Tiecelijn. Jaargang 7
(1994)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
Bijdrage tot de bibliografie van de ReynaertstripIn De gecastreerde neus (1988) beschrijft Jan Goossens 110 ‘Nederlandse bewerkingen van Reinaert-stof uit de negentiende en twintigste eeuw die niet als herdrukken van een variant van het volksboek zijn te beschouwen’ (p. 133). Het is een indrukwekkende lijst van Noord- en Zuidnederlandse Reynaertbewerkingen. Goossens deed puik pionierswerk en benaderde in zijn lijst de volledigheidGa naar voetnoot1. Toch biedt de stof de onderzoeker voldoende verrassingen, want ook talrijke minder bekende auteurs en uitgevers werden door de vosselist geïnspireerd. Soms gaat het om erg marginale, nauwelijks vindbare, of in zeer beperkte oplage geproduceerde tekstenGa naar voetnoot2. Eveneens nauwelijks nog te vinden zijn boeken die intens gebruikt werden in een schoolcircuit of in goedkope edities werden verspreid. Hoe ouder ze zijn, hoe moeilijker vindbaar. In deze bijdrage gaan we in op een van de moeilijkst reconstrueerbare deelverzamelingen van de moderne Reynaertbewerkingen, namelijk de Reynaertstrips. Strips worden veelal eerst uitgegeven in afleveringen van stripbladen, nadien soms gebundeld in goedkope uitgaven en uitgegeven om verslonden te worden. De kans dat er van bepaalde strips enkele tientallen jaren later geen enkel exemplaar meer te vinden is - uitgezonderd misschien bij een belangrijke verzamelaar - is reëel. Men kan onderstaande lijst beschouwen als een aanzet, een ‘proeve van bibliografie’, zonder veel analyse. Die is voor later. De lijst is onvolledig, maar brengt toch enkele nieuwe titels aan en is daarom publikatie waard. Zo kan hij sneller aangevuld worden. Wij baseren ons voor de formele beschrijving op de bibliografie van J. Goossens. Ook inhoudelijke criteria zijn gedeeltelijk afgestemd op Goossens. Strips met een vos als hoofdfiguur zonder dat er enige reminiscentie is aan de middeleeuwse dierenverhalen, zijn niet opgenomen. Wanneer de tekst teruggaat op andere dan de Middelnederlandse versies, wordt dit aangegeven. Reynaertstrips in andere talen dan het Nederlands, zijn niet opgenomen. Een dergelijke bibliografie dient internationaal aangepakt te worden. Het onderscheid dat Goossens maakt tussen kinder- of jeugdboeken en uitgaven voor volwassenen, hebben wij niet aangehouden. Voor Goossens was de vermelding van ‘Reinaert/Reineke/...’ in een versie voor volwassenen voldoende om het boek te beschrijven, voor kinderboeken niet. Wij beschrijven ze in beide gevallen. Onze klassificatie is chronologisch. Na de datum volgt de vermelding of het boek bij Goossens voorkomt. Is dit het geval, volstaan wij met een summiere beschrijving en een verwijzing naar Goossens, tenzij nieuwe informatie wordt verstrekt. In een aantal gevallen | |
[pagina 129]
| |
wordt ten behoeve van verzamelaars en bibliografen de informatie betreffende de episodische verschijning vervolledigd. De melding ‘Goossens 000’ betekent dat Goossens de titel niet vermeldt. In navolging van Goossens wijzen wij kort op de manier waarop de sprong naar de ‘clepelen’ van de pastoor wordt verwoord of verbeeld, om zo de taboeïsering verder in kaart te brengen. Bij ons onderzoek werden we met twee problemen geconfronteerd. Een eerste is de toevalligheid van de overlevering en het fragmentaire karakter ervan. In een aantal gevallen is ons slechts een geïsoleerde aflevering overgeleverd. Misschien kunnen Tiecelijn-lezers, stripverzamelaars en -kenners ons hierbij nuttige gegevens verstrekken, zodat in een van de volgende jaargangen een meer uitgebreide lijst kan verschijnen. In elk geval zijn vele van de gidsen die thans op de markt zijn, veelal onvoldoendeGa naar voetnoot3. Nog problematischer is het precies definiëren van een strip. Anderen hebben dit eerder gedaanGa naar voetnoot4, zodat wij theoretische bespiegelingen mijden. Wij hebben ons op een zo breed mogelijk standpunt gesteld en beschouwen alle edities waar het beeld de tekst overheerst als stripverhalen, op voorwaarde dat er een episodisch