Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 24
(1905)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||
Een merkwaardige catalogus.Hoe weinig pieteit de kinderen en kleinkinderen van Constantijn Huygens voor hun beroemden vader en grootvader hadden, is reeds meer dan eens gebleken en in het licht gesteld. Maar nergens misschien komt dit zóó sterk uit als in de wijze, waarop zij met zijne bibliotheek gehandeld hebben. In het testament van den dichter vinden wij omtrent zijne bibliotheek drie bepalingen:
Hoe de boeken en handschriften van Lipsius in 1722 te 's Gravenhage in publieke veiling kwamen en voor de Leidsche Universiteitsbibliotheek werden aangekocht, is door Dr. S.G. de Vries beschreven in de Handelingen van het Tweede Nederlandsche Philologen-congres, bl. 58-62. De bibliotheek is, zeker wel op de voorgeschreven wijze, in drieën verdeeld. Maar ongeschonden hebben de broeders hun deel niet bewaard; daarvoor was het hun wel te veel. Zij hebben er uitgehouden, wat hun aanstond, en de rest verkocht. De wijze, waarop dat geschied is, blijkt uit hunne brieven. Doordien niet elk evenveel van zijne boeken behield - Constantijn, die het huis op het Plein ging bewonen, en dus de meeste ruimte had, verkocht zeker wel het minst - kon men niet alles door elkander laten verkoopen en de opbrengst deelen. Daardoor toch zou de een ten koste van den ander bevoordeeld | |||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||
worden. De boeken werden dus achter elkander in den catalogus opgenomen, en de verkooper hield er afzonderlijk aanteekening van, waar in iedere afdeeling elks boeken begonnen. Deze regeling was reeds geheel beklonken en de catalogus gereed, voor de boedelscheiding plaats vond. Om koopers te lokken, die op den beroemden naam van den verzamelaar zouden afkomen, werd besloten den naam van den dichter op den titel van den catalogus te vermelden, ‘quoy que la librairie ait esté un peu pillée.’ De zoons gevoelden dus, dat de veiling van een deel der bibliotheek, waaruit de omvang en de aard zijner letterkundige werkzaamheid onmogelijk gekend kon worden, den naam huns vaders geene eer kon aandoen, maar de geldzucht deed hen over dat bezwaar heenstappen. Hij had hun anders genoeg nagelaten. Zelfs de boeken, die hij ten geschenke had gekregen, werden verkocht. Alleen nam men de voorzorg, dat de aanwijzing daarvan uit de boeken verwijderd werd. Met hoe weinig zorg dat echter gebeurd is, bewijzen de lang niet zeldzame boeken, waarin die aanwijzing nog voorkomt. De verkooping had plaats den 15den Maart 1688, nog geen jaar na den dood van den dichter. Van den catalogus is slechts één exemplaar bekend, dat zich bevindt in het Museum Meermanno-Westreenianum. Het eerst is hierop de aandacht gevestigd door A.D. S(chinkel) in den Navorscher van 1855, bl. 308. Over een gedeelte hiervan, nl. over de ‘Musyck-boecken’ is uitvoerig gehandeld door Dr. S.G. de Vries in de Mededeelingen der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde over 1899-1900, waar hij tegelijk uit de correspondentie van Christiaen Huygens en de Huygens-handschriften in de Leidsche boekerij bij elkaar bracht, wat op dezen verkoop betrekking heeft. En thans heeft de heer W.P. van Stockum Jr. een nauwkeurigen en keurigen herdruk bezorgd van den geheelen catalogus. In de belangrijke inleiding hiervan is een groot gedeelte van de studie van Dr. De Vries overgenomen. Wat ons het eerst treft, en zeer onaangenaam aandoet, is | |||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||
