| |
| |
| |
Reynaert op pad: beknopt verslag
Het fotograferen van de Comburgse codex te Stuttgart op 20-21 november 1989
Willem, auteur van de beroemde Middelnederlandse roman Van den vos reynaerde, zal wel nooit gedroomd hebben dat zijn dierverhaal tot één van de hoogtepunten van de Nederlandse literatuur zou uitgroeien en nog minder dat er in de twintigste eeuw een hele filmploeg voor zou gemobiliseerd worden. Toch stond het Comburgse handschrift -één van onze belangrijkste Middelnederlandse verzamelhandschriften waarin onder andere ook het Reynaertverhaal werd opgenomen- op 20 en 21 november jl. in volle belangstelling van de wetenschap én van de media.
Op 20 november werd het Reynaertdeel van de Comburgse codex, die zich thans te Stuttgart bevindt (Württembergische Landesbibliothek, Cod. poet. et philol. fol. 22), op vakkundige wijze uit de boekband losgemaakt om te worden gefotografeerd door Herr Ziekert, fotograaf in dienst van de firma Agfa Gevaert. Van het losmaken van de katernen zou men gebruik maken om de boekband te herstellen, maar de echte reden van deze operatie kadert in een omvangrijk project rond ons middeleeuwse meesterwerk.
Initiatiefnemer was voordrachtkunstenaar Jo van Eetvelde, die na de vertolking van Beatrijs het plan opvatte om ook Van den vos reynaerde op te nemen op basis van het Oostvlaamse Comburgse handschrift, waar volgens de kunstenaar de echte ‘Vlaamse Reynaert’ in terug te vinden is. Van Eetveldes droom is inmiddels reeds ten dele verwezenlijkt: zijn vertolking werd vorige lente uitgebracht op cassette en compactplaat, samen met een begeleidend boekje van de hand van Prof. Dr. J. Janssens (zie Tiecelijn (1989), p. 76-79). Een facsimile-uitgave van het Comburgse handschrift is de volgende stap binnen het project. Dit facsimile zal van een zeer hoge kwaliteit zijn en haast niet kunnen onderscheiden worden van het echte handschrift. Hiervoor staat ondermeer Agfa Gevaert, die het fotografische werk op zich neemt, garant. Om het handschrift echt toegankelijk te maken wordt ook gezorgd voor een begeleidende diplomatische transcriptie, de nodige woordverklaring en commentaar. Verder zal het boek codicologische gegevens rond het Comburgse handschrift bevatten, een cultuurhistorische inleiding rond de Reynaertmaterie, een interpretatie van het werk en een artikel over de topografie van Van den vos reynaerde. De geplande verschijningsdatum is het voorjaar '91.
Het hele team van wetenschappers die instaan voor deze uitgave, was uiteraard getuige van de gebeurtenissen in Stuttgart. Het losmaken van de katernen uit de codex was niet alleen een erg sensationeel gebeuren, maar heeft ook vanuit wetenschappelijk oogpunt interessante gegevens opgeleverd. Zo was het bijvoor- | |
| |
beeld erg moeilijk om te bepalen uit hoeveel perkamentbladen de Reynaertkaternen precies samengesteld waren; het ontbinden van de codex maakte dit meteen duidelijk.
Hoe alles in Stuttgart precies in zijn werk is gegaan, zal binnenkort voor alle geïnteresseerden te bekijken zijn. Jo van Eetvelde, die beschikt over een behoorlijke dosis hardnekkigheid en doorzettingsvermogen, slaagde er namelijk in het belang van dit unieke project te beklemtonen bij BRT-baas Cas Goossens, die een BRT-ploeg naar Stuttgart stuurde om het werk van boekbinder en fotograaf op film vast te leggen. Dit met de bedoeling van het materiaal te gebruiken voor een item in het programma Modem (BRT-2 in februari). Het basismateriaal kan later eventueel worden verwerkt in schooluitzendingen. Het eigenlijke fotograferen van de codex heeft men niet kunnen filmen: de fotograaf zou met dat werk, dat trouwens verschillende dagen in beslag zou nemen, pas de dag erop beginnen. Wel demonstreerde hij het hele procédé ten behoeve van de cameramensen.
In het kader van de BRT-uitzendingen werd op 21 november ook gefilmd rond en in het slot Comburg, waar de codex bewaard bleef tot het begin van vorige eeuw. In 1805 ontdekte F.D. Gräter -die ook de eerste uitgave van het Reynaertdeel uit de codex zou publiceren- het handschrift in de bibliotheek van het slot en hij schonk het later aan de Württembergische Landesbibliothek.
