Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 67
(1950)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Een uniek handschrift met de Middelnederlandse versie van de Statuten van het Gulden Vlies van 1431Op het eerste gezicht leek het hs., waaraan de volgende regelen gewijd zijn, niet zo heel belangrijk. Het werd aan de Universiteits-Bibliotheek te Leiden aangeboden door een handelaar en volgens mijn gewoonte zette ik mij er onmiddellijk toe het plichtmatig te beschrijven ten behoeve van de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta. Het behelst een mnl. vertaling van de alombekende en in zeer fraaie handschriften overgeleverde Franse tekst van de Statuten der orde van het Gulden VliesGa naar voetnoot1), zoals Philips de Goede die bij ordonnantie van 27 November 1431 uitgevaardigd had aan de vooravond van de eerste kapitteldag te Rijsel. Een dergelijk handschrift, zonder illuminering of calligraphische uitvoering, scheen mij nu geen al te grote merkwaardigheid toe. Evenwel, toen ik in het apparaat der B.N.M. naar deze tekst ging zoeken, kwam aan het licht, dat er aan De Vreese uit geen enkele bibliotheek of particuliere verzameling een hs. van die statuten in mnl. versie bekend schijnt geweest te zijn. Alleen vond ik twee fiches, gemaakt naar oude veiling-catalogi, die hij zoals bekend is steeds ijverig bestudeerde en excerpeerde, en die twee fiches vermelden in nagenoeg dezelfde bewoordingen het incipit van ons handschrift. Beide catalogi betreffen collecties van Antwerpse bibliophielen, nl. die van J.B. Verdussen van 1776, waarover straks meer en die van de Antwerpse kanunnik J.M.M. Gasparoli van 1823. Beiden waren bekende verzamelaars van handschriften betreffende de oude geschiedenis van België. Een groot aantal der hss. van laatstgenoemde werd aangekocht door Serrure en is na diens dood in de Kon. Bibliotheek te Brussel beland. | |
[pagina 210]
| |
De beschrijving in beide catalogi is zeer summier, zodat daaruit weinig valt op te maken, hoogstens, dat het geen bijzondere band had en dat het formaat in-folio was. Nu is niet alleen bekend dat Gasparoli een der kopers was op de veiling-VerdussenGa naar voetnoot2), hetgeen toch wel zeer waarschijnlijk maakt dat wij hier met één en hetzelfde manuscript te doen hebben, maar men vindt in een der exx. (Den Haag, Kon. Bibl.) van die catalogus ook diens naam in margine aangetekend. Een nauwgezet onderzoek bracht tenslotte aan het licht, dat alle twijfel uitgesloten moet worden geacht. Verdussen had de gewoonte, om in zijn boeken voor- en achterin tegen de band zijn ex-libris te plakken. Hij bezigde daartoe het drukkersmerk van zijn grootvader J.B. Verdussen I (1625-'89), waarvan hij een kopergravure had laten maken. Een klein gedeelte van zijn ex-libris is in ons hs. op het achterbord na het uitscheuren nog blijven zitten, terwijl wij voorin nog duidelijk de sporen daarvan kunnen waarnemen. Een nieuwe eigenaar heeft met een vierkant stukje papier, dat wij in de bibliotheek voorzichtig hebben doen verwijderen, die lelijke plek achterin gemaskeerd. Ons hs. is dus van zeer goede familie, want het behoorde eens toe aan een der grootste Zuidnederlandse bibliophielen van de 18e eeuw, J.B. Verdussen III, lid van een vermaard boekdrukkers- en boekverkopersgeslacht, waarvan hij de schitterendste vertegenwoordiger is geweest. De auctie-catalogus in twee delen vermeldt allereerst zijn eigen collectie en dan het fonds van zijn zaak, dat tegelijkertijd door zijn erfgenamen geveild werd. De verschijning van die catalogus is een evenement in de toenmalige wereld van de bibliophielen geweest: er is door bekwame bibliographen niet minder dan drie jaar aan gearbeid. Ik ontleen deze gegevens aan een boeiend en leerzaam artikel van de Leuvense kanunnik L. Le Clercq in De Gulden Passer van 1932Ga naar voetnoot3), die o.a. ook opmerkt ‘Pour établir le high-life de la bibliophilie belge de la fin du 18.s., il suffirait de réunir les noms des acquéreurs, que | |
[pagina 211]
| |
la plupart des catalogues qui nous sont parvenus ont soigneusement notés’.
