Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 95
(1979)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bron van Lanseloet1. InleidingVolksgunst is onberekenbaar. Niet alleen het succes van politici is soms verbazingwekkend, ook de populariteit van literaire werken valt niet te voorspellen. De ‘seer ghenoechlike ende amoroeze historie vanden eedelen Lantsloet ende die scone Sandrijn’, die we kennen als een ‘abel spel’ in het Handschrift-Van Hulthem (circa 1410), is eeuwenlang een geliefd verhaal geweest. Het toneelspel, dat naar men aanneemt in de 14de eeuw is ontstaanGa naar voetnoot1), werd vóór 1500 bij Govert van Ghemen te Gouda uitgegeven en tot in de 18de eeuw herdrukt. Van het spel van Lanseloet weten we zeker, dat het is opgevoerd, nl. te Aken in 1412 en waarschijnlijk ook in de 16de eeuw te 's-Gravenpolder door de rederijkerskamer ‘De Fiolieren’Ga naar voetnoot2). De tragische liefde van Lanseloet voor Sanderijn is bij velen bekend geweest, getuige de reminiscenties in rederijkersverzenGa naar voetnoot3). Letterkundigen uit onze dagen zijn niet zuinig met hun lof op het Middelnederlandse spel. J. te Winkel beschrijft Lanseloet als ‘een meesterwerk’, het meest geslaagde ‘abele spel’; G.W. Wolthuis noemt het ‘de parel en het juweel van onze middeleeuwsche letterkunde’. Voor J. van Mierlo is het ‘een spel van diep-menschelijke tragiek’. Ook G. Knuvelder (dl. 1, 19705, p. 299) acht Lanseloet van de ‘abele spelen’ ‘het meest genuanceerd’. Daar staan wel wat negatieve geluiden tegenover, maar die kritiek is al meer dan een eeuw oud. Volgens W.J.A. Jonckbloet zijn de karakters ‘al te oppervlakkig geschetst’; de figuur van Lanseloet is z.i. als mislukt te beschouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook H.E. Moltzer vindt de karaktertekening zwak, ‘zelfs de hoofdpersoon kan men niet ontwaren’Ga naar voetnoot4). Zowel de lof als de kritiek is terecht. Het verhaal bevat dramatische elementen die aanspreken. De vernedering van Sanderijn wekt verontwaardiging. Haar huwelijk met de ridder zorgt voor een zoete wraak. De driemaal terugkerende vergelijking van de bloeiende boom waarvan een valk een bloem rooft, is zonder meer prachtig. Lanseloets verdriet en zijn tragische dood stemmen het publiek wel wat milder, maar bevredigen vooral het rechtvaardigheidsgevoel. De Lanseloet van Denemerken is een drama vol emoties, een verhaal van heftige liefde: van dorperlike lust en hoofse minne. Deze elementen zullen het spel zijn populariteit hebben bezorgd en dit ondanks het feit dat de tekst een groot aantal ongerijmdheden, bevreemdende wendingen en onduidelijke elementen bevat. Het verhaal is in bepaalde opzichten inconsistent, vaag en ongeloofwaardig. Ik geef hieronder een samenvatting waarin de eigenaardigheden naar voren komenGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Analyse van de tekstVolgens de titel is de hoofdpersoon in het verhaal Lanseloet van Denemerken. Hij is kennelijk van hoge adel. Zijn moeder heeft tenminste een adellijke jonkvrouw in dienst. Hijzelf beschikt ook over een camerlinc (543), Reinout, die in het verhaal de rol van bode speelt en daarbij zelf initiatieven ontwikkelt. Reinout is waarschijnlijk een schildknaap; hij wordt in 710 een deghen fier genoemd. Sanderijn is van lage adel; haar vader is een sciltknecht (462), Robberecht geheten. Zelf is zij in dienst van Lanseloets moeder (vgl. de titel). Lanseloet nu is hevig verliefd op Sanderijn. Zijn moeder is daarvan op de hoogte; zij is ‘op hem ghestoert’ (14), en heeft ‘toren ende nijt’ (19), omdat Sanderijn voor haar zoon geen partij zou zijn. Nu is de bemoeizucht van Lanseloets moeder wel wat merkwaardig. Lanseloet stuurt niet rechtstreeks op een huwelijk aan. Van de onmo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijkheid daarvan is ook Sanderijn overtuigd: ‘Ic en ben niet uus ghelijke: Ghi sijt mi te mechtich ende te rike, Edel ridder, te sine u wijf’ (75-77). Lanseloet wil het meisje overhalen met hem te gaan spelen ‘Hier neder in dit groenen dal, Daer die voghelkine maken gescal’ (119-120). Hij probeert haar zelfs om te kopen met een schitterend yuweel (92). Het ziet er vooralsnog naar uit, dat Lanseloet uit is op een snel succes; een huwelijk is niet aan de orde. Zelf ziet hij het standsverschil ook als een impediment (‘ic woude wael, Dat si gheboren ware mijns gelijc. Al en waer si niet van haven rijc, Ic souder maken af mijn wijf’; 170-173)Ga naar voetnoot6). Waarom zou zijn moeder zich zo opwinden over een avontuurtje van haar zoon, temeer waar zij later zelf de list verzint om Sanderijn in Lanseloets bed te doen belanden. Het standsverschil maakt een amourette alleen maar gemakkelijker. Het feit juist dat Lanseloet zich laat verleiden op het voorstel van zijn moeder in te gaan, bewijst dat hij niet werkelijk van plan was Sanderijn te huwen. Hoewel zijn moeder haar ware bedoeling niet tegenover hem kenbaar maakt, moet het Lanseloet zonder meer duidelijk zijn geweest, dat niet alleen de overweldiging van het meisje, maar vooral ook de wijze waarop hij haar daarna behandelt, een huwelijk onmogelijk maakt. Lanseloet begeerde Sanderijn wel, maar begeerde haar niet tot vrouw; dus nogmaals, waar maakt zijn moeder zich druk om? In de eerste paar honderd verzen zijn nog enkele kleinere onregelmatigheden aan te wijzen. Lanseloets liefde voor Sanderijn is niet geheim. Hij wordt daarover ‘alle daghe’ (41) door zijn moeder onderhouden. De angst voor niders tonghen (61) is daarom