Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 86
(1970)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De benaming van onze taal
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
usitatas, multas insuper Flandris, Hollandis, Frisiis, Sicambris (Gheldris nempe, Cliuiis & Iuliacis) Saxonibus quoque, & Germanicis superioribus usitatissimas’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Duytsch en TeutonicusDe term Duytsch die vooral in de eerste helft van de zestiende eeuw zeer gewoon was als benaming van onze taal, wijst nog op een algemene taal die zowel het huidige Nederlands en Nederduits als Hoogduits omvatte; de overeenkomende Latijnse benaming Teutonicus werd echter, zeker in de tweede helft van de eeuw, meestal speciaal voor het Nederlands gebruikt en dan onderscheiden van Germanicus of Almanicus, het Hoogduits. De Quinque linguarum...dilucidissimus dictionarius, die in 1534 te Antwerpen verscheen, gebruikte de benamingen Teuthonicum, Duytsch, Flameng, Flamenco (in het Spaans) en Tudesche (in het Italiaans) voor het Nederlands; een bewerking ervan in zeven talen uit 1540, die ook Hoogduits bevatte, noemde dit Hoochduytsch en Almanicum en onderscheidde het zo van het Duytsch of Teutonicum. De overeenkomende Franse termen waren Flameng en Aleman; de term Flameng, die in het Frans veel gebruikt werd, zal ik verder nog bespreken. In 1545 verschenen Die coniugacien in Franchoys ende in Duytsch oft in Vlaemsch van N. de Berlaimont, in 1549 de Seer schoone Spreeckwoorden in Franchoys ende Duytsch (Antwerpen) en in 1550 de Gemeene Duytsche Spreeckwoorden: Adagia oft Proverbia (Kampen). Van het Vocabulare van Berlaimont verscheen in 1551 te Leuven een uitgave met Duytsch, term die in andere talen weergegeven werd met Flameng, Teutonicum en Tudesco (in het Spaans); in 1568 wordt Duytsch echter door Vlaemsch en daarna door Neerduits vervangen in de titel van het Vocabulare. In 1552 verscheen van Berlaimont nog een Profitelijck boecxken om Francoys ende Duytsche oft Vlaems te leeren spreken en in 1553 gaf J. van den Werve zijn Tresoor der Duytsscher Talen uit. Na 1553 heb ik de benaming Duytsch voor onze taal enkel nog gevonden in La Guirlande...Het Cransken der jonghe Dochters in Fransoys ende Duytsch (1580) van G. Meurier en in nieuwe drukken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van boven reeds vermelde werken, bijv. in Den Schat der Duytscher talen (1577) van Van den Werve. Na 1550 wordt Duytsch meestal vervangen door Nederduytsch; dit stemt overeen met wat De Vreese schrijft: ‘In Zuid-Nederland...moet Duitsch reeds in het midden der 16de eeuw veel terrein hebben verloren’, en: ‘In 1551 verschijnt de benaming Nederduitsch voor het eerst op het tooneel...Het moet zijn, dat het woordje Nederduits toen reeds gewoner was, dan onze bouwstoffen zouden laten vermoeden’Ga naar voetnoot3). Als Latijnse benaming van onze taal komt in de titel van zestiende-eeuwse vertaal- en woordenboeken het meest Teutonicus voor. Boven heb ik deze benaming reeds vermeld voor de Dilucidissimus dictionarius en het Vocabulare van Berlaimont; in de uitgaven van dit laatste uit 1558 en van 1585 af echter wordt Teutonicus vervangen door Belgicus. Verder heb ik Teutonicus met de betekenis van Nederlands nog aangetroffen in de titels van de volgende werken: Rerum maxime vulgarium (1538) van Petrus Curius, Synonymorum collectanea (1540) van Hieronymus Cingularius, Dictionarium trilingue (Antwerpen, 1549), Proverbia Teutonica (1550) van N. Zegers, het Dictionarium Tetraglotton (Antwerpen, 1562), de Thesaurus Theutonicae linguae (Antwerpen, 1573), het Dictionarium Teutonico-Latinum (1574) van Kiliaan, Puerilium Colloquiorum formulae (1580) van A. Silvius, het Trium linguarum dictionarium (Franeker, 1595) en Flores seu formulae loquendi, ex P. Terentii Comoediis (Antwerpen, 1597). Ik merk op dat Plantijn Teutonicus als de officiële en Flandricus of Flameng als de ‘vulgaire’ term beschouwde: van het Dictionarium Tetraglotton zei hij in de titel ‘cum Gallica et Teutonica (quam passim Flandricam vocant)...interpretatione’ en in de voorrede erop schreef hij: ‘Teutonica, quam fere et re, et nomine Flandricam fecit usus’; de Franse titel van de Thesaurus Theutonicae linguae luidt: Thresor du langage Bas-al-man, dict vulgairement Flameng. In de tekst zelf van deze Thesaurus betekent Duytsch blijkbaar Hoogduits: De Duytssche tael. Le langage Aleman. Lingua Germanica, en: Duytsch. Alle- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mang. Germanicus, Teuto. Hetzelfde geldt voor het Naembouck (1562) van Lambrecht, waarin we lezen: Duutsche: Allemand, en: Duutschland: Allemaigne; in tegenstelling hiermee bevat het Naembouck zelf ‘vlaemsche woorden’. In Kiliaans Dictionarium van 1574 schijnt Duytsch nog zowel Nederlands als Hoogduits te omvatten; hij schrijft immers: Duytsch. Germanus, Teutonicus. ger. teütscher. Vermoedelijk heeft hij dit artikel echter gewoon uit zijn Duitse bron, het Dictionariolum puerorum Germanicolatinum van Frisius, overgenomen. In zijn inleiding onderscheidt Kiliaan Teutonicus (‘apud nos’, of: ‘nostra Belgica lingua’) en Germanicus (ex superiori Germania) en volgens zijn inleiding van 1588 neemt hij op ‘Teutonicas Dictiones, quibus Germania inferior praecipue nunc utitur’. In de tekst van zijn Etymologicum van 1599 vertaalt Kiliaan neder-landsche spraecke met Lingua Belgica, Teutonica, inferior Germanica. Teutonicus, eigenlijk een vertaling van de algemene term Duytsch, kon echter soms ook Hoogduits betekenen, bijv. in enige uitgaven van de Dictionarius Dilucidissimus die geen Nederlands bevattenGa naar voetnoot4), in uitgaven van de Colloquia van Berlaimont, van 1586 af, waarin Neerduits met Belgicus wordt vertaald en Hochduits met Teutonicus, en in Die Teütsch Spraach van J. Maaler, waarvan de Latijnse titel luidt: Dictionarium Germanicolatinum novum. Hoc est, Linguae Teutonicae, superioris praesertim, Thesaurus: in quo omnes ferè Germanicae dictiones... Door het gebruik van Teutonicus in de war gebracht, maakte F. Brunot in zijn Histoire de la langue française (1909) van Kiliaan een Duitse lexicograaf: ‘en 1574, Kilian publia un Dictionnaire latinallemand-français, qui est encore édité en 1605’Ga naar voetnoot5). Op dezelfde wijze schrijft B. Quemada nog in 1968: ‘1574, Kilianus C., Etymologicum | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(all. lat. fr.) Anvers’ en ‘1562 Dictionarium tetraglotton (lat., grec, fr., all.) Anvers’Ga naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Nederduytsch, inferior Germanica en bas-almanZoals ik boven vermeld heb, dateert de oudste bewijsplaats van De Vreese voor Nederduitsch uit 1551. Waarschijnlijk gebruikte Servilius echter reeds in 1545 een Latijnse omschrijving voor Nederduits: Dictionarium triglotton; Hoc est tribus linguis, Latina, Graeca, et eâ quâ tota haec inferior Germania utitur. Boven heb ik reeds gezegd dat Kiliaan in de inleiding op zijn Dictionarium van 1588 