Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 85
(1969)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gentse Liefdesembleemdichters en D.P. Pers
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Óver Pers is niet veel te vinden, wel ván hem, op wie het embleem past ‘'t geluck is in druck’. Zijn drukkersmerk is een anagram: ‘Ick stri op ons eerde’. Als dichter ondertekent hij ‘Dorotheos à Bemda’ (is hij in Emden geboren?) of met de spreuk: ‘Deucht bereickt de croon’. Hij schreef enige werken: Lucretia, Jonas, Bacchus-Wonderwercken en de Romeinsche Adelaar. Als vertaler dient hij zich aan op het titelblad van Ripa's Iconologia. Zijn uitgeversadres was ‘in de witte Persse in de oude Brug-steech’ en daarna ‘op 't water recht tegenover de corenmarct in de witte Perse’. Wanneer hij zijn (uitgevers)naam aan dit uithangbord ontleent, dan zal dit wel zijn ter onderscheiding van een collega uitgever, Dirck Pietersz Voskuyl, die ca. 1615 ook boeken uitgaf in Amsterdam. Onze Dirck Pietersz zette zijn naam veelal op het titelblad van zijn Nederlandse uitgaven. Op de Franse drukt hij ‘Theodore Pierre’, op de Latijnse noemt hij zich ‘Theodorus Petrus’, terwijl op het titelblad van Jonas de Straf-prediker staat: ‘door Th. Petrejus.’ Uit zijn lijst van uitgaven (zie bijlage) valt op te maken dat hij allereerst twee liedboeken uitgaf, die beide gedrukt waren bij Hans Matthysz. Er zat muziek in het uitgeven van deze amoureuze liedboeken. Ze werden in het charmante oblongformaat aan de markt gebracht, en de verkoop was op de Nederlandse jeugd gericht. Het waren bestsellers, die ook concurrentie uitlokten, en het is dus begrijpelijk dat Pers in de Lusthof (1607) het volgende afdrukt: Ghy Druckers die om strijt te printen zijt gesindt
't Zy vviens copy het zy als ghy daer baet by vindt
Dit Liet-boec int geheel oft stuc-wijs na te drucken
U hier verboden wort. Soo ghy doch 'trecht bemint
Want hier en is niet outs het zijn al nieuwe stucken
met groote moeyt vergaert en wilt dan hier niet plucken
Maer neemt wt sulcken tuyn daer u gheoorloft wort
Op dat u werck altyt ten besten mach ghelucken
Den seghen Godes med' daer over zy stort
Het gaet hem selden wel die na eens anders port.
Recht moet syn
Van amoureuze liederenbundels naar amoureuze embleembundels is slechts één stap, want in beide gevallen richt de uitgever zich op de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
markt van de Nederlandse jeugd. Wanneer nu Le Theatre d'Amour verschijnt zonder uitgeversadres, zonder plaats en datum van uitgave, dan is Pers de man die de twee titelbladen en de 24 prachtige gravures laat copiëren. Ook de zinspreuken, deels in het Frans, deels in het Italiaans en Latijn, laat hij overnemen. Pers verkiest het oblongformaat en hij versmelt de oorspronkelijke titelprenten tot één titelblad, nu in spiegelbeeld, zoals ook bijna alle emblemen worden afgedrukt. Pers laat twee in tekst van elkaar onafhankelijke uitgaven verschijnen n.l. één in het Nederlands en één in het Latijn. Niet alleen de lay-out, maar ook de indeling is dezelfde in beide ‘gewaagde’ bundels, die natuurlijk verschijnen zonder uitgeversnaam, plaats en datum van uitgave. Ze beginnen beide met een lang gedicht, gericht aan de Nederlandse jeugd, en behandelen dan in stanza's de tegenovergeplaatste emblemen, waarvan het motto herhaald wordt boven de stanza's. De Nederlandse uitgave krijgt een Latijnse titel: Quaeris quid sit amor..., en het lange gedicht ter inleiding is ondertekend ‘Theocritus à Ganda’. De Latijnse uitgave is