| |
| |
| |
B.C. Damsteegt
Simon Stevin en de ‘Thesaurus’ van Plantijn
Simon Stevin heeft drie verhandelingen over taal en in het bijzonder zijn moedertaal geschreven. De eerste in dialoogvorm aan het einde van zijn Dialectike ofte Bewijsconst (1585); deze heeft een min of meer improviserend karakter. De tweede is de bekende ‘Uytspraeck vande Weerdicheyt der Duytsche Tael’, die aan zijn boek over De beghinselen der Weeghconst (1586) vooraf gaat. De derde verhandeling vormt het derde lid van het vertoog ‘Vande vernieuwing des Wysentijts’, dat opgenomen is in het ‘Tweede deel des Weereltschrifts, vant Eertclootschrift’ in het Eerste Stuck der Wisconstighe Ghedachtenissen (1608). Voor bibliografische bijzonderheden verwijs ik naar Dijksterhuis 1943, hfdst. II. In hetzelfde werk schrijft Dijksterhuis in hfdst. XVI over ‘Stevin en de Nederlandsche Taal’. Een samenvatting van de inhoud van de drie verhandelingen met veel citaten bij L. van den Branden 1956, hfdst. VI; een meer kommentariërende bespreking in Damsteegt 1982.
In de Uytspraeck betoogt Stevin nadrukkelijk, dat een van de eigenschappen die aan het ‘Duyts’ zijn voortreffelijkheid verlenen, is, dat de ‘grondwoorden’, d.z. de oudste, oorspronkelijke woorden, voor het overgrote deel uit één lettergreep bestaan. Daardoor kan men in die taal zijn gedachten kort en helder uitdrukken. In Stevins eigen woorden: ‘T'einde der spraken is, onder anderen, te verclaren t'inhoudt des ghedachts, ende ghelijck dat cort is, also begheert die verclaring oock cortheyt.’ (Stevin 1586: 64).
Om te bewijzen, dat het Nederlands over meer eenlettergrepige woorden beschikt dan welke andere taal ook, heeft Stevin een lijst van werkwoorden opgesteld met een eenlettergrepige vorm van de 1e pers. sg. en een tweede lijst met monosyllaba die tot andere woordsoorten behoren. De lijst van werkw. telt 742 ndl. woorden; daartegenover heeft Stevin maar 5 eenlettergrepige lat. en 45 dito
| |
| |
gri. kunnen vinden, en de laatste zijn dan nog ‘gheen eyghentlicke, maer langhe vercort’ (Stevin 1586: 64), kontraktievormen dus. De tweede lijst omvat 1428 ndl. woorden van diverse kategorieën, waarnaast Stevin 158 lat. en 220 gri. kan stellen. Alle ndl. trefwoorden worden gevolgd door een fra. en een lat. vertaling. Daardoor kan de lezer zien: 1e dat het Frans veelal meer lettergrepen nodig heeft dan het Nederlands en 2e dat Stevin over het Latijn geen woord te veel gezegd heeft.
Het is niet mijn bedoeling op de kwestie van de ‘eensilbicheyt’ in te gaan; het gaat mij hier om de bron die Stevin voor het opstellen van zijn lijsten gebruikt heeft, in het bijzonder voor de ndl. monosyllaba. Zo op het oog biedt dat geen enkele moeilijkheid. Hij zegt nl. zelf, dat hij ze bijeengezameld heeft uit een woordenboek, getiteld ‘Den Schat der Duytscher talen’ (Stevin 1586: 80). Auteur en drukker laat hij onvermeld. Dijksterhuis nam zonder meer aan, dat Stevin met deze titel ‘het bekende woordenboek van Ian van den Werve’ bedoelde (Dijksterhuis 1943: 300 n. en Stevin 1586: 81 n.) en Van den Branden volgde hem daarin (1956: 194 n. en 197). Het bedoelde boekje van Ian van den Werve is een vreemde-woordentolk, die hij in 1553 heeft uitgegeven bij Hans de Laet in Brussel onder de titel Het Tresoor der Duytsscher Talen. Deze titel werd bij de tweede druk van 1559 overeenkomstig de puristische opvattingen van de schrijver gezuiverd door vertaling van Tresoor in Schat en sedert heette het in de talrijke herdrukken Den Schat der Duytscher Talen (Van den Branden 1956: 20 vlg.). Ik heb het boekje geraadpleegd in de druk van 1608, in Delft bij Bruyn Harmanssz. Schinckel uitgegeven. Het bevat 10 katerns, d.i. 160 blz. kl. 8o, waarvan enkele blz. aan het eind wit zijn. De woordenlijst beslaat ongeveer 150 blz. De bedoeling van het boekje was diegenen te hulp te komen die ‘soo voor Rechte, als andersins (twelck wy alle daghe ondervinden) soo dickwijlen stonden al verbaest en voort hooft gheslagen, wanneer sy eenighe buytenlandtsche woorden hoorden, het zy uyt der Latijnscher spraecken oft andere’ (Voorrede). Met het oog hierop heeft Van den Werve voornamelijk woorden op het terrein van rechtspraak en bestuur bijeen gebracht. De rangschikking is alfabetisch, maar na de tweede letter niet nauwkeurig
meer. Bij
| |
| |
afleidingen van één woordstam gaat het werkw. vaak voorop: accorderen-accordatie-accordaet, maar dat is niet altijd zo: adulterie-adulteren. De lemma's bestaan uit het bastaardwoord, gevolgd door de ndl. vertaling.
