voor kinderen, waardoor haar productie niet hoog werd aangeslagen? Moeten we veronderstellen dat de matige reputatie die de schrijfster Leprince de Beaumont had in kringen rond de Encyclopédie tot Betje Wolff was doorgedrongen? In de Correspondance Littéraire drukt Grimm bijvoorbeeld, naar aanleiding van een herdruk van één van haar romans, zijn bezwaren uit tegen de ‘platitude des lieux communs d'une morale rétrécie’.Ga naar eind39 Het betreft hier echter een handgeschreven ‘tijdschrift’ waarop geen Nederlanders geabonneerd waren. Andere journalisten namen de daar geformuleerde oordelen niet zonder meer over. De Mercure de France, die wel tot in de Republiek doordrong en waaruit Nederlandse tijdschriften soms citeerden, schrijft bijvoorbeeld over dezelfde roman: ‘[c]'est un Ouvrage intéressant, agréable, édifiant, et qu'on peut regarder comme un modèle’.Ga naar eind40 De Année Littéraire, verklaard tegenstander van de ‘Encyclopédistes’ vindt wél dat Leprince de Beaumont ‘mérite [..] l'estime des lecteurs sensés’; ziet daarentegen bezwaren in het feit dat zij haar intriges teveel ontleent aan andere auteurs: ‘mais le plagiat est fort commode’.Ga naar eind41 In het begin van haar ‘Voorberigt’ verklaart ook Betje Wolff: ‘'t Was my immers niet moeilyk geweest iets naa te zeggen dat ik zo dikwyls gelezen hebbe’ (IV). Doet ze het hier toch? Een nieuwe overeenkomst tussen Betje Wolff en Jeanne Leprince de Beaumont?Ga naar eind42
Adres van de auteurs: Dr. Oolderslaan 7, nl-3451 EE Vleuten (Van Dijk); Manus Peetstraat 17, nl-1183 LG Amstelveen (Van Raamsdonk). |
|