dezelfde omschijving gebruikt en in zijn Etymologicum van 1599 de benaming inferior Germanica. De term Nederduytsch zelf heb ik het eerst gevonden in het Dictionaire en Franchois et Flameng ou bas allemant...Dictionaris In Fransoys ende vlaemsch oft neder duytsch (1552) van G. Luython. Meurier vertaalde in de titel van zijn Colloques (1557) en van zijn Breve Instruction (1558) Flamen met Nederduijtsch. In 1567 gaf Plantijn Dialogues francois uit,...ouergheset in de nederduytsche spraecke, en in 1573 de Thesaurus Theutonicae linguae. Schat der Neder-Duytscher spraken. In 1576 gaf Sexagius een Ortographia van de Nederduytsche Tael in het licht en in hetzelfde jaar verscheen te Rotterdam Een forme ende maniere der conjugatien in nederduytsch ende Fransoys...Un formulaire Des Coniugaisons Flamen-Francoyses. Van het Vocabulare van Berlaimont verschenen van 1576 af verscheidene uitgaven waarin Flamen vertaald werd met Neerduits. Werken die Kiliaan in 1578 en 1580 vertaalde, noemde hij ‘ouergheset in de Neder-duydtsche spraecke door Cornelis Kiel’. De term bas allemant heb ik hierboven reeds vermeld als overeenkomend met nederduytsch in het Dictionaire van Luython en in de Thesaurus Theutonicae linguae...Thresor du langage Bas-alman, dict vulgairement Flameng. In de inleiding op deze Thesaurus spreekt Plantijn ook eenmaal over ‘la langue Flamengue, ou basse Alemande’Ga naar voetnoot7); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de titel onmiddellijk vóór de eigenlijke woordenlijst erin luidt: De Nederduytsche Sprake, in 't François ende Latijn ouergheset. Le langage Basalleman traduict en François et en LatinGa naar voetnoot8), en helemaal achteraan in het woordenboek, bij een fonetische aanwijzing, wordt ‘de Nederlandtsche Duytsche tale’ overgezet met ‘langage de bas Alman’ en met ‘Teutonicè’Ga naar voetnoot9). Verder heb ik bas alleman echter alleen nog aangetroffen in het Profitelijck boecxken (1552) van Berlaimont, ‘...pour appendre a parler Francoys & bas alleman ou Flameng’. Bas-alman is blijkbaar een overzetting geweest van Neder-duytsch en heeft in het Frans wel niet tot het gewone taalgebruik behoord, zoals ook de gegevens van De Vreese aantonenGa naar voetnoot10). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. NederlandschDe naam Nederlandsch, die volgens de gegevens van De Vreese in de zestiende eeuw reeds zeer frequent was, heb ik echter slechts weinig aangetroffen, met als oudste bewijsplaats de Nederlandsche Spellijnghe (1550) van Lambrecht. In 1566 verschenen Emblemata van H. Junius, ‘in Nederlantsche tale overgheset’ door M.A. Gillis, en uit de Thesaurus Theutonicae linguae heb ik boven de benaming Nederlandtsche Duytsche tale vermeld; zo ontstond de naam Nederlandsch waarschijnlijk op dezelfde wijze als Neder-duytsch om onze taal te onderscheiden van het Overlandsch Duytsch of Hoog-duytschGa naar voetnoot11). In 1573 nam G. Meurier de termen Neerlanders en Nederlandt op in zijn zakelijk ingedeeld Frans-Nederlands woordenboek Magazin de Planté, als vertaling van respectievelijk Thiois, Bas-allemans en Basse-Alemaigne. In 1581 sprak Pontus de Heuiter, zoals ik boven reeds gezegd heb, in zijn Nederduitse Orthographie over ‘mijn Nederlants’Ga naar voetnoot12). Verder heet in de Duitse titel van twee uitgaven van de Colloquia van Berlaimont, uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1583 en 1585, onze taal Niderländisch, terwijl het Hoogduits er Teutsch heet; deze twee uitgaven dragen geen Nederlandse titel. Tenslotte heeft Kiliaan in zijn Etymologicum van 1599 het trefwoord neder-landsche spraecke opgenomen, met als Latijnse equivalenten: Lingua Belgica, Teutonica, inferior Germanica. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. GermanicusVolgens F. Prims sprak men ‘in het Latijn...te onzent in de XVIe eeuw steeds...van Teutonica lingua, terwijl men het Hoogduitsch door Germanica aanduidt’Ga naar voetnoot13). Deze tegenstelling vinden we inderdaad in Kiliaans inleiding op zijn Dictionarium van 1574. De naam Germanicus werd echter soms ook voor het Nederlands gebruikt, maar dan gaat het telkens over een vertaling uit het Latijn in de volkstaal; blijkbaar was Gẹrmanicus hier dus ook, evenals Teutonicus, een equivalent van de oude, algemene term Duytsch. In 1514 gaf Joannes Murmellius zijn Pappa te Deventer uit, met ‘Variarum rerum dictiones latine cum germanica interpretatione’, d.w.z. met een vertaling in het plaatselijke dialect; dezelfde titel droeg een uitgave uit Antwerpen in 1516, waar de ‘germanica interpretatio’ aangepast werd aan het Brabantse dialect. In 1540 verschenen te 's-Hertogenbosch Adagiorum centuriae III in Germanicam linguam translatae, een Nederlandse bewerking van een Latijns-Duits boekje van S. Heyden. In 1543 zag te Antwerpen een Selectissimarum orationum germanice redditarum exercitus het licht; dit werk werd anoniem uitgegeven, maar een herdruk uit 1563 met de vermelding Auctore Joanne Sartorio toont dat Sartorius er de auteur van is. In 1552 verschenen te Antwerpen twee werkjes van G. Macropedius met een Nederlandse vertaling: Fundamentum Scholasticorum Georgii Macropedii, Seu Prima Literariae Institutionis Rudimenta Germanicè enarrata per Ioannem Henricum Scoendervvordanum, en: Nominum & verborum Quae in Institutionibus Grammaticae Georgii Macropedii Exemplorum loco passim assumuntur Germanica interpretatio. Ioanne Henrico Scoendervvordano, collectore & interprete. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook in de titels van vier eigenlijke woordenboeken komt Germanicus voor als benaming van het Nederlands; de eerste drie ervan zijn echter bewerkingen van een Duits voorbeeld, zodat ze waarschijnlijk gewoon de titel daarvan hebben overgenomen. Het Dictionarium Latinogermanicum van Dasypodius verscheen te Antwerpen in 1542 in een Nederlandse bewerking door Antonius Schorus; het Dictionarium Germanicolatinum van Dasypodius volgde als een Nederlands-Latijns woordenboek in 1556. Het Dictionarum Germanicolatinum (1556) van Joannes Berckelaer steunde eveneens voor een groot deel op het Duits-Latijnse woordenboek van Dasypodius. Eveneens mogelijk, maar niet zeker, is Duitse invloed op het Dictionariolum Latinogermanicum (1556) van Evaldus Gallus. In de jaren 1563-1565 gebruikt Plantijn in zijn boekhouding herhaaldelijk Germanicus met als Frans equivalent Flameng, wanneer hij spreekt over de Nederlandse vertaling die Kiliaan maakte van het Dictionarium Latinogallicum van Robert Estienne en over de Thesaurus Theutonicae linguaeGa naar voetnoot14). Ook in het privilege wordt dit laatste woordenboek nog een Dictionarium Germanico-Latino-Gallicum genoemd. Omdat voor deze Thesaurus ook Duitse bronnen gebruikt werden, is Duitse invloed op het gebruik van Germanicus mogelijk. Toch was het onderscheid tussen Teutonicus en Germanicus niet zo strikt als Prims het wil doen voorkomen. Weliswaar werden in sommige uitgaven van de Colloquia van Berlaimont Nederlands en Hoogduits