wat overbodig (vgl. ook 150-153) en de hoop zijn liefde ‘verborghen’ (49) te houden is illusoir. Met elkaar in tegenspraak zijn ook de verzen 91 (‘comt met mi in dit casteel’) en 119 (‘in dit groenen dal’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het meisje, Sanderijn, wier schoonheid telkens weer wordt geroemd, is niet op Lanseloets avances ingegaan. Na door hem verkracht en gehoond te zijn verlaat zij het hof; zij ontmoet een onbekende ridder, die haar hoofs behandelt, en zij trouwt met hem. Van deze ridder weten we zelfs geen naamGa naar voetnoot7). Het huwelijk doet wat overhaast aan, maar omdat Sanderijn op geen enkele wijze aan Lanseloet was gebonden en op hem ook niet verliefd was, is het acceptabel dat zij trouwt. En als getrouwde vrouw heeft zij al in het geheel geen reden om naar Lanseloet terug te keren. Is het optreden van Sanderijn in het hele spel consequent en aanvaardbaar, Lanseloets gedrag is minder vanzelfsprekend. Zijn schone, maar naar zou blijken onoprechte woorden tot Sanderijn (108-123 en 136-147) kan men nog wel als de middelen beschouwen die door het doel worden geheiligd. Dat hij het meisje honds bejegent, lijkt alleen verklaarbaar door een gebrek aan werkelijke liefde. Zelfs dan nog is het verwonderlijk, dat hij zich door zijn moeder zo de wet laat voorschrijven. Maar dat Lanseloet na Sanderijns vertrek als een blad aan de boom omslaat, is hoogst merkwaardig. Hij wordt plotseling verteerd door echte minne. Hij kondigt aan met Sanderijn te zullen trouwen (562; vgl. ook 623, 725, 743 en 765). Haar liefde wordt voor hem een zaak van leven of dood. Nu zou men verwachten, dat Lanseloet zelf naar het meisje op zoek zou gaan om haar te overreden zijn huwelijksaanzoek aan te nemen. Hij stuurt echter slechts zijn ‘camerlinc’ Reinout en blijft passief wachten op diens bericht. De gedachte dringt zich op, dat Lanseloet zelf niet tot de tocht in staat was, dat hij werkelijk ziek was of gewond; maar dat is in tegenspraak met het plan van zijn moeder. Reinout weet Sanderijn tenslotte (vgl. 654, 683, 845) op te sporen, maar kan haar niet overhalen naar Lanseloet terug te keren. De ‘camerlinc’ betoont zich dan geen gehoorzaam en betrouwbaar dienaar. Door zijn eigenmachtig optreden nemen de gebeurtenissen in het verhaal een noodlottige wending. Om te voorkomen, dat Lanseloet - over wiens krijgsmanschap we overigens nog niets had- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den vernomen - een oorlog zou beginnen omwille van Sanderijn, besluit Reinout zijn heer te berichten, dat het meisje is gestorven, en dat terwijl hij weet dat hij daarmee zijn meesters doodvonnis tekent (vgl. 736-737: ‘Het sal hem seker gheven die doot, Eest dat hi u niet en ghewint’). Reinout motiveert zijn bedrog met de redenering dat er in een oorlog veel mannen zullen sneuvelen, waaronder ook Lanseloet zelf (826). Maar hoe kan hij dat zo zeker weten? De eenvoudige ridder met wie Sanderijn nu getrouwd is, kan toch voor de veel machtiger en rijkere Lanseloet geen partij zijnGa naar voetnoot8)? Niet alleen verklaart Reinout Sanderijn dood, zij zou gestorven zijn aan een gebroken hart: ‘Haer edel herte dat moeste haer breken, Doen si van u hoerde ghewaghen’ (854-855). Maar Sanderijn was helemaal niet op Lanseloet verliefd, en deze weet dat zij geen prettige herinneringen aan hem kan bewaren. Lanseloets ongelovige reactie in 856-861 is dan ook terecht. Hij verlangt van zijn dienaar een bewijs, dat deze de waarheid spreekt. Reinout herhaalt dan de vergelijking van de valk die een bloem rooft, nu niet van een boem (497), maar van een gheerde (798, 870, 894)Ga naar voetnoot9). Maar daarmee bewijst Reinout slechts, dat hij Sanderijn heeft gesproken (waartoe het licteken in 784-817 ook moest dienen), niet dat zij dood is. Nu moet men bovendien aannemen, dat Sanderijn, wier hart brak toen zij van Lanseloet hoorde spreken, nog stervend in metaforen zou hebben gesproken. Hoe onwaarschijnlijk dat ook moge lijken, Lanseloet hecht nu geloof aan Reinouts leugens. Na een dramatische monoloog, waarin wederom de vergelijking van de valk en de bloeiende ‘gheerde’ is verwerkt, geeft Lanseloet de geest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De epiloog wordt door Reinout uitgesproken, die in het geheel niet onder de indruk blijkt van de dood van zijn heer. Hij beleert de toeschouwers dat zij hoofs moeten spreken tot de vrouw die ze beminnen. Over zijn eigen trouweloosheid die rechtstreeks tot de dood van Lanseloet leidde, geen woord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Overeenkomsten met de Proza-LancelotDe vraag dringt zich op, of een auteur die een spel weet te componeren met sterke dramatische elementen, die ook de gave vergelijking heeft geschreven van de valk en de bloeiende boom, of deze dichter de opgesomde eigenaardigheden in het verhaal niet had kunnen vermijden. Ik heb elders reeds in algemene termen geconcludeerd, dat het spel van Lanseloet zoals we dat kennen uit het Handschrift-Van Hulthem, moet worden gezien niet als het werk van een enkele dichter, maar als het produkt van een ‘schrijverscollectief’Ga naar voetnoot10). Het gebrek aan samenhang en allerlei inhoudelijke eigenaardigheden zijn grotendeels te verklaren vanuit het feit, dat behalve de auteur ook bewerkers en een hele serie kopiisten een bijdrage aan de tekst hebben geleverd. Ik kan nu nog wat verder gaan. De schrijver van de toneelversie heeft zich gebaseerd op een episch verhaal. Hij heeft de plot niet