getiteld Emblemata Amatoria iam demum emendata; een der gedichten is getekend: ‘I. (J?) A. Timmermans’. Dat Pers dit boek uitgaf wordt waarschijnlijk door de overeenkomst van de lettertypen in Den Lusthof en in Quaeris quid sit amor. Wij zien van Timmermans' versie geen herdrukken meer. Wij weten niet op wie dit pseudoniem slaat. Van de Nederlandse versie verschijnen bij Pers vier nieuwe edities; nieuw (?) is de titel Emblemata Amatoria iam demum emendata en nieuw zijn de toegevoegde gedichten van Daniel Heinsius n.l. Elegie of Nachtclagte en Het Sterfhuys van Cupido. Deze twee gedichten verschijnen in Franse vertaling later in Tronus Cupidinis (1618). Dat is ook een emblemenverzameling en in de eerste druk staat op het titelblad te lezen: ‘P.T.L. excudit’; dus een Pers-editie?: P(etrus T(heodorus) L(ibrarius)? In elk geval is Pers een bedrijvige en slagvaardige uitgever geweest: Hij verwerft de platen en de teksten van Moermans De cleyne werelt, waaraan hij in 1608 alleen een nieuw titelblad toevoegt. Hij laat Vondel een nieuwe versie maken, n.l. Den gulden Winckel, hij brengt Microcosme (de oude Franse vertaling) en ook de oude Latijnse Mikrokosmos. Van Coornhert, die eerst bij Plantijn uitgaf, geeft | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pers tweemaal een uitgebreidere tekst van het Recht ghebruyck ende misbruyck..., waarbij Pers blijkbaar over de originele koperplaten beschikte. Deze gebruikt hij nog eens voor Lubbaeus' Latijnse versie Emblemata moralia et oeconomica. In 1614 laat hij verschijnen Bellerophon, dat aan zijn pen wordt toegeschreven. Het is meer waarschijnlijk dat H. Damman (overleden in 1608) de auctor intellectualis is geweest. Raadselachtig is de herkomst van 30 kopergravures die het boekje sieren. Pers laat hierna Vondel het fabelboek van De Dene bewerken, waarbij het opvalt dat Vondels naam niet op het titelblad staat (1617). Het einde van Pers' emblematische bedrijvigheid is de vertaling van Ripa's Iconologia (1644). In dit overzicht is al veel van Pers opgenoemd, maar niet alle raadsels zijn opgelost, waarvan het grootste is: Theocritus à Ganda.
Behalve de genoemde embleembundel Quaeris quid sit Amor...staat op Theocritus à Ganda's naam de Spiegel van de doorluchtige vrouwen. Dit werk verscheen in 1606 bij Jodocus Hondius, die waarschijnlijk ook de gravures ervoor maakte. Ook de Spiegel wordt toegeschreven aan Daniel Heinsius. De legende over Daniel Heinsius' auteurschap is ontstaan doordat Heinsius uit Gent afkomstig is, Heinsius Theocritus' werk gecommentarieerd heeft doen uitgeven, en er van Heinsius twee grote gedichten in de tweede uitgave van Quaeris quid sit amor....zijn opgenomen. Daar Daniel Heinsius' tijdgenoten hem reeds aanzagen voor de auteur, is het niet te verwonderen dat A.G.C. de Vries (in zijn bibliografie), W.A.P. Smit en D.J.H. ter Horst in hun dissertaties de legende voortzetten. Paul Sellin doet dit ook in zijn zo juist verschenen boek Daniel Heinsius and Stuart England, Leiden, 1968, waarin hij overigens een nuttige ‘check-list’ van 437 Heinsiana opstelde. Wij zijn nu op het punt gekomen om de spiegel van de legende stuk te gooien. De stenen zijn al gebakken vóór en kort na de verschijning van Quaeris quid sit amor...; wij zullen ze ook aandragen uit een recente publicatie. Daarna zullen wij een nieuwe spiegel in de lijst hangen, waaruit de gestalte van de werkelijke auteur zal verschijnen of beter: weer verschijnen. De relevante punten zijn de volgende: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* De naam