In Comburg (nabij Schwäbisch-Hall) zijn ook sporen te vinden van de man die waarschijnlijk verantwoordelijk is voor het overbrengen van de van oorsprong Vlaamse codex naar Duitsland. Verschillende gegevens wijzen, anders dan de gangbare meningen hieromtrent, in de richting van Erasmus Neustetter, een zestiende-eeuwse Duitse humanist en bibliofiel. Met zekerheid weten we dat Neustetter het boek in 1578, samen met nog andere Middelnederlandse handschriften, opnieuw liet inbinden in een prachtig witleren band met zijn familiewapen erin. Deze Neustetter had in zijn jeugd enkele jaren doorgebracht in de Nederlanden. Hij studeerde o.a. in Leuven, waar zijn naam terug te vinden is in de immatriculatielijsten van 1541. Na zijn omzwervingen door de Nederlanden reisde Neustetter door naar Bologna (1543) waar hij verdere studies begon. Vermoedelijk heeft hij toen de codex met Van den vos reynaerde, samen met nog andere Middeinederlandse handschriften, met zich meegenomen. Later werd Neustetter deken en proost in Comburg, waar hij ook zijn bibliotheek uitbouwde. In de barokkerk van het slot Comburg werd ter zijner gedachtenis een epitaaf aangebracht.
Materiaal genoeg dus, niet enkel voor boeiende t.v.-uitzendingen omtrent de vos en diens wedervaren, maar ook om van de te verschijnen editie een unieke uitgave te maken, een must voor alle Reynaertliefhebbers.
Veerle UYTTERSPROT
| |
| |
| |
Reyn op school- en kinderfeest te Belsele
Het was op een Sinksendag in 1989 onder een boom dat al de 200 leerlingen van de Gemeentelijke Basisschool van Belsele (U weet wel, daar waar Isegrim en Reynaert mekaar ooit eens ontmoetten...) bij gelegenheid van de opendeurdagen het massaspel Reynaert de Vos opvoerden. Tekst en regie waren van de hand van leraar Mark de Beule. Voor de tekst baseerde hij zich vooral op de moderne bewerkingen van Decorte en Vermaere. Voor het decor inspireerde men zich op de prachtige tekeningen van Gustave van de Woestijne. De tekst werd vooraf door de kinderen op band ingesproken. Tussen de verschillende scènes zorgden de allerkleinsten (vier- en vijfjarigen) voor enkele aardige danspasjes, waaronder een onvermijdelijke Reynaert-new-beat en een dierenpolonaise.
In de voorbereiding stonden drie objectieven centraal: de kinderen moesten vooraf de tekst bespreken (de oudsten proefden zelfs even van het Middelnederlands); alle kinderen van de hele school moesten een rol hebben en zich goed voelen; tot slot werd er maar beperkt gerepeteerd (wat ook wel te zien was, maar wat de spontaneiteit in de hand werkte).
Dans, muziek, enthousiasme, een mooi decor en prachtig gegrimeerde acteurs en figuranten. De ruim 500 aanwezigen zagen een vol uur kindergeluk.
[R.v.D.]
| |
| |
| |
Reynaert-opera in Amsterdam
Al God, heer Bruun, wat is er gebeurd?
Uw handen en wangen zijn rood gekleurd,
ik word er een beetje wee van!
daar had u er eerst toch twee van?
Begin oktober '89 moet vanuit het hemelse (of helse...) Malpertuis goedkeurend gegrom van de oude Hellinga zijn vernomen. Het jongste spektakel dat zijn geestelijke kroost op het geweten heeft zal de hooggeleerde vos immers niet zijn ontgaan: drie dagen een uitverkochte grote zaal van het Amsterdamse Theater Marcanti. Daar presenteerde op 6,7 en 8 oktober het befaamde Opera & Operettegezelschap Thalia de fabel-opera Reynaert, gecomponeerd door Willem Woestenburg op een vermakelijk en intelligent libretto van Joop Fransen. Dit alles in samenwerking met het Amsterdams Promenade Orkest, aangevoerd door de veelzijdig begaafde librettist zelf, die ook tekende voor de inventieve regie. Onder hartelijke bijval van een zeer gemêleerd publiek zette het 75-jarige Nederlandse hoofdstedelijke amateurgezelschap in feite een vernieuwingstraditie voort: nu door en voor het eerst een totaal nieuw geschreven en gecomponeerd werk te brengen.
De componist, docent aan het Amsterdams Conservatorium, ‘koos bewust een tonale schrijfwijze, waarbij van een grote verscheidenheid aan stijlen is gebruikgemaakt, van de middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw’, aldus het programmablad. Erbij vermeld mag, dat deze -ook vaak humoristisch uitwerkende- benadering nergens gemakzuchtig of goedkoop was, en door grote aandacht voor de verstaanbaarheid het (enthousiaste) publiek optimaal kans bood de tekst te volgen. Dat die prima overkwam was behalve aan haar eigen kwaliteit in belangrijke mate te danken aan de zorgvuldige voordracht; Thalia is een amateurgezelschap, maar de leden -afkomstig uit wel zeer verschillende maatschappelijke sectoren- verenigen veelal grote theatrale geestdrift en begaafdheid met gedegen muzikale en zangtechnische scholing, bij enkelen zelfs op professioneel niveau.
