met de tekst ‘Reynaertprijs wandeltentoonstelling 1973’. Het winnende Reynaert-basreliëf werd door de stad aangekocht (afgebeeld in: H. NAUTS, Stedelijk kunstbezit Sint-Niklaas, 1988, nr. 51). Ondertussen zijn een aantal andere bas-reliëfs, een drietal mooie Reynaert-pelgrims, een Tibeert de kater en een Reynaert met Coppe aan zijn creatieve handen ontsprongen.
In het oeuvre van Wim de Cock vullen beeldhouwwerk in hout en houtsnede elkaar aan. Het zijn twee complementaire kunstvormen, twee vormen die een grote stielvaardigheid vereisen en die tevens een groot ruimtelijk denken en enig mathematisch in- en doorzicht. Het mes snijdt immers vlug te ver of te diep. Zo is het ook met het woord. Taal en grafiek versmelten bij De Cock zo intiem, strengelen zo vloeiend en onontwarbaar ineen dat hij een eigen kunstvorm ontwerpt. Hij slaagt hier zo wonderwel in, onder andere omdat hij op zijn eigen handpers drukt en omdat hij zijn eigen letters en druksysteem hanteert. Op ambachtelijke wijze zet hij letter per letter en drukt hij blad per blad. Wim de Cock is verliefd op het materiaal, maar laat zich er niet door dicteren. Hij dialogeert ermee. Hij verstaat als geen ander de kunst om woord en beeld harmonisch met elkaar te versmelten zodat ze in en door elkaars omgeving nog rijker aan betekenis worden. Omdat De Cock zijn eigen werken zelf drukt, is de oplage steeds beperkt en de kwaliteit gegarandeerd.
Hij vervaardigde naast enkele vosse-exlibris, twee mooie houtsnedenreeksen. De eerste reeks bevat het ‘verhoeren’ van de wolvin, het ‘beseeken’ van de wolvewelpen, het credozingen van Cuwaert en de moord op Coppe. Deze houtsneden, die de aanklachten aan het hof verbeelden, zijn telkens vergezeld van enkele Middelnederlandse verzen. Het zijn sterk sprekende prenten, in strakke lijnen en met sterke zwart-witcontrasten. Of zoals Willy Feliers het in Tiecelijn verwoordde: ‘Zeer expressief in de zwart-wit-nuances en geen uitwerking van de details. Het totale beeld moet de blik vangen, niet de details, een geliefde techniek van de expressionisten, sober en kernachtig’ (1993, p. 151).
In dezelfde geest werkte hij de laatste maanden aan een nieuwe map: Houtsneden bij teksten uit het Comburgse handschrift. Ze bestaat uit vier grote bladen (de optocht naar de hofdag, de verdediging van Reynaert voor de koning, Tiecelijn waarschuwt de beulen en het vertrek van Reynaert naar de wildernis) en tien kleinere (o.a. Bruun in de boom, Tibeert nabij de schuur, de samenzwering, het getuigenis van Cuwaert voor Nobel en het hoofd van Cuwaert uit de pelgrimstas, zie de illustratie op de groene binnenbladzijde). Hoewel verzamelaars deze reeks, gedrukt op 50 exemplaren, evident kunnen bekomen, hopen wij toch dat ze ooit wordt opgenomen in een nieuwe Reynaertbewerking. Wie weet groeit de reeks nog, nu de kunstenaar tijdens zijn verdiende rust zich voor het eerst volledig op zijn creatieve bezigheden kan concentreren. Als men Willem heet, is men dat aan zijn naam verplicht.
[Rik VAN DAELE]