de afzonderlijke afdeeling ‘Musyck-boecken’ aan het einde, niet minder dan 80 nummers, 290 deelen. Zóó vervulde de beroemde zoon den laatsten wensch zijns vaders om ‘alles by een en in eeren te houden.’ Dat deze boeken in den catalogus onder een afzonderlijk hoofd voorkomen, is dan ook zeker wel niet geweest, omdat de zoons de groote liefde huns vaders voor muziek wilden doen uitkomen, maar omdat deze alleen aan Christiaen behoorden en dus daardoor de afrekening gemakkelijker werd. Dat deze catalogus niet alle boeken van Huygens bevat, en dat de bibliotheek niet slechts ‘un peu,’ maar wel zeer sterk geplunderd is, blijkt onmiddellijk, wanneer men den catalogus ook slechts vluchtig doorloopt. Tal van werken toch, die Huygens zonder twijfel bezeten heeft, ontbreken. Het komt mij voor, dat wij hier niet meer dan een derde of een vierde van het geheel vinden. Om de volgende reden: Den 26sten September 1701 werd de bibliotheek van Constantijn Jr. verkocht. De catalogus hiervan bevat niet minder dan 5724 nummersGa naar voetnoot1). Zoolang hij bij zijn vader inwoonde, heeft hij zeker geene bibliotheek aangelegd. En dat hij zooveel boeken gekocht zou hebben in de 17 jaren, dat hij op zichzelf woonde, is niet zeer waarschijnlijk. Het wordt zelfs zeer onwaarschijnlijk, als wij zien, hoe weinig boeken er onder zijn van een later jaar dan 1687, het sterfjaar zijns vaders. Er zijn er slechts 821, maar aangezien van sommige boeken het jaartal niet wordt opgegeven, is het aantal grooter, doch zeker niet meer dan 850. Daaronder zijn er echter 167 van later dan 1697, zoodat er voor het tijdvak 1687-1697 niet meer dan 675 overblijven. Laten wij nu aannemen, dat hij er in het tijdvak 1680-1687 evenveel gekocht heeft, dat hij minstens evenveel oudere boeken heeft gekocht, en dat ook nu niet alles in veiling gekomen is, dan blijven er toch zeker wel 3000 over, die uit de bibliotheek zijns vaders afkomstig zijn. Daaronder zijn er een aantal, die hij op de vroegere veiling gekocht heeft, en die dus tot het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||
deel van zijne broeders behoorden. Hoeveel dit zijn, heb ik niet nageteld. Maar als wij dit op 500 schatten, nemen wij het getal toch wel niet te laag. Dan heeft hij dus ongeveer 2500 van zijn deel gehouden. En aangezien hij toch ook wel wat verkocht heeft, kunnen wij uit al deze gegevens opmaken, dat de volledige catalogus van de bibliotheek des dichters ongeveer 8000 nummers zou bevatten. Ook is er een direct bewijs, dat de thans herdrukte catalogus niet de geheele bibliotheek van Huygens bevat. Op de Huygens-tentoonstelling in 1896 waren acht boeken, waarin zijne handteekening voorkomt. Van deze zijn er slechts drie in den auctiecatalogus te vinden, nl.: no. 138. Vondel's Palamedes van 1626, hier vermeld op bl. 32, no. 188, waar echter het jaartal verkeerdelijk als 1620 opgegeven wordt; no. 140. Quintyn, Oraeniens Grols-gewin, Haerlem 1627, op bl. 57 (er staat: 49), no. 231; no. 143. Roemer Visschers Zinnepoppen, 1669, op bl. 55, no. 121. Een vierde wordt in den catalogus van den zoon op bl. 146 onder k vermeld, nl.: no. 141. Historie van het leven en sterven van Johan van Oldenbarnevelt, 1648. 4o. De drie volgende boeken waren niet op de Huygens-tentoonstelling, en worden ook niet in den catalogus van den vader vermeld, maar wel in dien van den zoon: 8o, no. 1288. Poemata et Effigies trium Fratrum Belgarum Nic. Grudii, Hadr. Marii, Jo. Secundi. Lugd. Bat. 1612. Volgens eene mededeeling in den Navorscher, 1855, bl. 252 bevat dit boekje de handteekening Constanter met de bijvoeging Hag. 1627. 12o, no. 540. Op en ondergang van Stavoren door H. Jacobsz. Soet. Dit boekje met tweemalen de handteekening Constanter en eene aanteekening, dat hij het te Leeuwarden gekocht heeft: Leovardiae 1. october 1648, behoorde vroeger aan C. Kramm (zie Nav. VIII, bl. 372) en is thans in het bezit van den heer W. Melgerd te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||