Het libretto is geestig en goed zelfstandig leesbaar. Joop Fransen, als musicus en theaterman in hoge mate autodidact, is sinds 1974 vast dirigent, sedert 1978 tevens vast regisseur van Thalia, en daarnaast als dirigent ook aan andere gezelschappen verbonden. Als vertaler van talrijke opera's en operettes, alsmede van een Duits werk over ballet, had hij zijn sporen al verdiend. Maar met deze heel vrije en toch met groot respect voor het origineel gedichte Reynaertbewerking heeft hij wel een bijzondere prestatie geleverd. Hij zal daarbij zeker geprofiteerd hebben van zijn grote vertrouwdheid met Reynaert, opgebouwd in de jaren dat hij, als
| |
| |
student Nederlands, de inspirerende colleges van Hellinga volgde -zoals lotgenoten weten: theaterervaringen op zichzelf.
Fransen schroomt niet theatrale vondsten toe te passen. Grimbeert slaagt bijvoorbeeld in zijn missie, door heel attent als in de hele familie gewaardeerde oom voor de kinderen Reynaert cadeautjes mee te brengen en hobbelpaard met ze te spelen. Wel komt dan later Reynaerts ‘verraad’ hard aan, wanneer hij in zijn leugenverhaal aan Nobel ook Grimbeert beticht van plannen tot koningsmoord: dat wordt immers niet gelegitimeerd door voor het publiek inleefbare wrok. Maar de toeschouwer realiseert zich wel dat deze aantijging even onwaar moet zijn geweest als die jegens Tibeert en trawanten. Een andere kostelijke ingreep is de vervanging van Reynaerts lekebiecht door een scène waarin de kindertjes Reynaert slechts naar bed willen mits moeder ze -al heeft ze wel andere zorgen: Reynaert staat terecht- een verhaaltje voorleest: over die domme wolf, die met zijn staart in een wak vissen denkt te vangen of door de vos zijn poten aan het klokketouw laat binden. Voor een beetje meledrama schrikt Fransen niet terug; maar dat wordt voortdurend gerelativeerd door een ironie waarin ook de muziek een belangrijke rol speelt. Zo eindigt een gevoelig afscheidsduet tussen Reynaert en zijn vrouw, vóór het vertrek met Grimbeert, in een liefderijke aanmoediging door Hermeline: ‘O Reynaert, Reynaert, hou je goed! / Vergeet je jas niet, en je hoed’ -en dat dan in coloratuur...
Ook elders in het stuk wedijveren tekst en muziek om het effect; zo bijvoorbeeld door de manier waarop na een vernuftig Requiem voor Coppe Jan Frans Willems' vondst van een komisch rijmwoord is getoonzet: ‘Hier ligt Coppe, de edelste kip. / Zij ruste in vrede. RIP. RIP. RIP.’ De afsluiting van een trouwens heel amusante scène (‘'t Was een pracht van een kip, / en haar deugd een begrip... / en geen dochter van mij / was bedreven als zij / in de kunst van het eieren leggen’... ‘Maar gelukkig, o heer, / ieder ziet het: dit keer / is een corpus delicti voorhanden. / Deze kip zonder kop / zegt genoeg...’).
Niet alleen muziek en tekst leveren verrassingen op, zoals: ‘Sire! Reynaert praat / alsof het in de bijbel staat. / Hij heeft het achter de oren!’, en Belijn: ‘Ik heb zeven zusters en een broertje aan hem dood!’; of de laatste regel vóór de grote slot(quadripel)fuga losbarst: ‘Het schaap dat op de mens vertrouwt, / eindigt nog als schapebout’. Ook mise en scène en aankleding mogen er zijn: Reynaert leest bij het knus ontbijt De Vrije Vos; een hoforkest met krekels op vedels; een schildpad en premie-A-woninghuisjesslak hobbelen achter de stoet naar de galg. In sommige delen functioneert een prachtig schimmenspel als decor; Tibeert is een fraaie getergde kater (‘Male quaesite, / male perdite! / U ziet: een kat spreekt ook zijn talen.’); en poedel Cortoys is, zoals bij dat fatje past, in meer dan één opzicht onbetaalbaar.
| |
| |
Kortom, anno 1989 blijkt Reynaert ook in Amsterdam nog springlevende inspiratie tot geanimeerde burgercultuur. Wat jammer dat het voorlopig moest blijven bij slechts drie opvoeringen! Evenwel -de Stichting Kameropera Nederland overweegt (ingekorte) opvoeringen in het scholencircuit. Er zijn ook video-opnamen gemaakt; maar de banden daarvan zijn slechts bedoeld voor de leden van Thalia. Gelukkig kon een van deze banden beschikbaar worden gesteld aan de afdeling Middelnederlandse Letterkunde van de Nijmeegse universiteit. Tekstboeken en klavieruittreksels kunnen eventueel wèl worden besteld, bij de dirigent-regisseur-auteur zelf: J. Fransen, Herengracht 64, 1015 BP Amsterdam, tel. 020-239410; prijs: HF 100 (volledig klavieruittreksel), HF 15 (tekstboek).