Theocritus kan elke schrijver verzinnen. * De plaats Gent heeft veel schrijvers opgeleverd, waarvan er enige vóór 1600 zijn uitgeweken. * Daniel Heinsius heeft Nederduitse verzen klaarliggen (1602?) waarvan de uitgave uitgesteld zal worden wegens het ontbreken van emblematische gravures: ‘Belgici versus mei sunt excusi, nondum...tamen ipsae Emblematum figurae accesserunt, quod editionem moratur’ (vide D.J.H. ter Horst, Daniel Heinsius, Utrecht 1934, pag. 43, noot 7). * Pers copieert naar bestaande gravures, en zoekt teksten erbij; hij is dus in de omgekeerde positie van die waarin Heinsius verkeert. * Pers nodigt niet de grote classicus en Leidse bibliothecaris uit voor het leveren van teksten t.b.v. zijn Latijnse bundel (tenzij men wil denken, dat Heinsius het pseudoniem Timmermans aannam). * Heinsius heeft niet één van zijn boeken doen verschijnen bij Pers, noch bij Jodocus Hondius. * Heinsius laat op de titelbladen van al zijn publicaties drukken Daniel Heinsius. In drie gevallen n.l. in publicaties vóór 1602, voegt hij er aan toe ‘gandensis’. * Het is niet denkbaar dat Heinsius zich motto's laat opdringen om teksten te schrijven voor een ‘tweede hands bundel’ emblemen. * J. Meursius in de Illustris Academia (1613) schrijft over Heinsius: ‘Circumferuntur et diversa Poematia vernacular, quae illi attribuuntur, sed quae autor hactenus non edidit pro suis’ * Heinsius laat bij Marcusz te Leiden zijn Afbeeldingen van Minne verschijnen (1613). Voor deze uitgever heeft Heinsius nog vijf maal aan andere boeken gewerkt. De plaatjes bij Heinsius' emblemen zijn een afgietsel (naar de vorm) van Vaenius' Amorum Emblemata (1608). De gravures zijn ronduit slecht van tekening. De emblemata van Heinsius hebben alle een kort Latijns motto. Ze zijn onder het ‘handelsmerk’ Theocritus à Ganda opgenomen: na Heinsius' verzameling van 24 emblemen laat de uitgever het maaksel van Theocritus volgen. Dat gebeurt nog eens bij dezelfde Marcusz in 1615. Dit zet kwaad bloed bij Petrus Scriverius, die in 1615 Heinsius' Nederduitse Poemata doet uitgeven bij Blaeu, dus niet bij Pers of Marcusz. Scriverius nu wilde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heinsius' emblemata strikt scheiden van die van Theocritus. Hij stelt het heel duidelijk op pag. 23 van de Nederduytsche Poemata 1616 als volgt: ‘Aen den Leser. Staan de Theocritus-emblemen in de editie van 1616 tegen Scriverius zin, hij neemt wel gedichten van anderen op, maar niet (in deze eerste druk) de Spiegel der doorluchtige vrouwen. * De gravures voor de emblemen zijn nieuw naar de vorm; zij wijken af in details en achtergrond van vorige edities. Het zijn minutieuse plaatjes, die in grootte niet veel verschillen van die in Roemer Visschers Sinnepoppen (1614), ook door Blaeu uitgegeven. * Het publiek blijft geloven aan Heinsius auteurschap van de Theocritus-emblemen. Daarom waarschuwt Scriverius nog eens in de Nederduitse Poemata (1619 en 1622): ‘Versus Latinos in XXIV priora Emblemata, P. Scriverius ludibundus adjecit. Reliqua sunt incertorum’, en voorafgaande aan de Theocritus-emblemen schrijft Petrus: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Op het versoeck van een drucker, van den auteur in zijne kindsheyt met versen verciert, onder den naem van Theocritus à Ganda’. * Op het titelblad van een verzamelbundel (zie De Vries 28) staat: ‘Emblemata Aliquot amatoria D. Danielis Heinsii cum additamento aliorū nunc primum in lucem edito’. Behalve enkele Heinsius-emblemen zijn in dit boekje al die van Theocritus à Ganda opgenomen.