Welnu, ons hs. werd gekocht door de Antwerpse bibliophiel kan. GasparoliGa naar voetnoot4) en het is juist naar de catalogus van diens boekerij, die op 3 Sept. 1823 in Antwerpen onder de hamer kwam, dat De Vreese's tweede fiche ons verwijst. Helaas weten we de nieuwe eigenaar niet, maar het is wel opvallend, dat het 5 jaar later, blijkens een eigenhandige aantekening voorin, het eigendom is van de twintigjarige William H. Black, die reeds toen een belangrijke verzameling van hss. had, want zowel op het schutblad als op de band registreert hij het als codex no. 43! BlackGa naar voetnoot5) was een van de beste handschriftenkenners van zijn tijd en wij danken aan hem een paar handschriften-catalogi, o.a. die van de collectie van het Ashmolean-Museum in Oxford, tegenwoordig deel uitmakende van het handschriftenbezit der Bodleian Library. Enige potloodaantekeningen op de schutbladen voorin zullen wel van Black's hand zijn. Naar alle waarschijnlijkheid ging het hs. na diens dood in 1872 over in de collectie van Alexander baron Peckover of Wisbech (1830-1919), wederom een bekende verzamelaar van boeken en handschriftenGa naar voetnoot6), wiens ex-libris met wapen de moet bijna bedekt, die na het uitscheuren van Verdussen's ex-libris tegen het voorbord was ontstaan. En daarmede zijn wij in de moderne tijd. Een van lord Peckover's erfgenamen, zijn dochter Alexandrina, erfde een gedeelte van haar vaders boeken en handschriften en de laatste maal vinden wij het dan ook vermeld in een auctie-catalogus van haar nalatenschap, waaruit een knipsel voorin, onder Black's handtekening, is geplakt. En zo is het hs. dan na ruim een eeuw weer in de Nederlanden terugge- | |
[pagina 212]
| |
keerd. Dank zij de ruime zienswijze van de Leidse bibliothecaris is de Kon. Bibliotheek in Den Haag in de gelegenheid gesteld, het handschrift te kopen, zodat men het nu met de andere hss. der Statuten in de handschriftenverzameling van die instelling kan raadplegen. Tenslotte nog iets over het handschrift zelf, dat misschien wel een kleine twee eeuwen lang de hoogste eer genoten heeft, die aan een manuscript beschoren kan zijn, namelijk die van deel uit te maken van de collectie van een bibliophiel van naam. Het is een zeer eenvoudig katerntje van papier en perkament, 11 kleine folio-bladen groot, in een hard kaft uit de 18de eeuw, beplakt met het gebruikelijke kammarmer-papier en met een perkamenten rug. De bladen zijn netjes, maar vlug en zonder zorg, geschreven in een schrift dat men in de Brabantse kloosters schreef. De rubricatie en een opschrift in rode letters zijn van dezelfde hand en een goed gevormde initiaal P met enige versiering, wit uitgespaard in het corpus en de schacht van de letter, sluit zich volkomen aan bij de stijl van het schrift. Ben ik goed ingelicht, dan is dit het enig bewaarde handschrift van de Nederlandse versie van de ordonnantie van 1431. Schrift en watermerk verwijzen de copie naar de laatste decenniën der 15de eeuw, maar de vertaling zelf kan natuurlijk ouder zijn. Als het stuk ook omstreeks die tijd vertaald is, dan wordt de Brabantse herkomst die uit het dialect zonneklaar blijkt, nog aardig geïllustreerd door het feit, dat men geen aanvechting gehad heeft om de context te veranderen door bij de vele titels waarmede Philips de Goede in de aanhef versierd wordt, ook die van graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland te voegen, die hij immers eerst sedert 1433 voerde en die, zoals vanzelf spreekt, in de oorspronkelijke redactie nog niet voorkomen. Niet lang daarna zijn deze echter door een andere hand, die van een Zeeuw of Hollander of van iemand die van volledigheid hield, in de marge bijgeschreven: in ieder geval iemand, wie het ontbreken van deze gewichtige Nederlandse titels was opgevallen. De uiterlijke gedaante van het handschrift wijkt in elk opzicht af van de meestal zeer sierlijk uitgevoerde exemplaren met de originele Franse tekst, zoals die als pronkstukken werden vervaardigd voor de huis-bibliotheken der grote heren die Vliesridders waren. Ook in het | |
[pagina t.o. 212]
| |
[pagina 213]
| |
schrift, de Bourgondische bâtarde of lettre de forme, weerspiegelen deze hun herkomst uit de kring van de luisterrijke Bourgondische hof. Maar waar moeten wij deze vertaling thuisbrengen? Werd zij afgeschreven door en ten behoeve van de huiskapelaan van een Brabants Vliesridder, iemand die geen Frans verstond en die schrijven geleerd had in een kloosterschool of bij de Broeders van het Gemene Leven? Een uitvoerige beschrijving volgens de methode, gevolgd in mijn catalogus der in de Nederlanden geschreven codices in de Universiteitsbibliotheek te LeidenGa naar voetnoot7), brengt naar ik hoop de lezer volkomen op de hoogte van mijn bevindingen. | |
Handschrift Den Haag, Kon. Bibl. 133 M 100.Pap. en Perk. XV11, 11 bll. (VI, waarvan buitenste en binnenste bll. perk. zijn en waarvan het laatste verloren is gegaan). Waterm. Briquet 8625. Maat c. 277 × c. 200, afgeschr. en gelijnd met inkt in 1 kol. (210 × 147), 44 rr. Foliëring uit de 18de eeuw met inkt. Bl. 11 is op het eerste schutbl. geplakt, omdat het verminkt was.