zelf bedacht, maar ontleend aan een bron waarbinnen de geschiedenis van Lanseloet en Sanderijn een onderdeel vormde van een groter geheel. Kennis van die bron maakt daardoor verscheidene eigenaardigheden in het spel begrijpelijk. In ‘Tekstreconstructie een abel spel’ heb ik getracht aannemelijk te maken, dat lanseloet van denmerc eigenlijk lancelot van den mere was. De eerste toenaam is onbekend en behoeft verklaring. Wanneer men al wilde aangeven dat het verhaal niet over de grote Lancelot del Lac handelde, waarom heeft men dan juist de toevoeging Van Denmerc (met varianten) gekozen? Het grafische verschil tussen van den mere en van denmerc is zo gering, dat een persoonsverandering zeer wel mogelijk is. Maar vertoont het beeld dat we in het spel van Lanseloet krijgen, overeenkomsten met de held zoals we die kennen uit de Arthur-epiek? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we Lanse- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loet vergelijken met de Lancelot-overlevering. We behoeven ons niet te beperken tot de kanonieke vulgaatversie van de Lancelot en prose, ook apocriefe geschriften en jongere navolgingen komen in aanmerking. Het is niet op voorhand uit te sluiten, dat Lanseloet op een overigens onbekend Lancelot-verhaal zou zijn gebaseerd. Maar ook dan moet Lanseloet typologisch en thematisch herkenbaar zijn. In het genoemde artikel heb ik enkele overeenkomsten opgesomd. Ze hebben - geïsoleerd beschouwd - niet alle evenveel bewijskracht, en ze kunnen niet alle tegelijkertijd van toepassing zijn. Van het meeste belang acht ik de volgende punten. Van Lancelot zijn verscheidene liefdesgeschiedenissen bekend. Hij heeft zelf zijn hart verpand aan koning Arthur's vrouw Genovere. Daardoor is hij niet in staat de liefde te beantwoorden van jonkvrouwen die op hem verliefd raken. Zijns ondanks evenwel (nl. ten gevolge van tovenarij) heeft Lancelot een relatie gehad met de dochter van koning Pelles, Elaine, die hem een zoon baart. Zeer uitvoerig ook wordt in de Lancelot en prose verhaald, hoe Lancelot, die vergiftigd water heeft gedronken, verpleegd wordt door een meisje dat zo hevig op hem verliefd raakt, dat zij zelf dreigt te sterven (Lanc. II, 11873 vlgg.; Sommer bd. 5, 71 vlgg.)Ga naar voetnoot11); en zonder verpleging is ook Lancelot ten dode gedoemd. Hij redt haar en daarmee ook zijn eigen leven door te beloven voor altijd haar ridder te zijn. Het meisje van haar kant doet een gelofte van zuiverheid: zij zal van niemand anders houden ‘Ende nembermeer hebben vort anne Vleyscelijc gemeinscap met manne’ (Lanc. II, 13023-4). Zij vraagt van Lancelot slechts een platonische liefde: ‘Dus ne suldi gene loeshede Uwer vrouwen doen hier mede; Dus moegedi alse maget minnen mi Ende hare alse vrouwe; ende daer bi Suldi wel moegen behouden bede Hare minne ende die mine mede’ (II, 13029-34). Als onderpand van zijn liefde geeft Lancelot de jonkvrouw een gordel, die hij eerder van Genovere had gekregen (II, 13091-3). Dat wekt later (II, 19828 vlgg.) de jaloezie van de koningin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lancelot is meermalen door jonkvrouwen van de dood gered en tijdens ziekte verzorgd (vgl. Sommer bd. 5, p. 155 en 164), maar deze geschiedenissen zijn niet zo breed uitgewerkt als die van de kuise jonkvrouw. Vergelijkbaar is alleen de episode van de jonkvrouw van Escalot (in de Haagse compilatie Esclaroet, naast Scarloet en Scaerloet), verwevenGa naar voetnoot12) in het laatste deel van de compilatie, dat handelt over ‘des conincs Arturs doet’ (IV, 309), La Mort le Roi Artus (Sommer, bd. 6, p. 201-391). Er zijn duidelijke parallellen met de geschiedenis van de kuise jonkvrouw. Ook de jonkvrouw van Esclaroet verpleegt Lancelot, wanneer hij ‘siec [is] ende oec gewont sere’ (IV, 1987). Lancelot draagt haar mouw als helmteken tijdens het toernooi te Winchester, wat eveneens de woede van de koningin wekt. Ook dit meisje wordt op Lancelot verliefd. Wederom kan deze niet op haar avances ingaan. In beide verhalen speelt het standsverschil een rol. De ‘kuise jonkvrouw’ brengt begrip op voor Lancelots positie: ‘het es waer ghi mint so edel ene vrouwe ende so hoge dat ghi v node vernederen sout omme so auelose ene ionfrouwe alse ic ben’ (Rotterdamse fragm. p. 238Ga naar voetnoot13). In de geschiedenis van de jonkvrouw van Esclaroet krijgt het sociale verschil nog meer aandacht. De broer van het meisje raadt haar aan niet te hoog te grijpen. Lancelot ‘mint in soe hoger stede, Men souden niet mogen bringen nu Alse neder te minnen alse ane u’ (IV, 2104-6). Ook koning Arthur is ervan overtuigd, dat Lancelot niet ‘soude willen iet Sijn herte leegen ane hare Oft ane ene andere, sine ware Van alte hogen done ende rike’ (IV, 1812-5). In tegenstelling tot de ‘kuise jonkvrouw’ is de jonkvrouw van Esclaroet niet gevoelig voor dit soort sociale logica. Zij kan niet van Lanseloet afzien. Met hoofse verering is zij niet tevreden. Zij sterft van liefdesverdriet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ruime plaats die de liefdesgeschiedenissen der twee jonkvrouwen in de Proza-Lancelot innemen, maakt het aannemelijk, dat de ongelukkige liefdesaffaire met Sanderijn inderdaad Lancelot van den Mere betreft. Dit vermoeden wordt niet alleen door de overeenkomstige naam gesteund, maar ook door het feit dat in alle gevallen een ‘hoge vrouwe’ spelbreekster is, in de Lancelot koningin Genovere, in de Lanseloet ‘sine moeder’. De omstandigheid dat Lanseloets moeder niet werkelijk