Hierna kunnen wij aannemen dat Heinsius niet Theocritus à Ganda is, en kunnen wij al een signalement opstellen van de schrijver, die wij zoeken. De volgende kenmerken moeten op hem toepasselijk zijn:
Dr. Meertens maakte mij opmerkzaam op Ph. Blommaerts boek over de Gentsche schrijvers (De Nederduitsche schrijvers van Gent, Gent 1861). Het werk van een dozijn Gentse auteurs werd nagegaan, maar zij vielen af omdat ze aan de drie eerstgenoemde vereisten al niet voldeden. De enige die geheel voldeed is: Jacobus Viverius. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob de VivereJacob was geboren in Gent circa 1575. Zijn vader was etser en goudsmid. Het gezin vertrok naar Londen, waar de vader in 1593 overleed. Jacob studeerde enige tijd in Leuven medicijnen en liet zich inschrijven bij de Leidse Universiteit op 18 october 1595 als ‘Jacobus Viverius Gandensis’. Hij raakte er bevriend met Petrus Hondius, die een witdoorschoten exemplaar van Lubbaeus' Emblemata (De Bry, Frankfort, 1596) als Album Amicorum gebruikte. De Vivere is een van de weinigen die er een Nederlands gedicht in schrijft. Onder de Latijnse bijdragen prijken o.a. de namen van Jodocus Hondius, Daniel Heinsius en Petrus Scriverius. Jodocus had ook in Londen gewoond en vestigde zich eerst in Amsterdam in 1593 (het sterfjaar van De | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vivere's vader). Na De Vivere's promotie verlaat hij Leiden en reist dan naar Frankrijk en Engeland. Hij keert in de Sleutelstad terug in 1601 en, na een vergeefse solliciatie naar de positie van Stadsdokter voor Leiden, gaat hij naar Amsterdam, waar hij zich als apotheker vestigt. Hij begon al in zijn Leidse studietijd gedichten te schrijven, die ook uitgegeven werden. Uit de korte bibliografie die wij ook van hem als bijlage toevoegen, zijn wat belangrijke gegevens te halen: 1. Jacob richt zich al in 1600 in een opdracht tot ‘de Nederlandtsche jeughet’. 2. In 1601 is het H. de Buck te Amsterdam, die van Jacob 2 boeken drukt. H. de Buck drukte de bundel Bruylofts Bancket voor Hans Matthysz. Van de laatste bundel gaf Pers een derde en vierde druk uit. 3. Pers geeft in 1615 uit de Wintersche avonden en 4. op het titelblad van dit boek, dat autobiografische bizonderheden geeft, leest men het pseudoniem ‘Philologus Philiatros à Ganda’. De auteur blijft onbekend totdat Jan Zoet een hereditie uitgeeft in 1649, met De Vivere's naam op het titelblad. 5. Pers geeft in 1619 De Vivere's Clachte uit, in welke publicatie De Vivere's naam niet voorkomt. 6. De Vivere verkiest weer de anonymiteit in Christelycke Ghesanghen (1627); pas na zijn dood, in de achtste druk, komt zijn naam op het titelblad. 7. De Vivere laat twee poëziebundels verschijnen, waarvan de titels beide beginnen met het woord Spiegel. 8. De Vivere is een religieus man, die met het probleem van de dood worstelt; hij schrijft twee rouwklachten en hij tekent enige malen: ‘De doodt doet leven’. Dit thema nu komt naar voren in de Wintersche avonden, waar hij vertelt hoe zijn vader, ofschoon dodelijk verwond door een pijl, blijft leven. Het enige gevolg schijnt te zijn dat zijn vader vermagert. Gaan wij nu de stanza's van de Theocritus' emblemen na, dan vindt men er termen van een arts-apotheker, die de dood als een realiteit ervaart. Dit laatste vinden wij duidelijk weergeven in het vers bij het 39ste embleem (ed. Heinsii Poemata 1616): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Et piu dolsi.