onderscheiden als Teutonicum en Germanicum, maar anderzijds werd Hoogduits in andere veeltalige uitgaven weer Teutonicum of Almanicum genoemd, zoals ik boven reeds gezegd heb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. BelgicusPrims schrijft dat de term Teutonica lingua in de zeventiende eeuw als benaming van het Nederlands door Belgica werd vervangen onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invloed van de humanisten; hij merkt hierbij op dat in de repertoria de vermelding Belgica bij lexica en vocabularia uit de vroege zestiende eeuw ‘telkens behoort tot de verklaring die de bibliograaf omtrent het boek wil bezorgen, en niet tot den oorspronkelijken tekst, al heeft het er veelal den schijn van’Ga naar voetnoot15). In de tweede helft van de zestiende eeuw komt Belgicus met de betekenis van Nederlands reeds vrij veel voor in woordenboeken. Toen S. Pelegromius in 1555 aan de Nederlandse trefwoorden in zijn Synonymorum sylva ook een Franse vertaling toevoegde, schreef hij in zijn titel: ‘Versae sunt hac editione Belgicae tum dictiones tum phrases in Gallicum sermonem’. In 1558 kreeg een nieuwe druk van de Colloquia van Berlaimont de volgende Latijnse titel: Dictionarium, colloquia sive formulae quatuor linguarum, Belgicae, Gallicae, Hispanicae, Italicae; in het Nederlands werd Belgicus weergegeven met Duytsch en in het Frans met Flameng. In latere uitgaven van de Colloquia van 1560 tot 1584 werd echter weer de benaming Teutonicus gebruikt en pas vanaf 1585 komt opnieuw de term Belgicus voor. In 1567 gebruikte H. Junius in zijn Nomenclator voor het Nederlands de afkorting B., die hij verklaarde als ‘Belgicè, vel Belgis’. Ook in de titel van de beknopte, drietalige uitgave van deze Nomenclator uit Leiden in 1593 lezen we: ‘propria nomina omnium rerum Gallica Belgicaque linguis explicantur’. In het uitvoerige Dictionarium van Calepinus, waarvan de eerste uitgave met een Nederlandse vertaling te Basel in 1570 verscheen, werd onze taal eveneens Belgica genoemd, terwijl het Hoogduits er Germanica heette. Kiliaan, die gewoonlijk Teutonicum gebruikte, schrijft in de inleiding op zijn Dictionarium van 1574 echter ook: ‘Voces...quae ex superiori Germania...in nostram Belgicam translatae sunt’; zoals ik boven, bij de term Nederlandsch, gezegd heb, vertaalt Kiliaan in 1599 neder-landsche spraecke met Lingua Belgica, Teutonica, inferior Germanica. In 1586 gaf Chr. Vladeraccus Selectissimae Latini Sermonis Phrases uit, Belgicè et Gallicè redditae, en in 1599 verscheen te Amsterdam: Vocabulorum quae per Cornelii Valerii Ultraiec- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tini Etymologiam, Exemplorum vice passim occurrunt, Interpretatio Belgica. Dit gebruik van de term Belgicus stemt overeen met het opkomen van de volksnaam Belga in de tweede helft van de zestiende eeuw. Volgens G.J. Hoogewerff ‘verdwijnen’ tussen 1560 en 1590 de ‘Hollanders, Brabanders, Henegouwers...allengs en worden tot “Vlamingen” en “Belgae”, welke woorden niet anders dan met “Nederlanders” mogen worden vertaald’Ga naar voetnoot16). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. BatavicusBij uitbreiding werden soms ook namen van dialecten gebruikt als benaming van de taal van al de gewesten samen en dus gelijkgesteld met Duytsch, Nederduytsch, Teutonicus, Germanicus of BelgicusGa naar voetnoot17). Slechts eenmaal heb ik de term Batavicus met deze betekenis aangetroffen, in de spreekwoordenverzameling van J. Sartorius, die hij ‘in Batavicum sermonem proprie ac eleganter convertit’. Dit werk werd in 1561 te Antwerpen uitgegeven, maar de auteur ervan was een geboren Amsterdammer, die zijn hele leven in Noord-Nederland doorbracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Flandricus, Vlaemsch en FlamengVooral Spanjaarden en Fransen gebruikten oorspronkelijk volgens Prims de benaming Vlaemsch voor de algemene taal der NederlandenGa naar voetnoot18). In de woordenboeken komt Vlaemsch inderdaad het eerst voor als vertaling uit het Frans of het Spaans en in het Frans werd onze taal vrijwel altijd Flameng genoemd, slechts driemaal bas-alman. Omstreeks 1500 zag te Antwerpen het licht een Vocabulair pour aprendre Romain et flameng. Vocabulaer om te leerne Walsch ende vlaemsch; in 1520 werd hieraan ook een Spaanse vertaling en een Spaanse titel toegevoegd: Vocabulario para aprender Franches Espannol y Flamincp [sic]. De Quinque linguarum dilucidissmus dictionarius van 1534 daaren- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen vertaalde, zoals ik boven bij Duytsch en Teutonicus reeds gezegd heb, Teuthonicum weliswaar met Flameng in het Frans en met Flamenco in het Spaans, maar nog met Duytsch en met Tudesche (in het Italiaans); in 1546 verscheen er te Parijs een uitgave van onder de titel Dictionnaire des huict langaiges, met o.a. flamang. In 1536 zag te Antwerpen het Vocabulaire francois et Flameng van Berlaimont het licht; de Nederlandse titel ervan zegt alleen: ‘om lichtelic francois te leeren’. In latere bewerkingen van dit Vocabulare wordt van 1551 tot 1565 de benaming Duytsch voor het Nederlands gebruikt, met als Latijns equivalent Teutonicum en als Spaans equivalent Tudesco. In de Spaanse tieel komt Flamengo voor vanaf 1558, maar in de Nederlandse titel staat Vlaemsch enkel in 1568; daarna wordt het weer vervangen door Neerduyts. De term Vlaemsch werd echter reeds in 1545 gebruikt in Die coniugacien in Franchoys ende in Duytsch oft in Vlaemsch en in 1552 in Een profitelijck boecxken om Francoys ende Duytsche oft Vlaems te leeren, twee andere werkjes van Berlaimont. Boven, bij Nederduytsch en bas-alman, heb ik er reeds op gewezen dat Luython in 1552 in de titel van zijn Dictionaire schreef: en Flameng ou bas allemant...vlaemsch oft neder duytsch. Meurier gebruikte de benaming Flameng in zijn Vocabulaire françois-flameng (1557), zijn Dictionaire Flameng-François (1563), zijn Colloques...pour facilement apprendre François et Flameng (1557), zijn Conjugaisons (1558), zijn Breve instruction (1558), zijn Magazin de Planté (1573), La Foire des Enfants d'Israel (1580), La Guirlande des Ieunes Filles (1580), Le Perroquet Mignon des petits Enfants (1580), Deviz Familiers (1590) en Propos puerils (1597). Slechts driemaal geeft Meurier in zijn titel een Nederlandse benaming voor onze taal en dan gebruikt hij opmerkelijk genoeg niet Vlaemsch, maar Nederduytsch (in de Colloques en de Breve instruction) of Duytsch (in La Guirlande des Ieunes Filles). Toch schrijft Prims dat Meuriers gebruik van Flameng ‘invloed gehad (heeft) op de verspreiding in de latere jaren der XVIe eeuw van de benaming Vlaamsch voor de algemene taal’Ga naar voetnoot19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1568 gaf Goedthals zijn Proverbes anciens Flamengs et François uit. In 1576 verscheen te Rotterdam de boven bij Nederduytsch reeds vermelde Forme ende maniere der coniugatien in nederduytsch ende Fransoys...Un formulaire Des Coniugaisons Flamen-Francoyses. M. Sasbout