R. MOLLEVANGER, Nijmegen
| |
Reynaertraad te Rupelmonde (14.10.89)
Als naar jaarlijkse gewoonte klom ik op die bewuste zaterdag, tussen de oude bekenden, naar boven in de Watermolen van de Mercatorstede om er de Reynaertraad bij te wonen. Voorzitter Bert Peleman had ons weer uitgenodigd op zijn vossezolder om er de huldiging bij te wonen van twee verdienstelijke trawanten van de rode rekel, evenals hij, ‘rasechte Waaslanders’.
Enigszins licht in het hoofd na de openingsborrel van gastvrouw en gastheer Van Bogget aanhoorde ik een ontstuimige Peleman. Hij verwelkomde ze allemaal, de ridders en de ordeleden, en ze waren met velen. In tegenwoordigheid van Griet van den Broeck herdacht hij haar echtgenoot Bert, een vos onze Reynaert zeer verknocht, die ons in het voorjaar schielijk is ontvallen.
Toen sprong Herman Vos in de ring, die des Reynaerts ordes erevoorzitter was en loofde de burgervader van Kruibeke Antoine Denert, ‘den fellen met den zwarten baarde’ om zijn niet aflatende inzet voor zijn stede en zijn burgers van de dorpen. Hij prees hem voor zijn ludieke Reynaerdeske aanpak van de gemeente- en Scheldeproblematiek. Een schalker man is niet te vinden, meende deze erevos. Als er een moet geridderd worden, dan is hij het. Wat men dan ook terstond deed. Nu hoorde men instemmend geluid van de aanwezige ridderschaar.
Toen het hof weer gezeten was, haalde Van Daele uit zijn tas een laudatio. Onder aanmoedigend ha en ho smeerde hij stroop aan de baard van Jo die hij eerde omdat hij op plaat de strapatsen van onze Reynaert had ingesproken. De lof werd niet onder stoelen of banken gestoken. Hij wou dat ieder voortvertelde, met welke inzet, welk geduld Jo van Eetvelde de vos taalvaardig had geplant in Waas, in Vlaanderen, in Nederland. Toen ook Jo de staart was aangespeld, heeft hij ons in middel- | |
| |
eeuws Vlaams van de vos verteld, en hoe hijzelf uit grote nood Reynaert de vos had neergepoot obsédé door diens felle avonturen in een ademstoot van wel drie uren. Na dit academisch gebeuren verzamelde Peleman de hele meute achter zich an. Gezeten op zijn stokpaard lokte hij ze in slipjacht naar een nieuwe hagedochte te ‘Basele’ in het kasteel van Wissekerke. Hier belandde hij weliswaar in het revier van vos Denert wiens Hermeline rijke tafelen had gedekt voor de ganse vossebent. De stoere gewelven werden op slag Malpertuus gedoopt.
Nadat ook hier menig dier zijn woord had voorgebracht, de ene over de Hopduvel te Opwijk, de andere over het Comburgse handschrift-Reynaertproject, verhief zich ene Fred genaamd Van Bogget. In een gefundeerde klacht hekelde hij de almacht van de voorzitter die zonder hem te kennen, Malcrois te Rupelmonde had opgegeven, zijn pelswarme hut die al jaren gastvrij de vosseridders had beschut, om hier in Wissekerke, vergezocht, onder te duiken in de Malpertuuskrocht. De toekomst maakt zich zorgen of die inderdaad het beste wordt van Reynaerts borgen.
Overzichtelijk resumeerde toen Van Daele de huidige stand van zaken in het Reynaertonderzoek. Verder stelde hij de omgekeerde wereld van dit vossegebeuren in het licht, waarbij ridders worden geslagen door aan hun kragen een vossestaart te spelden. Het onedele vossenattribuut dat de ganse middeleeuwen door, tot bij Bruegel, de marginaliteit en dubbelzinnigheid symboliseerde, wordt hier het eremerk voor vossehelden.
Als avondsluiting zegende burgemeester Denert het ganse hof. In politiek, in vriendschap en in wetenschap slechts één stelregel respecteren, nl. dienstbaarheid. Toen wij afscheid namen, regende het pijpestelen, heb ik mij laten vertellen.
Herman HEYSE |
|