Stevin zal, gezien zijn belangstelling voor de moedertaal, dit boekje zeker gekend hebben. Trouwens, hij kende de Twe-spraack en daar wordt het - met de gezuiverde titel - ook genoemd (Caron 1962: 12). Leggen we echter Ian van den Wervens Schat naast Stevins lijsten, dan blijkt dat ze naar opbouw en inhoud niets met elkaar van doen hebben. Stevin heeft zich kennelijk vergist in de titel en de vraag is nu, welk woordenboek hij dan wél gebruikt heeft.
In 1586 stonden hem in elk geval drie uitgaven ter beschikking, waarin Ndl., Fra. en Lat. bij elkaar stonden, alle drie uit de drukkerij van Plantijn te Antwerpen en twee vrij recent. Het waren het Dictionarium Tetraglotton van 1562, de Schat der Neder-duitscher Sprake, beter bekend onder de lat. hoofdtitel Thesaurus Theutonicae Linguae, van 1573 en de eerste druk van het Dictionarum Teutonico-Latinum van Kiliaan uit 1574. Aangenomen dat twee boektitels alleen met elkaar verward zullen worden, als ze op elkaar lijken, kunnen we het Tetraglotton en Kiliaans Dictionarium wel uitsluiten. Niettemin zal ik toch op enkele verschilpunten tussen deze woordenboeken en Stevins lijsten wijzen. Het is echter overduidelijk, dat Plantijns Thesaurus wél in aanmerking komt als Stevins bron. Als we nu zijn lijsten met de Thesaurus vergelijken, blijken ze in vier opzichten met elkaar overeen te komen.
1 De drietalige lemma's zijn op dezelfde wijze opgebouwd, nl. in de volgorde Ndl.-Fra.-Lat. Deze verschilt van die van het Tetraglotton, dat de volgorde Lat.-Gri.-Fra.-Ndl. heeft. Die was veel minder praktisch als het erom ging een alfabetische lijst van ndl. woorden op te stellen. Kiliaan geeft slechts bij uitzondering een fra. vorm ten behoeve van etymologische vergelijking, maar geen doorgaande fra. vertaling. Dat was dus ook onpraktisch, want het betekende het raadplegen van een afzonderlijk woordenboek voor het Frans. Overigens is de overeenkomst in de opzet van de lemmata op zichzelf geen bewijs dat Stevin zijn trefwoorden uit de Thes. genomen
| |
| |
heeft. Hij had daaraan immers ook alleen het principe kunnen ontlenen, zonder het materiaal te gebruiken.
2 Er is overeenkomst in de alfabetisering. In de lijsten zijn, evenals in de Thes., de woorden die met de klank /k/ beginnen, verdeeld over de letters C en K. De bewerkers zeggen, dat ze een willekeurige keuze gemaakt hebben en dat ze onder de C opgenomen hebben, ‘dat (hun) gedacht heeft best met C gheschreven te worden’ (Thes. 1573: I 3r). We vinden daardoor in de Thes. naast woorden die met Ca beginnen, andere die met Ka gespeld worden; zo ook met Cl en Kl, Co en Ko enz. Op één uitzondering na heeft Stevin ook een C waar de Thes. een C heeft en een K waar de Thes. K spelt. De uitzondering is het woord kuit. In de Thes. en bij Stevin wordt ‘kuit van het been’ uitsluitend met een K gespeld; ‘kuit van een vis’ echter in de Thes. met een C en een K, maar bij Stevin alleen met een K.
Op dit punt komt een duidelijk verschil aan het licht met Kiliaan 1574; daar is een bepaald systeem gevolgd, nl. dat alleen woorden die met Kn- beginnen, een K krijgen; alle overige /k/-woorden worden met een C gespeld.