gaf in 1576 zijn Dictionaire Flameng-Francoys uit en in 1579 zijn Dictionaire Francoys-Flameng. In 1577 verscheen bij J. Waesberghe te Antwerpen nog een Dictionaire flamen-françois en in 1582 zag het Dictionnaire François-Flamen van J. Taye het licht, gevolgd door het Dictionaire François-Flamen van G. Verniers. Ook in 1582 verscheen een druk van het Naembouck van Lambrecht onder de titel Dictionaire Flameng-François en onder de naam van H. du Tour of Van den Keere. Mellema gaf in 1587 zijn Dictionaire ou promptuaire flameng-françoys uit en in 1589 de tegenhanger ervan, françoys-flameng; van dit laatste deel verscheen bij J. Waesberghe te Rotterdam in 1599 nog een bewerking onder de titel Dictionnaire François-Flamen. Boven, in de eerste paragraaf, heb ik reeds vermeld dat Plantijn, een geboren Fransman, Flandricus of Flameng als de ‘vulgaire’ benaming van onze taal beschouwde en Teutonicus als de officiële. Opmerkelijk is nu dat in de titel van het Dictionarium Tetraglotton de toevoeging ‘quam passim Flandricant vocant’ werd geschrapt in de uitgave die met het uitgeversadres van de Leuvense drukker J. Bogaert werd gedrukt, maar die verder volledig gelijk is aan het oorspronkelijke Tetraglotton. Eveneens schrapte de Brabander Kiliaan deze toevoeging in zijn handexemplaar dat nu nog met kanttekeningen van hem wordt bewaard in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen. Blijkbaar vonden Bogaert en Kiliaan Flandricus hier een ongewone of onjuiste term. Behalve als directe vertaling van het Franse Flameng komt de benaming Vlaemsch in de zestiende eeuw slechts uitzonderlijk voor: Lambrecht gebruikte Vlaemsch in zijn Naembouck (1546) en Van Mussem in zijn Rhetorica (1553). Het Latijnse Flandricus stond in de titel van het Dictionariolum (1544) van Paludanus, van de Calepinus Pentaglottos (Antwerpen, 1545) en van de Proverbia Gallico-Flandrica (1594) van F. Smijters. In hoever Vlaemsch en Flandricus in deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werken onder Franse invloed staan, is niet duidelijk. Wel valt op dat de meeste auteurs ervan uit het oude graafschap Vlaanderen kwamen: Lambrecht uit Oost-Vlaanderen en Van Mussem uit West-Vlaanderen; Paludanus was van Waalse afkomst, maar woonde een tijdlang te Gent; wie de Calepinus Pentaglottos samengesteld heeft, is niet bekend. De Franse benaming Flameng was dus heel wat meer in gebruik dan de vrij zeldzame equivalenten Vlaemsch en Flandricus, die nog hoofdzakelijk gewestelijke benamingen waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitVan deze benamingen van onze taal kunnen we nu het volgende overzicht makenGa naar voetnoot20):
Onder de Latijnse benamingen van onze taal heeft Teutonicus dus de overhand, hoewel Germanicus ook voorkomt en Belgicus in de tweede helft van de eeuw Teutonicus overvleugelt. Van de Nederlandse benamingen werd Nederduytsch het meest gebruikt, maar evenals Nederlandsch enkel in de tweede helft van de eeuw; Nederlandsch komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in verhouding minder voor dan de gegevens van De Vreese zouden doen verwachten. Het Frans ten slotte is de enige taal die weinig aarzeling kent over de naam van onze taal; omdat het echter de term Flameng van één enkel gewest overneemt, is deze het minst nauwkeurig. De namen Nederduytsch en Nederlandsch waren zeker beter geschikt om de algemene taal van onze gewesten aan te duiden en om deze tevens te onderscheiden van het Hoogduits.
Leuven F. Claes S.J. |
|