Ick die soo menich strick, soo menich groote hoopen
Van Iagers toegerust end' honden ben ontlopen,
Een hevet my gedaen, het kleeft my in het hert,
Hoe snel dat ick oock loop, noch snelder is de smert.
Ick ben nu ver genoech ontkomen 's vyandts handen,
Ick loop, ick vlieg, ick ren, door bosschen ende landen,
Die my quetst is van hier, ick hebb' van haer geen noodt.
Maer niet te min is zy de oorsaeck van mijn doodt.
Herinnert dit niet aan het voorval van de vader, die moest uitwijken naar Londen, waar hij gewond werd? Een nadere uitwerking van De Vivere's zinspreuk ligt in de tekst bij embleem 26 besloten: ...O doodt, O wreede doodt,
Waert dat ick sterven kond' soo waer ick uyt de noodt.
Nu sterf ick als ick leef, ick ben doodt al mijn leven,
Mijn hert verdrooght int lijf, mijn jeucht gaet my begeven...
De laatste regel, al gedrukt in 1607, wanneer De Vivere dus circa 32 jaar is, weerspreekt Scriverius' opmerking, dat de auteur dit ‘in zijn Kintsheyt schreef (overigens maakt Scriverius deze opmerking in 1619, dus dan is Jacob weer 12 jaar ouder). Daarbij komt men in de verzen iets van de arts-apotheker tegen wanneer De Vivere rijmt over de dood, het leven, genezen, wonden, pijn, rechte medicijn, bittere gal, gezondheid, en ‘adem is leven’. Heinsius' Ambacht van Cupido is origineler, enerzijds omdat de graveurs zich schikken naar de tekstschrijver, anderzijds omdat Cupido hierin al zijn bedrijven (d.i. bedrijvigheden) uitvoert door middel van kinderspelen en beroepen. Ongetwijfeld heeft Heinsius zijn speelse aard uitgeleefd in zijn stanza's. Het godje Cupido speelt de rol hem toebedacht en wij zien dan in woord en beeld: ballen, timmeren, spinnen, bikkelen, schilderen, zagen, dorsen en zaaien, tollen, spelevaren, kringen trekken, schieten, hoepelen, blindemannetje, gymnastiek, soldaatje spelen, stok-paardje rijden, ‘vadertje’ spelen, bellen blazen, vliegen op de gans. De gravures zijn vakwerk en de teksten staan vol woordspelingen. Scriverius moet er met groot plezier Latijnse motto's bij verzonnen hebben: ‘...ludibundus adjecit’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusiesDaniel Heinsius' embleembundel wordt uitgegeven nadat verschenen zijn Le Theatre d'Amour, Vaenius' Amorum Emblemata (1608) en Hoofts Emblemata Amatoria (1611)Ga naar voetnoot1). De weinig bekende, toch zo verdienstelijke De Vivere is de eerste dichter die onze taal gebruikt voor profane liefdesemblemen. Pers is de eerste uitgever in de Republiek die emblematische literatuur introduceert. Zijn devies ‘Deucht bereickt de Croon’ zouden wij willen toepassen op De Vivere, ware het niet dat deze dichter ons zijn toepasselijk devies naliet: ‘De doodt doet leven’. John Landwehr | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlagenA. Lijst van uitgaven van Dirck Pietersz (Pers), Amsterdam 1607-1649
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Werken van Jacob de Vivere
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|