Fo, no. 815. Wercken van P. Cornelisz. Hooft, Amst. 1671. Dit boek met de handteekening Constanter en eene opdracht van Arnout Hooft, was in 1855 in het bezit van A.D. Schinkel (zie Nav. V, bl. 308). De boeken, die in geen van beide catalogi genoemd worden, hebben natuurlijk behoord tot het deel der beide andere broeders, en zijn door hen gehouden. Behalve de vier, die op de tentoonstelling waren, is mij daarvan bekend geworden: Q. Curtii Rufi Historia Alexandri Magni. Cum notis selectis Variorum. Amst. ex officina Elzeviriana. 1563. 8o. Dit boek met de handteekening Constanter 1673 is het eigendom van Dr. J.S. van Veen te Arnhem. Van de twaalf boeken dus, waarvan wij met zekerheid kunnen zeggen, dat Huygens ze bezeten heeft, worden er slechts zeven in een der beide catalogi vermeld, en daarvan slechts drie in den thans herdrukten catalogus. Deze bevat dus slechts een klein gedeelte van Huygens' boekenschat, te weinig, om daaruit een eenigszins volledig beeld te krijgen van zijn intiem letterkundig leven. Maar toch is hij eene nadere beschouwing ten volle waard. Slechts een tiende van het geheel zijn Hollandsche boeken, 289 van de 2850 nummers, nl. van de 546 libri theologici 85, van de 239 libri juridici 27, en van de 2065 libri miscellanei 177. In de afdeeling theologie vinden wij verscheidene werken, die wij daar niet zouden plaatsen, zooals de Wetten en Statuten van de Universiteyt tot Leyden (4o, no. 23). Blijkbaar oordeelde de verkooper, dat alles wat door predikanten geschreven was, hier behoorde. Zoo vinden wij er ook Camphuysens Rymen (12o, no. 128) en de lijkredenen op Frederik Hendrik en op de Prinses Douairière (4o, no. 131 en 136). Dat Vondel's Helden Godes (4o, no. 75) en Bartas Weecke der Scheppinge (4o, no. 115) benevens twee Fransche uitgaven (of twee exemplaren van ééne uitgave?) van dit gedicht (12o, no. 28 en 93) hier geplaatst zijn, verwondert ons niet. Evenmin bevreemdt ons hier Simsoni Chronicon Catholicum (fo, no. 13), dat ook in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||
hedendaagsche catalogi meermalen onder de theologie verzeild geraakt. Niet minder dan 20 uitgaven der Psalmen in verschillende talen werden er verkocht, waarbij de vertalingen van De Bruyn, De Boey, Westerbaen (8o en 12o), Oudaen, Overbeeck, Revius, De Huybert, Pierson, Van Heule, Bruno, Marnix en Vondel. Van de Bijbels en N. Testamenten werden slechts 2 Hebreeuwsche, 4 Grieksche en 2 Latijnsche verkocht, maar daaronder Biblia cum Figuris, Venet. 1498 (4o, no. 12). Uitgaven van kerkvaders vinden wij hier minder dan wij zouden verwachten, maar zij zijn talrijk in den catalogus van zijnen zoon. Daarentegen vinden wij veel uitlegkunde en verklaring, ook vrij wat preeken. Dat onder de werken over ethiek en moraal werken als Polyander, de Coma et vestibus en Salmasius, de Caesarie et Coma niet ontbreken, kon wel niet anders verwacht worden van den dichter van het Kostelick Mall. Onder de kerkgeschiedenis neemt vooral de polemiek eene ruime plaats in. Tal van geschriften voor en tegen de Remonstranten, vooral ook voor en tegen de Jezuieten, maar ook Jansenii Augustinus (fo, no. 35) en andere werken van dezen schrijver of tegen hem gericht. Dat hier naast Uytenbogaert, Kerckelijcke Historien het werk van Trigland ontbreekt, is zeker wel weer aan de plundering der bibliotheek te wijtenGa naar voetnoot1). Opmerking verdient ook nog 4o, no. 119 Speculum Humanae Miseriae Manuscr., waarschijnlijk wel een middeleeuwsch handschrift. Hoe onvolledig dus het beeld is, dat wij ook van deze afdeeling van Huygens' bibliotheek krijgen, toch leeren wij hem hieruit nog nader kennen, of liever, het blijkt, dat wij ons geene verkeerde voorstelling van hem gemaakt hadden. Kon tot nog toe iemand misschien meenen, dat Huygens' verdraag- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||