karakter aan ten grondslag ligt (bijvoorbeeld door het in stroken of op andere tijdstippen publiceren van de diverse delen). Het beeld overheerst de tekst in de Reynaertbewerkingen van P.A.E. Oosterhoff met illustraties van W. Heskes (Goossens, 76), in de Reinaert van Bert Decorte, met tekeningen van Dolf de Rudder (Goossens, 27) en in de Victoria-Reynaert, een plakboek met prentjes van Oscar Bonnevalle (de tekst was wellicht van C. Huysmans, Goossens 42). Deze worden niet als stripverhalen beschouwd omdat ze op één moment in hun geheel verschenen en omdat er van een episodische verschijning geen sprake was. We beschrijven enkel de ‘moderne’ (negentiende- en twintigste-eeuwse) Reynaerden. Vroeger echter werden reeds uitgebreide illustratiecycli gemaakt die erg bruikbaar waren als iconografische vertellingen. Zo zou men ms. I van de Roman de Renart, met enkele honderden illustraties (nl. 513), als een strip kunnen lezen. Hetzelfde geldt voor de plaatjes van de Zuid- en Noordnederlandse volksboeken en de Plantijnuitgave van 1566. De gravures van Jegher en Quellijn functioneerden als een soort van ‘stripverhaal’ op laatzeventiende-eeuwse Antwerpse luxemeubels. Echte voorlopers van het stripverhaal zijn de centsplaten. De Zuidnederlandse volksboekillustraties werden in de negentiende eeuw gebruikt op de prent ‘Geschiedenis van Reinaart de Vos - Histoire de Maitre Renard’ | |
[pagina 130]
| |
(Fonds Glenisson-Van Genechten, Turnhout, na 1856)Ga naar voetnoot5. De Reynaertvolksprenten, net als enkele van de opgesomde strips, verdienen een apart onderzoekGa naar voetnoot6. | |
Bibliografie van de Reynaertstripca. 1900 (Goossens 5) Anoniem: De avonturen van Reinaard de vos. Nieuwe zorgvuldige bewerking, met 200 illustraties. Leeuwarden, Hepkema & Van der Velde s.d. (ca. 1900) 60 blz. Prozanavertelling van Reynaert II, met anonieme kleine tekeningen in kolommen naast de tekst (bron: J. Goossens). 1937 (Goossens 000) Eugeen Hermans: Reintje Vos. In: Kinderland. Verschenen vanaf 27 november 1937. De auteur schreef tevens onder de pseudoniemen El Anton en Pink. (Bron: Wordt vervolgd, p. 198.) Hermans wordt door D. de Laet ‘de vader van de Vlaamse strip’ genoemd (Het beeldverhaal, p. 25). 1941 (?) (Goossens 000) Rego, Reynaert de vos. In: Gazet van Mechelen (?), 13 april 1941. (Bron: De Oorlogskranten. Deel 13.) Plaatjes 32-34. ‘Bruin en Reynaart op zoek naar honing bij Winfried den houthakker’. 1944 (Goossens 000) Valentin: Reinaart de vos, verschenen in: Bravo!. Het groote weekblad voor jongeren. Enige gevonden vermelding in de N.R., nr. 27, p. 8. ‘Vlaamsche uitgave’. 1947-1948 (Goossens 000) Ray: Reinaert de Vos. in: Kleine Zondagsvriend, De Vlijt, Antwerpen, steeds vast op p. 11. Met ondertekst in twee kolommen die de illustraties niet volgt. | |
[pagina 131]
| |
1950 (Goossens 000) Cheylard en Trubert: Reinaart de Vos, in: Bravo 1950. Het grote weekblad voor jongeren. ‘Hier begint het nieuwe verhaal in prenten door Trubert: Reinaart de Vos’. 1950 (Goossens 000) G. Atons: Reintje de Vos, in: Wonderland. Het beste weekblad voor de jeugd. Vanaf 31 maart 1950. In nr. 32, jg. 4 van 19 mei 1950, p. 16-17: uitbeelding van het Tibeertavontuur. ‘Tijbaart’ rukt zich in doodsangst los en ‘springt in zijn wanhoop naar de keel van de pastoor en kwetst hem ernstig’. 1950-1955 (Goossens 000) Van Havermaet: Aimé V.H. (o09.01.1926 te Lokeren) tekende in het begin van de jaren 50 een ‘parodie op Reinaert de Vos’ in Libelle. (Bron: J[an].S[met]., in: E. & K. Kousemaker, Wordt vervolgd, p. 103.) 1953-1954 (Goossens 7) Buth: Reinaert de vos en zijn euvele daden in Nobels rijk. Verschenen in De Post, van jg. 5 nr. 43 (25 oktober 1953) tot jg. 6 nr. 23 (6 juni 1954). Herdrukt als Reinaert de vos. Vertelsel- en kleurboek. Antwerpen, N.V. Sparta, s.d. Niet gepag. [41 p.] Stripverhaal naar Reynaert I. Prozatekst onder de tekeningen, die soms gesigneerd zijn met het peudoniem Tijl (bron J. Goossens; bij Goossens echter aangeduid als ‘Anoniem’). | |
[pagina 132]
| |