reden heeft om zich over de verhouding van haar zoon op te winden, doet vermoeden dat zij eigenlijk die coninginne is, niet Lanseloets moeder, maar zijn geliefde. Na de naamsverandering van den mere > van denmerc was niet langer duidelijk hoe ‘die coninginne’ zoveel zeggenschap kon hebben over Lanseloet. Ze was kennelijk niet met hem getrouwd; dan moest ze wel zijn moeder zijnGa naar voetnoot14). Hoe waarschijnlijk het ook mag zijn, dat Lanseloet van Denemerken aanvankelijk inderdaad Lancelot van den Mere heette, het bewijs is niet geleverd. Het verhaal van Lanseloet en Sanderijn is in de bekende Lancelot-overlevering niet aangewezen. De genoemde parallellen zouden tot op zekere hoogte toevallig kunnen zijn, net als de overeenkomst der toenamen, bij gelijke voornaam. Het hangt er maar van af, hoeveel toevalligheden men acceptabel acht, of men de conclusie wil aanvaarden dan wel verwerpen, dat het spel van Lanseloet moet worden gerekend tot de Middelnederlandse Lancelot-overlevering. Het zou evenwel van kortzichtigheid getuigen, wanneer men de stilistische verschillen tussen Lanseloet en Lancelot-overlevering, de andere ‘sfeer’ in de Arthur-epiek als excuus zou aanvoeren om de gefundeerde hypothese terzijde te schuiven, dat we te doen hebben met een spel van Lancelot van den Mere. Er is naar mijn mening alle reden het onderzoek voort te zetten en intensief te speuren naar nieuwe overeenkomsten en naar een eventuele bron. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Reconstructie van het verhaalHet is denkbaar dat de auteur van Lanseloet, met kennis van de Lancelot-literatuur, het verhaal zelf heeft bedacht. In dat geval zullen we niet veel verder komen dan de bovenbeschreven parallellen. Op grond van de ervaring evenwel die we ten aanzien van Esmoreit hebben opgedaanGa naar voetnoot15), mogen we de gedachte niet te gauw laten varen, dat ook Lanseloet een toneelbewerking is van een bestaand verhaal, misschien zelfs ook van een episode uit een groter geheel. Bij een eerste verkenning binnen de Lancelot-overlevering hebben we geen episch voorbeeld kunnen aanwijzen. Het kan zijn, dat dit verhaal niet bewaard gebleven is, maar misschien ook is de Lanseloet onder de pen van kopiisten en bewerkers zo sterk veranderd, dat de overeenkomsten zijn vervaagd. Opeenvolgende fouten en correcties alleen al kunnen frappante veranderingen in een tekst bewerken. Ik herinner slechts aan die ene continueringsfout die tot de creatie van de warandehuedere heeft geleid, tot de invoeging der verzen 580-611 en 688-705 en de aanpassingen in 630-687Ga naar voetnoot16). Om identificatie van de bron mogelijk te maken moeten we het spel van Lanseloet naar de inhoud, zover als mogelijk is, reconstrueren. Grof geschetst levert dat het volgende verhaal op.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vatten we samen hoe het verhaal waarop het overgeleverde spel van Lanseloet teruggaat, er ongeveer zal hebben uitgezien. Er is sprake van een relatie tussen Lanseloet en een jonkvrouw van lagere adel (Sanderijn). Waarschijnlijk is de koningin [Genovere] daarvan op de hoogte gebracht. In elk geval weet zij ervan en zij heeft er weet van. Zij is over de verhouding van Lanseloet [haar geliefde] zeer vertoornd, en zint op wraak. Lanseloet is ziek, en wordt door de jonkvrouw verpleegd. Deze verklaart hem haar liefde, maar wordt door Lanseloet afgewezen, mogelijk op onhoofse wijze. Zij verlaat Lanseloet en ontmoet een ridder, waarschijnlijk een familielid. Ongetwijfeld klaagt zij haar nood en tracht de ridder haar te troosten. Dat mag niet baten: het meisje sterft van liefdesverdriet. Een schildknaap (Reinout) bericht Lanseloet, die ziek is, dat de jonkvrouw is gestorven. Naar Lanseloets reactie moeten we raden. Waarschijnlijk was hij ontroerd; misschien verergerde zijn ziekte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De jonkvrouw van EscalotDe reconstructie van de inhoud van Lanseloet is niet meer dan een ruwe schets. Op menig punt is gekozen uit parallelle mogelijkheden. Zo was de koningin misschien wel degelijk verantwoordelijk voor de verwijdering tussen Lanseloet en Sanderijn, terwijl ik dit element op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rekening van de bewerker heb geschreven die de geschiedenis van Amnon en Thamar heeft ingevoegd. Uit de schets wordt ook niet duidelijk, wat de aanleiding tot deze interpolatie kan zijn geweest. Evenmin kunnen we uitmaken of b.v. Lanseloets dood en de allegorie van de valk en de bloeiende boom geheel door een bewerker zijn bedacht, dan wel een uitwerking vormen van bepaalde details in de oorspronkelijke versie. Hoe schetsmatig de reconstructie ook is en hoezeer we bedacht moeten blijven op varianten, een samenvatting als deze vergroot de kans op identificatie van de bron, die we, uitgaande van de sterk gewijzigde overgeleverde redactie, niet konden aanwijzen. Dat is nu wel gelukt. De geschiedenis van Lanseloet en Sanderijn zoals we die hebben gereconstrueerd, blijkt overeen te stemmen met een passage uit de Proza-Lancelot en wel met een episode uit het verhaal over de jonkvrouw van Escalot/Esclaroet. Hierboven is haar geschiedenis ter sprake geweest. Samenvattingen vindt men o.m. in de studies van F. Lot (p. 348-351) en J.D. Bruce (dl. 2, p. 370-373)Ga naar voetnoot20). Een uitvoerige analyse geeft J. Frappier (p. 267-272)Ga naar voetnoot21): ‘Cette histoire de la demoiselle d'Escalot [...] débute en idylle et s'achève en tragédie. En raison du