zaamheid op godsdienstig gebied niets dan berekenende politiek was, hier zien wij het anders. Hij was verdraagzaam, omdat zijne godsdienstige meening meer was dan enkel geloof, omdat het eene ernstige overtuiging was, gevestigd op degelijke bestudeering van zooveel mogelijk verschillende stelsels. Doch zijne verdraagzaamheid was verre van onverschilligheid. Wat hij zich met zooveel inspanning verworven had, was hem dierbaar. Maar hij had bij de meest uiteenloopende opvattingen zooveel oprecht geloof, zooveel verstand en zooveel deugd gevonden, dat het niet in hem kon opkomen datgene, wat naar zijne opvatting niet met de waarheid overeenkwam, toe te schrijven aan bekrompenheid van geest of aan verdorvenheid des gemoeds en inblazingen des duivels. Van de afdeeling der rechtsgeleerdheid kan ik niet veel zeggen, omdat mij daartoe de noodige kennis ontbreekt. Deze afdeeling is nog niet de helft van de vorige. Had Huygens met dit vak minder op? Of hebben de zoons hiervan meer gehouden? Het laatste lijkt mij het waarschijnlijkst. Want men behoeft waarlijk geen jurist te zijn, om te zien, dat ook hier de rijkste verscheidenheid is, dat elk onderdeel en elk vraagstuk zijne belangstelling wekte. Onder de boeken in folio vinden wij hier als no. 33 J. Bottelgier summa Rurael, een bekenden incunabel (Campbell, no. 361) en op hetzelfde nummer, dus waarschijnlijk in denzelfden band Glober Spiegel der Rechten. Is dit laatste eene bekende of onbekende uitgave van den Sassenspiegel? In de afdeeling Libri Miscellanei vinden wij eene groote verscheidenheid van stof, veel grooter dan de meesten onzer zeker verwacht hadden. Ook hier moet ik het laten bij de aanwijzing van enkele titels. De werken over muziek, die aan den titel als zoodanig herkend worden, zijn door Dr. De Vries t.a.p. medegedeeld. Daarbij voeg ik van de boeken in folio: 42. Foliani Musica Theorica. Venet. 1529. 100. Glareani Dodecachordi. Basil. 1547. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||
135. Franchini practica Musicae. Elders heb ik aangewezen, dat Huygens de stof voor zijn Kostelick Mall en de daarbij gevoegde aanhalingen grootendeels ontleende aan het boek, dat hier onder de werken in folio voorkomt als: 143. Polyanthea Langii, Francof. 1621Ga naar voetnoot1). Wie voor latere werken van Huygens hetzelfde wil aanwijzen, zal ook te zoeken hebben in: 50. Alstedii Encyclopedia, 2 vol. Herborn. 1630. 65. Beyerlinck Theatrum vitae Humanae, 8 vol. Col. Agr. 1631Ga naar voetnoot2). Dat onder de vele talen, die Huygens beoefende, ook misschien het Arabisch was, leeren wij eerst uit dezen catalogus. Wij vinden daar ten minsten:
Voor een klassiek philoloog zijn hier niet alleen een groot aantal uitgaven van Grieksche, Latijnsche en Nieuw-Latijnsche schrijvers, maar ook woordenboeken, grammatica's, commentaren, werken over tekstcritiek, antiquiteiten enz. Dezelfde algemeenheid zien wij ook bij de andere talen, waar ons vooral treft, dat hij de oudere literatuur waardeerde. Behalve historische werken, die hier dan ook niet ontbreken, werden er bij ons nog geene middeleeuwsche geschriften uitgegeven. Maar dat hij daarom toch niet alleen zijn eigen tijd wist te waardeeren, maar ook wel voor ouderen oog had, bewijzen:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||
Dat wel Plantijn's Schat der Nederduytsche Spraecke en de Nomenclator van Junius voorkomt, maar niet Kiliaen's woordenboek, is zeker wel weer eene aanwijzing, dat ook hier de catalogus niet volledig isGa naar voetnoot1). 8o 594. Nederduitse Letterkonst is zeker wel de bekende Tweespraeck. Maar welk boek wordt bedoeld met: 8o 450. Daforne Neerduytse Grammatika? Onder de Fransche boeken treft ons het groote aantal romans, ook oudere. Zelfs vinden wij:
In de voorrede van zijne Nederduytsche Rymklanken (Utrecht, 1754) vermeldt W. Kroon eene ‘Dictionaire des Rimes, van vry ouden datum.’ Dat hij niet overdrijft, blijkt uit dezen catalogus, waar dit werk op bl. 43 voorkomt. Engelsch heeft Huygens altijd veel gelezen, en de catalogus bevat daarvan dan ook vrij wat. De boekenliefhebbers zouden zeker spoedig grijpen naar:
Talrijk vooral zijn de romans, arcadia's, fabliaux, travestieën, apophthegmata, facetiae en galante werken in verschillende | |||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||
talen. Toch had blijkbaar zijn zoon Constantijn een aantal van deze werken er uit gehouden, misschien ook de anderen wel. Wie dus eens lust mocht gevoelen den oorsprong der sneldichten na te gaan, vindt in deze beide catalogi eene rijke opgave van bronnen, maar nog niet alle. In het testament en in de scheidingsacte wordt nog afzonderlijk genoemd de ‘Print ende Teeckenkonst,’ die dus niet onder de boeken gerekend werden. Zuivere plaatwerken vindt men dan ook in den catalogus niet veel, maar wel geillustreerde werken over allerlei onderwerpen, waaronder er zijn, die thans zeker zeer de aandacht zouden trekken, b.v.:
Ook vele emblemata. Onder de opvoedkundige werken zijn drie uitgaven van Comenius' Janua Linguarum en evenzoo drie van zijn Pansophiae Prodromus. In den catalogus van den zoon is nog eene uitgave van de Janua en bovendien twee andere werken van denzelfden schrijver. Verder vinden wij onder de Libri Miscellanei werken over bijna alle vakken: geschiedenis met inbegrip van genealogie en heraldiek, munt- en penningkunde en oudheidkunde; aardrijkskunde met plaatsbeschrijving, reisbeschrijvingen, atlassen en kaarten; philosophie; wis- en sterrenkunde, ook astrologie en nigromantie; alchimie en natuurlijke historie; geneeskunde; werktuigkunde en vestingbouw; bouwkunde en tuinbouwkunde; krijgskunde, ook over het paardrijden, het duel, het geheimschrift enz. enz. Wat de veelzijdigheid betreft blijft dus deze catalogus niet beneden onze verwachting, maar een volledig beeld van Huygens' studiën en lectuur krijgen wij hieruit niet. Daarvoor zouden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||
wij den geheelen catalogus moeten hebben. De mogelijkheid, dat die nog eens voor den dag komt, is niet uitgesloten. In den catalogus der bibliotheek van den zoon toch, vinden wij onder de boeken in folio: 713. Catalogus Manuscriptus, Librorum omnium facultatem (l. facultatum) ordine Alphabetico congestus. Met dit nummer, dat voor 2 gulden en 15 stuivers verkocht werd, wordt hoogstwaarschijnlijk de catalogus van den dichter bedoeld. Want als het die van den zoon was, dan zou de plaatsing hier tusschen de catalogi van een aantal beroemde bibliotheken ons verwonderen. Wij zouden hem dan op de laatste bladzijde onder de Libri omissi zoeken, omdat deze bij het opstellen van den verkoopcatalogus gebruikt is. Dat blijkt nl. hieruit, dat onder de boeken in 8o voorkomt: 1580. Patris Monumenta [sic!] desultoria. L. Bat. 1645. Dat een boek, waar op bl. 89 van het 2de deel nog de titels uit overgenomen worden, reeds op bl. 40 van het 1ste deel zou gecatalogiseerd zijn, is niet wel aan te nemen. En was het de catalogus van eene andere bibliotheek geweest, dan zou er wel een naam genoemd zijn, terwijl voor den catalogus van een onbekende zeker niemand dien prijs zou besteed hebben. Nu de titel en het formaat bekend zijn, hopen wij, dat alle beheerders en eigenaars van verzamelingen nog eens goed zoeken zullen naar dezen catalogus. Mocht hij gevonden worden, dan zal eene uitgave daarvan zich zeker wel niet lang laten wachten. In dien tusschentijd zal ieder, die in eenig opzicht eene studie van de 17de eeuw maakt, goed doen met de beide hier besproken catalogi te bestudeeren. Dat van den catalogus van den zoon de beide bekende exemplaren, in de Koninklijke Bibliotheek en in de Universiteits-bibliotheek te Leiden, de prijzen bevatten, die de boeken in veiling opgebracht hebben, verhoogt de waarde in niet geringe mate. Daaruit zien wij, welke boeken het meest in trek waren, wat een mooien kijk geeft op het geestesleven van die dagen. p. leendertz jr. |
|