3 Omschrijvende vertalingen komen vaak tot op grote hoogte met elkaar overeen. Dat Mes zowel in de lijst als in de Thes. met ‘Cousteau. Culter.’ vertaald wordt, en Noit met ‘Iamais. Nunquam.’ zegt natuurlijk niets. Het wordt echter anders als gehele omschrijvingen identiek of vrijwel identiek zijn. Ik geef enkele voorbeelden.
Thes. |
Dop oft eyerdop. L'escaille entier d'un oeuf, quand le dedens est osté ou soufflé hors. Ovum exinanitum. |
Stev. |
Dop. Escaille entier d'un oeuf quand le dedens est osté. Ovum exinanitum. |
|
Thes. |
Den droes. Une enflure venant à la gorge, derriere les aureilles, ou es eines. Panus, i. atheroma, atis, glans. |
Stev. |
Droes. une enflure venant à la gorge, derriere les aureilles ou es eines. Panus. |
| |
| |
Thes. |
Klacken. Crevasser avec un son eclatant. Cum fragore rimas agere. |
Stev. |
Klack. Ie crevasse avec un son éclatant. Cum fragore rimas ago. |
Thes. |
Krielen/ oft wommelen. Se remuer par tas comme les fourmis l'un par l'autre, formicari. Scatere, mobilitare per turbas. |
Stev. |
Kriel. Ie remue comme entre les fourmis. Mobilito per turbas. |
Thes. |
Lollen als de olde vrouwen. Se chaufer ou couver comme les vielles, qui usent un pot ou chaudron plein de feu, le mettant soubs elles. Fovere aut calefacere se ut consueverunt vetulae. |
Stev. |
Lol. Ie me chauffe comme les vielles qui usent d'un pot plein de feu, le mettant soubs elles. [Geen lat. vertaling.] |
Een merkwaardig geval is het lemma kladden. In de Thes. is dat tweeledig, nl. ‘Kladden/ oft afkladden’. Daarmee korrespondeert de eveneens tweeledige fra. vertaling: ‘Crotter, ou descrotter’. De lat. vertaling geeft echter maar één betekenis weer, nl. die van ‘reinigen’: ‘Penicillo vestem à luto detergere’. Stevin brengt een bekorting aan door descrotter te schrappen. Als fra. vertaling geeft hij dus ‘Ie crotte’ en als lat.: ‘Penicillo vestem à luto detergo’, blijkbaar zonder zich rekenschap te geven van de tegenspraak tussen deze twee vertalingen. Of de lat. vertaling ook het tegengestelde is van het ndl. trefwoord (Ick) klad is minder gemakkelijk te zeggen. Kladden schijnt nl. wel de betekenis van ‘reinigen’ gehad te hebben, gezien het erop volgende lemma in de Thes.: ‘Kladt oft claddet uwen tabbaert. Descrottez ta robe. Purga vel deterge togam vel pallium tuum (...)’. (Zie ook WNT VII, 3308.)
Ik verwijs verder nog naar Boeyen, Luysen, Snoepen, Brand, Brock.
4 Hier en daar treffen we min of meer relevante overeenkomsten in spelling of woordvorm aan. Zo hebben de Thes. en Stevin de identieke vormen: lecken (niet licken), kroken (niet kreuken), reulen (‘ruilen’) en suyl, terwijl Stevin elders wel seul heeft (Dijksterhuis 1943: 309). Afwijkend is lil (Stev.) dat in de Thes. ‘Lelle (...)’ luidt.
| |
| |
Het woord heeft bij Stevin echter wel de alfabetische plaats bij de woorden met le- behouden (tussen leeu en leen)! Zo is het ook met Mau, dat Stevin met au spelt, maar dat evenals een Mouwe in de Thes. tussen Mout en Moy staat, en met Nuet (Thes. Not/ oft Note), dat bij Stevin tussen Nop en Noit is blijven staan.
Tegenover deze overeenkomsten staan ook enkele verschillen.
1 Stevin geeft de werkw. in de 1e pers. sg.; voor de linkermarge staat een akkolade over de gehele lengte van de bladzijde en in het midden daarvan het woord Ick. Het Frans krijgt het pron. Ie erbij. De Thes. geeft de werkw. in de inf., ook in het Latijn. Stevins motief zal wel geweest zijn, dat hij zonder dat met zoveel woorden te zeggen, de infinitiefuitgang als een toevoeging aan het ‘grondwoord’ beschouwde.