procédé de l'entrelacement, elle se découpe nettement en cinq actes’ (p. 267). In de eerste acte wordt beschreven hoe Lancelot, die incognito wil deelnemen aan het toernooi te Winchester, onderdak vindt bij een vavasseur, een edelman van lagere rang, de heer van Escalot. Eén van diens zoons is door ziekte verhinderd aan het toernooi deel te nemen en Lancelot leent zijn wapenrusting. De dochter van de heer van Escalot, die van de onbekende ridder bijzonder gecharmeerd is, vraagt hem haar mouw als helmteken te dragen, opdat hij in het toernooi zou strijden ‘dor hare minne’ (Lanc. IV, 682). Lancelot ziet geen kans te weigeren, al is hij ‘wel seker daerof, Tirst dat dit te voren quame Der coninginnen, ende sijt vername, Dat sijs hem ondanc soude weten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende sijs node soude vergeten’ (IV, 870-4). Lancelots hoofsheid wekt bij het meisje valse hoop. Tweede acte. Het toernooi te Winchester is door Lancelot gewonnen, die evenwel zwaar gewond door de jonge ridder van Escalot naar het kasteel van diens tante wordt gebracht. Walewein bezoekt Escalot en wordt door de jonkvrouw aan tafel bediend. ‘Ende si was so scone te desen, Dat gene scoenre mochte wesen’ (IV, 1199-1200). Walewein tracht het meisje te imponeren: ‘Ic ben riddere, ende Walewein geheten, Ende min oem es Artur die coninc; Ende ic segt u, in warre dinc, Ic ben die u gerne soude minnen, Mochticker die uwe met gewinnen’ (IV, 1242-6). De jonkvrouw is van Waleweins attenties niet gediend: ‘Bedie ic heb in minen sinne Gedaen eens ridders minne, Dien ic niet wille doen loeshede. Ende ic segt u bi mire waerhede, Dat ic noch ene maget bem; Ende vor dat begonste minnen hem Sone haddic noit gemint man’ (IV, 1273-9). Walewein identificeert het schild dat Lancelot heeft achtergelaten. Het meisje weet nu wie haar beminde is. En Walewein weet dat de winnaar van het toernooi, de rode ridder met de mouw, Lancelot was. Derde acte. Lancelot is zo ziek en gewond ‘dattie riddere, die vor desen Met Lancelote ten tornoye hadde gewesen, Els niet ontbeit dan sine doet, Daer hi omme hadde rouwe groet’ (IV, 1993-6). ‘Alsi daer ene maent hadde gewesen Geviel dat daer quam binnen desen Tote Lancelote die joncfrouwe Die hem hadde gegeven die mouwe’ (IV, 1999-2002). Zij verpleegt Lancelot, die langzaam herstelt. Zij verklaart hem haar liefde, maar wordt door hem afgewezen vanwege koningin Genovere. Zij klaagt dan haar nood bij de ridder, haar broer, die haar wil laten begrijpen, dat de grote Lancelot voor haar geen partij is. Vierde acte (IV, 2849-2920). Lancelot is genezen en wil terugkeren naar ‘Karmeloet’. Bij het afscheid zegt de jonkvrouw van Escalot/Esclaroet hem zonder omwegen, dat ze zal sterven als hij haar liefde niet beantwoordt. Maar hij wijst haar zonder plichtplegingen af. ‘Die joncfrouwe sciet van hem te hant, Ende es op haer bedde gegaen, Daer si in bleef sonder opstaen, Siec ende versuchtende menechwaerf, Toter wilen dat si starf’ (IV, 2916-20). Vijfde acte. Te Camaalot ziet men een boot de rivier afdrijven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Sommer, bd. 6, p. 256 vlgg.). Daarin blijkt het opgebaarde lijk te liggen van de pas gestorven jonkvrouw van Escalot. Een brief die zij bij zich heeft, maakt duidelijk dat het meisje uit liefdesverdriet voor Lancelot is gestorven, ‘por le plus preudome del monde et por le plus [...] vilain cheualier que iou onques trouai’ (Sommer 6, 257). Lancelot is volgens de brief de beste maar ook de ‘dorperlijcste’ ridder ter wereld. Ook Walewein, die niets weet van Lancelots verhouding met Genovere, verklaart: ‘Damoisele certes vous poes bien dire de celui por qui vous estes morte quil est li plus vilains cheualiers del monde’. De jonkvrouw wordt eervol begraven; op haar graf wordt geschreven: ‘Hier rust de jonkvrouw van Escalot, die stierf van liefde voor Lancelot’. Deze laatste acte, die we ook bij MaloryGa naar voetnoot22) aantreffen en in de strofische Le Morte ArthurGa naar voetnoot23), houdt J.D. Bruce voor een invoeging: ‘we have an indisputable imitation of the episode in the Queste (VI, 175) of Perceval's sister, whose dead body, as discovered by Lancelot in Solomon's ship, bore, likewise, in its hand, a scroll relating the manner of her life and death’Ga naar voetnoot24). Ook in de Middelhoogduitse Lancelot, die op een Mnl. voorbeeld zal teruggaanGa naar voetnoot25), treffen we deze episode aanGa naar voetnoot26). In de Haagse compilatie evenwel ontbreekt deze vijfde acte. Zou deze episode zijn weggelaten, of zou de Mnl. redactie tot een oudere branche behoren die de toevoeging nog niet kende? We kunnen deze vraag hier laten rusten, daar de vijfde acte niet aan het spel van Lanseloet en Sanderijn ten grondslag ligt. Het toneelspel is gebaseerd op het verhaal over de jonkvrouw van Escalot; maar niet de gehele geschiedenis is uitgebeeld. Kern van het spel is de derde acte, die we daarom wat nauwkeuriger zullen bezien. In het spel opgenomen zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovendien de scène die in de compilatie aan deze passage voorafgaat en die welke daarop onmiddellijk volgt. De Lanseloet is een toneelbewerking van één aaneengesloten tekstgedeelte uit de Proza-Lancelot. De bewerker heeft zich aan de chronologie van zijn bron gehouden; hij heeft niet de volledige geschiedenis van de jonkvrouw uit de compilatie ontward; het entrelacement is niet ongedaan gemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. De bron van