A.-M. SCHMIDT, Le roman de Renart. (Bibliothèque Albin Michel). Parijs, 1992. (Fotomechanische herdruk van de editie 1963). ISBN 2-226-05713-7. Ca. 260 BF.
P. BERNAUW, Het nieuwe Jeruzalem, in: Kreatief, 25 (1991) 5, december, 1991, p. 3-24.
Bernauw interpreteert Van den vos reynaerde tegen de achtergrond van de kruistochten. Hij vertrekt van de uiterst betwistbare datering van 1180. Volgens Bernauw wordt de politiek van Filips van den Elzas (‘de sullige koning Nobel’, p. 17) in de Reynaert weerspiegeld. Bernauw probeert al te vrijmoedig en zonder enig bewijs de Graalromans en de Re(i)na(e)rtverhalen in verband te brengen met de Tempeliers.
E. MANTINGH, Reinaert in Münster, of: over de scharnierfunctie van een Middelnederlandse tekst in een Europese traditie. Interview met Jan Goossens, in: Madoc. Tijdschrift voor mediëvistiek, 6 (1992), 1, p. 31-43.
Centraal in het gesprek staat de aankoop van het Dyckse handschrift van Vdvr eind 1991. In het interview wordt ingegaan op de Duitse belangstelling voor de Dyckse codex en op de rol van Münster in de Reynaertstudie. Goossens belooft tegen 1998, ‘het halve millennium van de geschiedenis van de Reinaert in Duitsland’, nieuwe Reynaertpublikaties.
R. VAN DAELE, De vos die je ziet, ben je zelf, in: (Ed.) D. DE GEEST en M. VAN VAECK, Brekende spiegels. Beeldveranderingen in de Nederlandse literatuur. Leuven, Peeters, 1992, p. 19-42. ISBN 90-6831-404-1. 232 p. Geïllustreerd. 780 BF.
Naast een bijdrage over de naleving van het Reynaertverhaal, artikels over Hadewijch, zeventiende-eeuwse dichters, Bredero, J.F. Willems en F.A. Snellaert, Gezelle, Streuvels, Van Ostaijen, Walschap, Claus, hedendaagse poëzie en moderne volksverhalen.
B. PEPERKAMP, Nv hort van Roharde, dem fellen Reynarde. Over ‘Morant und Galie’ en ‘Reinaert I’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 107 (1991), p. 208-234.
Peperkamp probeert te bewijzen dat een laatmiddeleeuws publiek de Morant und Galie (MG) heeft kunnen interpreteren in intertekstuele samenhang met Van den vos reynaerde. Voor het Rijnlandse publiek heeft er ‘een functionele relatie’ bestaan tussen de beide teksten. De auteur bespreekt een aantal parallellen en contrasten tussen beide teksten (o.a. het epitheton ‘felle’ en een pseudo-pelgrimage. Hij besluit dat de formele overeenkomst tussen beide teksten een bewuste strategie is, ‘die ten doel had het publiek tot een contrastieve interpretatie’ van beide werken aan te zetten. ‘Rl verhoudt zich tot MG, als satire tot apologie.’ (p. 218).
H. MENKE, Bibliotheca Reinardiana. T. 1: Die europäischen Reineke-Fuchs-Drucke bis zum Jahre 1800. Met 260 afb. en 4 kaarten. Stuttgart, Dr. Ernst Hauswedell & Co., 1992. ISBN 3-7762-0341-2. 248 DM.
[R.v.D.]