1955-1956 (Goossens 55, vgl. ook Tiecelijn, 1994, p. 134) Kooyman: Reinaard de Vos, in: het kinderblad Kris Kras Later verschenen in Pum-Pum (vanaf 27 oktober 1965; bron: Wordt vervolgd, p. 199) en tevens in boekvorm (zie J. Goossens 55). 1959 (?) (Goossens 000) Zevenbergen: Reintje de Vos door P. van Zevenbergen, geïllustreerd door P. Broos, in: Jeugdjuweel. Missiehuis Tilburg - M.S.C.-Jaarboek, Driehuis-Velsen (N.H.), 1959 (?, afgeleid van de signatuur onder de tekening op het omslag: ‘Charles Burki, 59’), p. 26-29, p. 36-40, p. 42-46 en p. 48. (Illustratie op groene binnenbladzijde.) 1972 (Goossens 000; voldoet niet aan Goossens' criteria) Van Riet: De bron der stilte. Een Reinaertsage, in: Ohee, jg. 10, 29 april 1972, nr. 472, p. 1-22. Gedrukt in de Forelstraat 22 te Gent, v.u.R. Reyntjens. Nobel is in een kikker veranderd. Vage reminiscenties aan het Reynaertverhaal. De betovering wordt alleen doorbroken door te drinken van een mysterieuze bron. De dieren trekken ernaartoe. De vos tracht de reis te saboteren, maar belandt uiteindelijk in de gevangenis. 1974 (Goossens 000) Claes: Reinaert de Vos, bewerking Paul Claes, sterk satirische humor van Hugoké. Verschenen in afleveringen in 1974 in Het Laatste Nieuws. Gesitueerd ‘Vijf eeuwen geleden toen Brabant beefde onder de ijzige hand van de Spaanse Vorst’. Eerste aflevering: 20 december 1973. De tekenaar Hugo de Kempeneer (o1938 te Vilvoorde) werd door Goossens verkeerdelijk aangeduid als illustrator van de Reynaert van J. Mens (Goossens 67). Zie ook onze p. 134. (Bron: Wordt vervolgd, p. 159). 1977 (Goossens 000) Hagers: Reinaart de vos. Tekst: Marlies Hagers. Tekeningen: Kees de Kiefte; in: Taptoe. Weekblad voor de jeugd, jg. 59 (1977-1978), nr. 11 (19 oktober 1977) tot nr. 20 (28 januari 1978). Vrij getrouwe vertelling van de RI. Kinderlijke tekeningen met tekst in tien afleveringen. Eigenlijk meer een geïllustreerde tekst dan een strip. (Bron: Paul Wackers.) | |
[pagina 133]
| |
1983 (Goossens 000) Reinaart de vos, opnieuw bewerkt door Allard Schröder en met illustraties van Hans G. Kresse. Verschenen in de afleveringen 31 tot 37 van Donald Duck (1983). 1985 (?) (Goossens 000; voldoet niet aan Goossens' criteria) Vandersteen: Jerom. De vrolijke valstrik. Nr. 13. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, N.V. Scriptoria., s.d. (1985?) Juffrouw Dolly vertelt op een zonnige middag een nieuw sprookje. Om het dierenepos van Reynaert de vos terug op te frissen trekt ze naar Jerom. De juf neemt het boek mee naar huis. Nieuwsgierige Jerom vliegt met de Tijmtrotter naar Astrotol, een soort ziener-astroloog, die de planeet van Reynaert opspoort. Wanneer Jerom verneemt dat de vos is teruggekeerd en het hof bedreigd wordt, snelt hij ter hulp. Hij geneest de zieke koning, wint zijn vertrouwen en waarschuwt hem. De vos wordt betoverd tot een knuffeldier en zo uitgeleverd. 1988 (Goossens 35) Forest: Cabanes - Forest, Reinaert de vos. Met tal van vrijheden en verschillen. (Doornik), Casterman, 1988. 56 p. (Wordt Vervolgd romans). Aanvankelijk in het Frans verschenen erotisch stripboek, vertaald door René van de Weijer, voor het eerst verschenen in Wordt Vervolgd, van november 1980 (nr. 2) - mei 1981 nr. 8 (bron: J. Goossens). 1989 (Goossens 000, na de publikatie van Goossens, voldoet niet aan diens criteria) Van Drom: Het rapenplan, tekeningen en scenario Tony (Van Drom). Temse, 1989. Lokaal Waas' verhaal uit de jaren 1987-1988, eerst gebundeld in het regionale weekblad Het Vrije Waasland. Men zou kunnen overwegen om aan deze reeks de verhalen van Maarten Toonder toe te voegen. De belevenissen van diens literaire helden Tom Poes, Heer Bommel en Panda zijn meermaals geïnspireerd op de Reynaertverhalen. Vooral Panda en de Meester-Zakenman, waarop - naar eigen zeggen - Louis Paul Boon zich zou geïnspireerd hebben bij het schrijven van Wapenbroeders, kan voor de bibliografen nuttig zijn. De figuur van Joris Goedbloed/vos, verdient trouwens een aparte studie van een Toonder-fanaat. De relatie Toonder-Reynaert is een mooi onderwerp voor een licentieverhandeling of scriptie. Rik VAN DAELE |
|