LanseloetDe bewerker gaat uit van het gegeven feit, dat er tussen Lancelot en de jonkvrouw een relatie bestaat. Lancelot heeft immers de mouw van het meisje als helmteken gedragen, ook al was hij bang dat dit de koningin ter ore zou komen. Walewein, die in de tweede acte achter de identiteit is gekomen van de ridder die het toernooi te Winchester won, vertelt zijn ervaringen argeloos aan de koningin en wordt daarmee onwetend een verrader (vgl. Lans. 152). Genovere ‘waende dat Lanceloet di joncfrouwe Minde, die hem gaf die mouwe’ (IV, 1623-4). ‘Si was drove om die sake Ende seide si souts noch hebben wrake Van Lancelote oft vander joncfrouwen’ (IV, 1627-9). Nadat uitvoerig is gesproken over Lancelots vermeende ontrouw aan de koningin, begint de derde acte van de geschiedenis der jonkvrouw van Escalot. Lancelot is ziek en gewond. De jonkvrouw verzorgt hem. Zij wordt steeds heviger op hem verliefd, zozeer ‘Dat si niet geduren mochte, Sine mochte hebben haren wille’ (IV, 2036-7). Op zekere dag kleedt zij zich op haar mooist, gaat naar Lancelots kamer en legt hem de volgende vraag voor: ‘Ic bidde u, dat gi mi secget, here, En ware die riddere niet dorpere sere, Dien ic van minnen versochte, ende hi Sine minne dan wederseide mi?’ (IV, 2047-50). Lancelot antwoordt: ‘Joncfrouwe, hi dade grote dorpernie’, ‘indien zijn hart vrij was, en hij toch niet van u zou houden’. Lancelot verklaart dan over zichzelf, dat zijn hart aan een ander toebehoort, en dat er geen schijn van kans is, dat daar verandering in zal komen. ‘Die joncfrouwe sprac: “Sonder waen” Ic hebbe een groet deel nu verstaen Van uwer herten, des sijt gewes: Ic ben sere drove dat soe es. Ic moter om sterven, dats waerheit’ (IV, 2087-91). Lancelot heeft zich niet werkelijk dorperlike gedragen, maar er is wel duidelijk van dorpernie gesproken. Dat leidt er in de (toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevoegde) vijfde acte toe, dat de jonkvrouw en Walewein Lancelot de onbeschoftste ridder ter wereld noemenGa naar voetnoot27). De jonkvrouw verlaat Lancelot en ‘es te haren broder gelopen’ (IV, 2094). Deze broeder is de ‘riddere, die vor desen Met Lancelote ten tornoye hadde gewesen’ (IV, 1993-4)Ga naar voetnoot28). Hij houdt zijn zuster voor, dat ze Lancelot uit haar hoofd moet zetten: ‘Ic pense ende weet dat mede, Dat hi mint in soe hoger stede, Men souden niet mogen bringen nu Alse neder te minnen alse ane u. Wildi minnen, settet uwen moet Bat nedere te minnen, dats u goet’ (IV, 2103-8). In de Mnl. berijming is een zin weggelaten die voor de identificatie en verklaring van het spel van Lanseloet van belang is. In het Frans volgt na de met vers 2108 vergelijkbare zin: ‘Car de si haut arbre ne pories vous mie le fruit cueillir’ (Sommer 6, 227); in het Mhd.: ‘wann von eynem also hohen baum mögent ir die frucht nit gewinnen’ (Kluge 3, 439). De jonkvrouw antwoordt: ‘Ic wilde wel dat ic mochte Daertoe bringen min gedochte; Maer dat ne mach niet wesen: Bedie motic sterven om desen’ (IV, 2109-12). ‘Aldus viseerde die joncfrouwe doe Haer doet; ende het quam haer daer toe’ (IV, 2113-4)Ga naar voetnoot29). Onmiddellijk op deze mededeling over de dood van de jonkvrouw volgt in de Haagse redactie: ‘Opten selven dach es daer comen Een sciltknecht, die Lanceloet heeft vernomen’ (IV, 2115-6). Deze schildknaap vertelt niets over de dood van de jonkvrouw, die immers nog leeft en wel in hetzelfde kasteel als Lancelot, maar hij deelt Lancelot mee, dat de koningin aanwezig zal zijn bij het komende toernooi te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taneborc over drie dagen. Als Lancelot hoort, ‘Dattie coninginne daer sal comen Hi ward tebarenteert, dat hem dochte Dat hi van rouwen sterven mochte’ (IV, 2134-6). Zijn wond breekt weer open ‘Ende hi viel in onmacht daer nare. Tirst dat sijn meester werd geware Sprac hi tot genen sciltknecht bloet: “Gi hebtene met uwer niemaren doet”’ (IV, 2151-4). Maken we nu de balans op. De parallellen tussen Lanseloet en de hierboven beschreven episode uit de geschiedenis van de jonkvrouw van Escalot/Esclaroet zijn overduidelijk. Ter sprake zijn geweest de navolgende overeenkomsten:
Belangrijk voor de identificatie is het feit, dat de chronologie der gebeurtenissen in beide verhalen overeenstemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tegenover de talrijke overeenkomsten staan ook aanmerkelijke verschillen. De meeste kunnen vanuit de tekstgeschiedenis moeiteloos worden verklaard (zie hieronder § 7). Op een enkel verschilpunt zij hier nader ingegaan. In de Proza-Lancelot wordt nergens vermeld, hoe de jonkvrouw heet. Zij wordt aangeduid als ‘die joncfrouwe die Lancelote gaf die mouwe’ (IV, 1151, 1624, 2002), maar meestal met haar familienaam als la damoisele descalot, die jungfrauwe von Challot, bij Sommer the damsel ofwel the maiden of Escalot. In Le Morte Arthur heet zij the mayde(n) of Ascolot/Ascalot; Malory geeft het verhaal de titel The fair maid of Astolat. ‘So thys olde barown had a doughtir that was called that tyme the Fayre Maydyn off Astolot’ (Ed. Vinaver 2, 1067). The fayre mayden is de gewone aanduiding. Haar vader heeft bij Malory de naam Barnarde gekregen, en haar broer heet Lavayne. Om de naamgeving te completeren voegt Malory toe: ‘And, as the booke sayth, she keste such a love unto sir Launcelot that she cowde never withdraw hir loove, wherefore she dyed. And her name was Elayne le Blanke’ (p. 1067-8). Deze naam komt nog één keer terug (p. 1078: ‘thys mayde Elayne’), maar