Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot
(2012)–Anoniem Thirsis Minnewit– Auteursrechtelijk beschermdOp een aangename Voys1.
Het is een yder wel bekent
Wat heeft den Soldaat tractement: Ga naar voetnoot+
Die niet veel kan verdragen, Ga naar voetnoot+
Wanneer zyn Leening Ga naar voetnoot+ is verteert,
Hoort men hem somtyds klagen.
2.
Het beurde lest een braaf Soldaat
Dat hy zyn Geld verzopen had,
Hy had 'er geen zin tot stropen.
| |
[pagina 52]
| |
Syn Rok Ga naar voetnoot+ en Broek die was heel kaal
Geen Schoenen om te kopen. Ga naar voetnoot+
3.
Hy had geen Goed of eenig Gelt,
En heeft hem op de gangh gestelt,
Is na de Kapiteyn geloopen: Ga naar voetnoot+
‘Myn Heer, ey lieve, beschaft Ga naar voetnoot+ my Gelt
Want ik moet Kleeren koopen.
4.
Want siet, myn Rok die is vergaan,
Geen Kous of Schoenen heb ik aan:
Beschaft myn Gelt of Laken
En ik sal na den Snyder gaan
En hem een Rok doen maken.’
5.
Terstont zoo sprak den Officier:
‘Wat queld my desen Kallert hier! Ga naar voetnoot+
Wegh, hier van daan, te smeelen! Ga naar voetnoot+
En als gy dan geen Gelt en hebt,
Dan moet gy wat gaan steelen.’
6.
Den Soldaat dagt na sijne sin:
‘Dat blaast myn Heer geen doven in’,
En ging doe wegh vol klagen:
‘Myn Heer die heeft myn sulks gezeyt,
Ik sal een kansje wagen.
7.
Mijn Heer die heeft een Mantel koen,
Die had ik zeker wel van doen, Ga naar voetnoot+
Ik sal hem dan genaken:
Daar van sal ik een schoone Rok
Voorzeker laten maken.
8.
Hy kreegh hem door sijn loos bedrog,
Heeft hem tot den Snyder gebrogt:
‘Maakt myn een Rok van 't Laken.
| |
[pagina 53]
| |
En al wat daar van overschiet,
Houd gy dat voor u maken.’ Ga naar voetnoot+
9.
Het leet een dag vyf, zes daar aan
De Kapiteyn quam hem tegen gaan: Ga naar voetnoot+
‘Wel, hoe dus moy in de Kleeren?’
‘Ik heb mijn Kapiteyns raad gedaan,
Doen hy my zoo gongh leeren.’
10.
Den Kapiteyn keek de Rok vast Ga naar voetnoot+ aan
En is met hem wat voortgegaan
Sey: ‘De Dieven, onverholen,
Die hebben over een dach vyf, zes Ga naar voetnoot+
Myn Mantel wegh gestolen.
11.
Dat lykt het Laken wel, gewis,
Of 't van myn eygen Mantel is.’
Den Soldaat die sprak by trouwen: Ga naar voetnoot+
‘Dees Rok die is 'er van gemaakt,
Dat 's wis, met wyde mouwen.’
12.
Den Kapiteyn wiert heel obstinaat Ga naar voetnoot+
En bood Ga naar voetnoot+ den Soldaat voor Krygs-Raat;
Hy klaagde van sijn stroopen.
Moest aan de Galg of op de Poort Ga naar voetnoot+
Of door de Spits-roe loopen.
13.
Den Soldaat sprak: ‘Myn Heeren, siet,
Ik vraagd' om Geld, hy gaf my niet,
En ik wou niet garen hangen;
Ik heb mijn Kapiteyns raad gedaan
Doen hy my niet wou langen. Ga naar voetnoot+
14.
De Heeren weesen 't Vonnis uyt,
Den Kapiteyn keek op zijn Snuyt,
En zy waren vol van trouwen: Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 54]
| |
‘Den Soldaat had een Rok van doen
En sal hem ook wel houwen.’
|
|