2 Stevin geeft de vertalingen van de Thes. soms bekort weer door weglating van synoniemen; begrijpelijk, want hij maakte geen vertaalwoordenboek. In één geval heb ik een afwijkende vertaling gekonstateerd, nl.:
Thes. |
Koelen. Refroidir. Refrigescere, refrigerari, refervere, defervescere. |
Stev. |
Koel. Ie fais tied. Tepido. |
Stevins vertaling sluit aan bij die van het adj. koel, dat hij weergeeft met ‘Tiede. Tepidus.’ Dit is in overeenstemming met het lemma Koel/ koelkens in de Thes. De fra. vertaling daarvan luidt nl. ‘Froid aucunement, tiede.’ en de lat. ‘Subfrigidus, frigidus, tepidus, alsiosus, a, um.’ Stevin heeft blijkbaar bewust de notie ‘lauw’ verkozen boven die van ‘fris’.
3 Stevin geeft een aantal woorden in eenlettergrepige vorm, terwijl de Thes. een eind-e heeft: cuyp-cuype; dreef-dreve; kloof-klove enz. De reden hiervan is niet ver te zoeken.
4 Andere afwijkingen terwille van de eensilbicheyt, zoals de 1e pers. Claer bij Stevin naast de inf. Claer maken in de Thes. Ook klef bij Stevin naast klevich/ kleefachtig in de Thes. maar met identieke vertaling.
| |
| |
Al deze verschillen bij elkaar zijn echter niet van zodanige betekenis, dat ze de bewijskracht van de aangegeven overeenkomsten, in het bijzonder die onder (3) en (4), zouden aantasten. De konklusie luidt dan ook, dat Stevins bron de Thesaurus van Plantijn is geweest. Als overtuigd purist wilde hij daarvan de nederlandse titel citeren, maar hij heeft per vergissing de naar de inhoud volkomen en naar de vorm bijna gelijke titel van het boekje van Ian van den Werve neergeschreven. Dijksterhuis, voor één keer over ijs van één nacht gaande, is het slachtoffer van Stevins vergissing geworden en vreemd genoeg heeft Van den Branden, die de Schat van Van den Werve wel degelijk in handen heeft gehad, de fout niet opgemerkt.
Ten slotte, voor de volledigheid, een enkel woord over de bron(nen) waaruit Stevin de lat. en gri. monosyllaba heeft verzameld. We moeten het wat dat betreft doen met een niet al te duidelijk geformuleerde zin. Ik citeer die, met de laatste deel der voorafgaande zin:
(...) eerst bethoonende, ende dat metter daet, op datment gheloove, der Duytschen 742 eensilbighe woorden inden eersten persoon; daerder de Latinen alleenlick 5 hebben; De Griecken gheen eyghentlicke, maer langhe vercort tot 45. Daernaer sullen wy segghen vande namen, bynamen, &c. welcke wy alle metter haest vergaert hebben yder uyt sijn Woortbouck als volght. (Stevin 1586: 64.)
De door mij gekursiveerde woorden kunnen natuurlijk niet slaan op ‘namen, bynamen, &c.’, want er bestaan geen woordenboeken voor de afzonderlijke woordsoorten. Met yder wijst Stevin blijkbaar terug naar de voorgaande zin; de bepaling moet betekenen: ‘ieder ndl., lat. en gri. woord uit zijn eigen woordenboek’. Het ndl. woordenboek noemt hij dan aan het eind van zijn lijst, zij het onjuist, maar het lat. en gri. noemt hij niet. Ik acht het niet mijn taak die op te sporen, afgezien nog van de vraag of dat van enig belang zou zijn.
Adres van de auteur:
Fagelstraat 44
2334 AZ Leiden
| |
| |
| |
Bibliografie
Thesaurus Theutonicae Linguae, Schat der Neder-duytscher spraken. Antwerpen 1573. |
Corn. Kiliaan - Dictionarium Teutonico-Latinum (...), Antwerpen 1574. Herdruk Hildesheim 1975. |
Simon Stevin, ‘Uytspraeck vande Weerdicheyt der Duytsche Tael’ in De Beghinselen der Weeghconst, Leiden 1586. In facsimile afgedrukt in The Principal Works of Simon Stevin I, ed. E.J. Dijksterhuis, 's-Gravenhage 1955, blz. 58-93. |
Ian van den Werve, Den Schat der Duytscher Talen. Delft 1608. |
E.J. Dijksterhuis, Simon Stevin, 's-Gravenhage 1943. |
L. van den Branden, Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands in de 16e eeuw (1956), herdr. Arnhem 1967. |
H.L. Spiegel, Twe-spraack, Ruygh-bewerp, Kort Begrip, Rederijck-kunst, ed. W.J.H. Caron (Trivíum nr. III), Groningen 1962. |
B.C. Damsteegt, ‘Simon Stevin: taalspiegeling en taaldaad’, in Van intuïtie tot weten, Reeks Algemene colleges van de Haagse leergangen, Muiderberg 1982. |
|
|