is kennelijk een vreemd element. Elaine is onder meer de naam van de moeder van Lancelots zoon Galahad, de dochter van koning PellesGa naar voetnoot30). Het is niet verwonderlijk, dat de jonkvrouw in het spel een naam heeft gekregen; er zijn meer namen toegevoegd. Haar vader - die ook in Lanseloet een edelman van lagere rang is, ‘een wael geboren scilt knecht’ (462) - wordt Robberecht genoemd, en de schildknecht die Lanseloet het nieuws brengt dat hem (bijna) doodt, heet Reinout. Maar Robberecht en Reinout zijn alledaagse namen, die we in vele ridderromans tegenkomen. Sanderijn daarentegen is zeldzaam; de naam komt niet voor in de werken van Flûtre en Langlois. Wanneer een bewerker het meisje een naam wilde geven, lagen andere namen meer voor de handGa naar voetnoot31). Het komt me daarom voor, dat de naam niet willekeurig gekozen is, doch uit een verlezing moet worden verklaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De jonkvrouw van Escalot is een jong meisje van opvallende schoonheid. In de Haagse compilatie wordt zij door Lancelot en Walewein aangesproken met joncfrouwe (o.m. IV, 1158 en 2051) en met scone joncfrouwe (o.m. IV, 657 en 1304). In de Lanseloet wordt Sanderijn ook aangesproken met (o) scone maghet (58, 84, 122, 290, 306, 396, 464, 482, 715), (wel) scone wijf (137, 412, 419, 450, 506, 517, 730), naast edel wijf (733), edel vrouwe (724, 784, 786) en de voornaam zonder meer (64, 68, 108, etc). Ik vermoed dat in de bron waarop het spel van Lanseloet teruggaat, ofwel in een oude versie van dit spel i.p.v. joncfrouwe resp. maghet, wijf of vrouwe, het synonieme diern(e) gebruikt isGa naar voetnoot32). Dit woord heeft niet alleen de betekenis van ‘dienares’, wat Sanderijn overigens in het spel van Lanseloet wel is, terwijl ze ook in de Proza-Lancelot Walewein en zijn gezellen aan tafel bedient; het woord wordt ook ruimer gebruikt voor ‘maagd, jong meisje’ (vgl. MnlW 2, 177 sub 2). De aanspreking (o) scone diern nu kan zijn verlezen of bij het dicteren zijn misverstaanGa naar voetnoot33). Zeker wanneer we een verwisseling van letters/klanken aannemen, wat bij de r gemakkelijk gebeurtGa naar voetnoot34), is de ontwikkeling scone diern > sconedrien > sanedrien > sanderijn zeer wel denkbaar, temeer daar men bij een aanspreking een eigennaam verwachtGa naar voetnoot35). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het veronderstelde gebruik van het substantief diern(e) is niet het enige dat het spel van Lanseloet onderscheidt van de redactie der Haagse compilatie. Lancelot wordt daarin Van Lac genoemd (voor het eerst in II, 43). In de andere ons (gedeeltelijk) overgeleverde berijmde redactie heet hij Van der Haghedochte. In de Rotterdamse fragmenten wordt geen epitheton gebruikt. Er is geen bron bewaard waarin Lancelot Van den Mere heet, maar SchotelGa naar voetnoot36) noemt wel een ‘wonderlycke historie van Lancelot van de Meere, waarschijnlijk een volksboek’. Van den mere is trouwens de letterlijke vertaling van del lac. Tenslotte moet in het Lancelot-verhaal dat aan het spel ten grondslag ligt, de uitspraak van de ridder zijn voorgekomen, dat de jonkvrouw van een zo hoge boom geen vruchten kan plukken, welke beeldspraak is uitgewerkt tot de allegorie van de valk en de bloeiende boom. In de Haagse compilatie komt deze zin niet voor, zodat het spel ook om deze reden niet op deze redactie gebaseerd kan zijn. We moeten als bron een redactie van de Proza-Lancelot aannemen waarin Lancelot ‘van den Mere’ heette, waarin de boom ter sprake kwam, en waarin mogelijk de jonkvrouw werd aangesproken als ‘scone diern’Ga naar voetnoot37). In het Mnl. heeft er een rijke Lancelot-overlevering bestaanGa naar voetnoot38), en de twee, mogelijk drie vereiste kenmerken zijn allerminst buitenissig. We kunnen dan ook met een gerust hart de conclusie herhalen, dat het spel van Lanseloet gebaseerd is op een bekende episode uit de Proza-Lancelot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. De tekstgeschiedenisDe Lanseloet is een toneelversie van een passage uit de Proza-Lancelot waarin de tragische liefde van de jonkvrouw van Escalot voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lancelot het hoofdthema vormt. We weten niet hoe dit spel er aanvankelijk heeft uitgezien. Misschien werd de bron getrouw gevolgd. We kunnen dan vijf scènes onderscheiden. (1) In de inleiding blijkt dat Lancelot en de jonkvrouw een relatie hebben. (2) De koningin is jaloers en zint op wraak. (3) Het meisje verklaart haar liefde en wordt afgewezen. (4) Haar broer tracht tevergeefs haar te troosten; de jonkvrouw sterft van liefdesverdriet. (5) De schildknecht brengt Lancelot nieuws waardoor deze (bijna) sterft. Daar de gebeurtenissen in deze geïsoleerde episode niet alle met elkaar samenhangen, doch verwijzen naar situaties buiten het fragmentGa naar voetnoot39), is het begrijpelijk dat er nieuwe verbanden werden gelegd. Het is daardoor zeer wel mogelijk, dat het spel van meet af aan verschilde van het verhaal in de bron. De bewerker zal de losse onderdelen tot een zekere eenheid hebben gebracht. Zo lag het voor de hand de vijfde scène met de voorgaande te verbinden: de schildknaap bericht Lancelot de dood van de jonkvrouw. Dit bericht veroorzaakt dan (bijna) Lancelots dood. De ontwikkeling van het verhaal in de Proza-Lancelot tot de overgeleverde redactie in het Handschrift-Van HulthemGa naar voetnoot40) is vrij gemakkelijk te schetsen, maar het blijft onzeker hoeveel opeenvolgende bewerkingen