Band. Bordpapieren band beplakt met kam-marmer-papier en perk. rug uit de 18de eeuw. Rugtitel in zwarte geschreven drukletters: Ordonne Gulde Vlies MS. Voorin 2 (in deze beschrijving gefolieerd I-II), achterin 13 schutbll. Voorin waterm. ± Churchill 142 (zonder initialen), achterin lelie en cijfer IV. Negentiende-eeuwse rugtitel met zwarte inkt geschreven in kapitale drukletters: No. 43 - Dutch MS - Statutes of the golden Fleece (uit de tijd van Black).
Schrift: Littera bastarda. Rubrieken, rood opschrift, rode initiaal met opengewerkte schachten (7 rr. hoog). F. 1 een invoeging in margine, ongeveer gelijktijdig.
Inhoud: Mnl. vertaling van de Ordonnances de la Toison d'Or, uitgevaardigd door Philips de Goede te Rijsel, 27 Nov. 1431 - Hier nae volght die ordina(n)cie vander ordenen en(de) broeder scappe van ridderscappe ost (sic) minliker gheselscape. gheheiten dorden vanden gulden vlies. ghemaect ende gheordineert by mynen ghenadighen here den hertoghe van bourgundien van lothrijk van brabant en(de) va(n) lymborch etc. - Inc. PHilips byder gracien gods hertoghe | |
[pagina 214]
| |
van bourgundie(n) van lothrijck va(n) brabant ende van lymborch. greue va(n) vlaenderen van artoys van bourgundie(n) palatijn. - in margine van andere hand: va(n) henegouwe va(n) holla(n) [t] va(n) zeelant - en(de) van namen. marcgreue... Expl. f. 11, r. 8: Ghegheuen in onser stad van rijssele opten .xxvij. dach van nouembre. int iaer ons heren. M.cccc. ende een ende dertich - De rest van het blad, waarvan onder rechts een groot stuk is afgescheurd, is onbeschreven.
Herkomst: Brabantse taalvormen.
Bezitters: J.B. Verdussen III. 1698-1773, wiens ex-libris (zie noot 3) oorspronkelijk geplakt was op de binnenkant van de band, voor- en achteraan. Voorin is nog duidelijk een moet te zien; achteraan werd het ex-libris grotendeels weggescheurd en later werd de rest, een klein hoekje, beplakt met een vierkant stukje papier - Gekocht in 1776 door J.M.M. Gasparoli te Antwerpen en in 1823 weer te Antwerpen geveild - F. II: E. Bibliotheca Wilhelmi H. Black. Lond. 11 Cal. Jan. 1828. Codex XLIII - Vermoedelijk na diens dood in 1872 in het bezit gekomen van Alexander baron Peckover of Wisbech (1830-1919), wiens ex-libris, een wapen, geplakt is op de binnenkant van het voorbord, f. I - Tot 1948 in het bezit van Alexandrina Peckover (f. II een knipsel uit auctie-catalogus van Alexandrina P.).
Literatuur: Catal.-J.B. Verdussen (Antw. 1776) I, blz. 180 nr. 25 (7-0 aan Gasparoli) - Catal.-Gasparoli, 3.XI.1823, nr. 103 (f. 2.80) - Catal. Sotheby (London, 4.IV.1949), nr. 207.
Opmerking: F. II nog Engelse potloodaantekeningen, waarschijnlijk van de hand van Black, waarvan alleen deze van belang is: Tib. C. IV is a Dutch History of Zealand A.D. 1461. Dit slaat op Londen, Br. Mus. Cod. Cotton-library, Tiberius C IV (Zie R. Priebsch, Deutsche Handschriften in England II (Erlangen 1901), S. 1-2. Zou dit hs. misschien op een of andere wijze verwant zijn met het onderhavige?
G.I. Lieftinck |
|