er moeten worden aangenomen. We mogen ervan uitgaan, dat de overgang van den mere > van denmerc geen bewuste wijziging is geweest, maar het gevolg van een foutGa naar voetnoot41). Het spel handelde dus aanvankelijk over Lancelot van den Mere. De figuur van Lancelot verschafte het publiek informatie van buitenaf en maakte o.m. de rol van de koningin begrijpelijk. Zolang de hoofdpersoon nog Van den Mere heette, was het ook uitgesloten dat hij uitzinnig verliefd zou zijn op de jonkvrouw. Ik meen dan ook, dat de overgang naar Van Denmerc reeds in een vroeg stadium moet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben plaats gevonden. Pas toen het spel los kwam te staan van de bekende Lancelot-traditie, werden de ingrijpende veranderingen mogelijk die hieronder worden beschreven. Wanneer Lanseloet door het bericht van de dood van het meisje zo geschokt is, dat hij (bijna) sterft, moet hij wel veel van haar hebben gehouden. Dit gegeven gevoegd bij het feit dat het ongebruikelijk was en in het algemeen ongepast werd geacht, dat een meisje het initiatief neemt in een liefdesrelatie, verklaart de rolwisseling van Lanseloet en de jonkvrouw. Nu wordt Lanseloet zozeer ‘van minnen ghequelt, dat hem costen sal sijn lijf’ (66-67). Daarmee in tegenspraak lijkt echter zijn onbeschoft gedrag, waardoor het meisje ontredderd bij haar broer, de ridder, haar toevlucht zoekt. Deze tegenstrijdigheid heeft de associatie gewekt met de geschiedenis van Amnon en Thamar. Ook Amnon was hevig verliefd, maar behandelt Thamar schandelijk; ook zij zoekt haar toevlucht bij haar broer, Absalom. Deze overeenkomsten hebben een bewerker geïnspireerd tot aanpassingen in het spel. De onbeschoftheid van Lanseloet, ondanks zijn verliefdheid, wordt geconcretiseerd als een verkrachting. Lanseloet houdt zich, net als Amnon, ziek, en Sanderijn wordt, net als Thamar, opgedragen naar de kamer van de zieke te gaan. Amnon heeft de list niet zelf verzonnen; zijn slimme vriend Jonadab heeft het plan bedacht. Deze rol is in het spel van Lanseloet aan de koningin toebedeeld, die jaloers als ze was, reden had om Sanderijn te treffen. De koningin wier verhouding tot Lanseloet na diens naamsverandering onduidelijk was geworden, wordt nu voorgesteld als zijn moeder. Om haar vijandigheid ten opzichte van Sanderijn te verklaren wordt het standsverschil aangevoerd, dat, getuige de woorden van de broer, de relatie inderdaad bemoeilijkte. Er hebben zich in de tekst nog meer ontwikkelingen voorgedaan, maar de volgorde daarvan is moeilijk te bepalen. Buiten de compilatie zal de verwantschap tussen die ridder en die joncfrouwe niet evident zijn geweest; onduidelijk was ook hoe zij, uit Lancelots kamer komend, direct met de ridder in gesprek kon raken. In de compilatie was hij Lancelots metgezel; zij verbleven op hetzelfde kasteel. Nu moet een ontmoeting worden gearrangeerd; daartoe is de scène in het bos bedacht. Het feit dat de ridder niet meer Sanderijns broer is, maakte een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe romance mogelijk, die zelfs tot een huwelijk leidt. Maar dan behoort de ridder toch wel te weten wat Sanderijn is overkomen. Dat wordt hem in een prachtige allegorie te verstaan gegeven, gebaseerd op de beeldspraak in de oorspronkelijke dialoog, die nu geheel is omgewerkt. Sanderijns dood wordt Lanseloet bericht door een schildknecht, Reinout genaamd. Maar - heeft men op een gegeven moment gedacht - hoe komt deze aan zijn kennis, nu Sanderijn met onbekende bestemming is vertrokken? Wel, Lanseloet heeft hem er zelf op uitgestuurd om Sanderijn te zoeken, en Reinout heeft haar inderdaad gevonden. Wanneer Sanderijn, in afwijking van het oorspronkelijke verhaal, niet sterft maar trouwt, zou ook Reinouts relaas moeten worden aangepast. Om het tragische slot te kunnen handhaven doet hij evenwel de waarheid geweld aan en bericht Lanseloet toch, dat diens geliefde is gestorven. De tekstontwikkeling is buitengewoon boeiend. Naar alle waarschijnlijkheid moeten we een groot aantal tussenfasen aannemen. Van één auteur kunnen we zeker niet spreken. De tekstgeschiedenis begint bij de toneelbewerking van bestaande epische stof. Dit toneelspel, dat nog handelt over Lancelot van Lac, zal naar de inhoud weinig hebben verschild van het verhaal in de compilatie. Na de corruptie van de eigennaam en na enkele kleinere wijzigingen misschien is de toneeltekst opnieuw bewerkt. Het bijbelse verhaal van Amnon en Thamar, waaraan de Lanseloet deed denken, is in het spel vervlochten. Deze omwerking getuigt van virtuositeit. Of alle nieuwe details - de scène in het bos, de allegorie van de bloeiende boom, het huwelijk, de zoektocht van Reinout en zijn bedrog - aan dezelfde bewerker moeten worden toegeschreven, is onzeker. Het optreden van een nieuw personage, de warandehuedere, is in elk geval als een correctie op een latere fout te beschouwen. Het is de successieve bewerkers-kopiisten niet gelukt alle onwaarschijnlijkheden uit het verhaal te bannen. Hierboven in § 2 zijn verscheidene eigenaardigheden in het spel opgesomd. Met kennis van de bron zijn deze inhoudelijke onregelmatigheden te begrijpen. Het feit nu, dat deze eigenaardigheden vanuit de tekstontwikkeling moeiteloos | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen worden verklaard, houdt een bevestiging in van de juistheid der conclusie, dat de Lanseloet in oorsprong een toneelbewerking is van het verhaal over de jonkvrouw van Escalot.
Bussum, Wladimirlaan 11 A.M. Duinhoven |
|