De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |
Produktiviteit van het suffix -esk.Onder produktiviteit als morfologisch fenomeen verstaan we, met Schultink, ‘de voor taalgebruikers bestaande mogelijkheid door middel van het morfologisch procédé dat aan de vorm-betekeniscorrespondentie van sommige hun bekende woorden ten grondslag ligt, onopzettelijk een in principe niet telbaar aantal nieuwe formaties te vormen.’Ga naar voetnoot1 Wanneer we menen in het huidige Nederlands een toenemend gebruik van adjectiva op -esk op te merken, is produktiviteit van genoemd suffix alleen waarschijnlijk te achten wanneer voldoende nieuwvormingen geregistreerd kunnen worden (waarvoor een absolute statistische maatstaf moeilijk gevonden kan worden) en wanneer deze nieuwvormingen duidelijk een onopzettelijk karakter dragen. Dat laatste schijnt het geval; over het eerste moge de lezer zelf oordelen, waarbij het goed is te bedenken, dat woorden op -esk een geleerde formatie vertegenwoordigen, die uiteraard een beperkter gebruik vertoont dan suffigering met vanouds Nederlandse morfemen als -ig of -erig. De foneemcombinatie /sk/ in auslautspositie is bovendien niet inheems; het enige voorbeeld dat in de Fonologie van het Nederlands en het Fries compareert, is het leenwoord kiosk.Ga naar voetnoot2 Het is voor dat alles niet verwonderlijk dat formaties op -esk bepaald niet in de zogenaamde volkstaal aangetroffen worden. Produktief kan een suffix als het onderhavige slechts worden, wanneer de taalgebruiker zich bewust is van de vorm-betekeniscorrespondentie die ten grondslag ligt aan hem reeds bekende woorden. Zo zal een Nederlander, zich bewust van het vormverschil tussen groen en groenachtig en een daarmee gepaard gaand - overigens niet geëxpliciteerd - betekenisverschil, in staat zijn naast een kleurnaam als sepia zonder moeite een formatie als sepia-achtig te produceren. Een condicio sine qua non is daarvoor bewuste kennis van een grondwoord of simplex als uitgangspunt, en juist dit laatste is bij een aantal oudere, reeds lang in het Nederlands voorkomende woorden op -esk kwestieus, omdat de etymologische samenhang met een grondwoord geheel versluierd is. We denken hier aan burlesk, grotesk en pittoresk, waarvan de hieraan ten grondslag liggende simplicia: lat. burra (dimin. burrula) ‘grap’, ital. grotta ‘grot’ en ital. pittore ‘schilder’, de Nederlandse taalgebruiker bezwaarlijk bewust kunnen zijn. De lotgevallen van het woord grotesk tonen duidelijk aan hoe de intellectuele lading die dit woord mettertijd heeft gekregen, ertoe bij heeft gedragen de oorsprong te verduisteren. Als afleiding van grotta werd het gesubstantiveerde adjectief grottesca reeds aan het einde van de 15de eeuw gebruikt om er een bepaalde soort ornamentiek mee aan te duiden, die men bij opgravingen in Rome had aangetroffen. Het wordt dan spoedig een terminus technicus in de kunstgeschiedenis, zodat in 1502 kardinaal Todeschini Piccolomini de schilder Pinturicchio kan opdragen plafondschilderingen te | |
[pagina 323]
| |
maken met zulke fantasieën, kleuren en verdelingen che oggi chiamano grottesche.Ga naar voetnoot1 Naast maureske en arabeske blijft grot(t)eske dan, eerst als zelfstandig naamwoord, later ook als adjectief, via Franse bemiddeling, zowel in Duitsland als in Nederland in gebruik voor bepaalde soorten van ornamentiek. Vooral in een tijd van verfijnde beschaving en intellectuele bezinning op esthetische begrippen, de 18de eeuw, tijd ook waarin de Franse invloed aanzienlijk was, zien we hoe woorden op -esque in de Germaanse talen overgenomen worden. Het pittoreske blijkt in Engeland - in de etymologisch doorzichtiger vorm picturesque - te voldoen als ‘an aesthetic category distinct from both the sublime and the beautiful, in the neo-classical sense - for which no English term except the vague, and still to many ears disparaging, “romantic” was yet available.’Ga naar voetnoot2 Bewijsplaatsen in de woordenboeken tonen aan dat de verbreiding van arabesk(e), burlesk, grotesk, pittoresk en romanesk in de 18de eeuw reeds aanzienlijk was; enkele woorden zijn nog ouder zoals soldatesque, dat in deze Franse schrijfwijze in Nederland al in de 17de eeuw bekend was in de betekenis ‘krijgsvolk’, evenals het hd. Soldateska reeds voor de dertigjarige oorlog aan het ital. soldatesca ontleend was.Ga naar voetnoot3 Als gangbare Nederlandse woorden kunnen voorts nog vermeld worden: clownesk, gigantesk en humoreske,Ga naar voetnoot4 waarvan het afleidingskarakter doorzichtig is, en chevaleresk dat als rechtstreekse ontlening aan het Frans beschouwd moet worden, daar de verhouding tot chevalier van dien aard is dat ze niet tot enigerlei morfonologische regel van de Nederlandse taal herleid kan worden.Ga naar voetnoot5 Als groep hebben deze woorden blijkbaar voldoende coherentie vertoond - misschien wel dank zij de anomale fonematische structuur van hun woordeinde - om tot produktieve uitbreiding van -esk aanleiding te geven, waarbij slechts de paren clown/clownesk, gigant/gigantesk, humor/humoresk(e) en soldaat/soldatesk voldoende doorzichtigheid van etymologische samenhang bezeten hebben om de hier aanwezige vorm-betekeniscorrespondentie dermate expliciet bewust temaken, dat de taalgebruiker de derivatie op -esk onopzettelijk kon gaan toepassen.Ga naar voetnoot6 Vooral als afleiding van eigennamen blijkt het suffix -esk te voldoen en het is daarbij niet bij voorbaat uitgesloten dat buitenlandse lectuur bij verschillende geleerde schrijvers een beïnvloedende rol gespeeld heeft; | |
[pagina 324]
| |
immers ook in het Engels en Duits blijkt dit van oorsprong Romaanse suffix zeer gemakkelijk hanteerbaar.Ga naar voetnoot1 Als voorbeelden van Nederlandse nieuwvormingen troffen we de volgende woorden aan (Het uitgangspunt van de derivatie vermelden we daarbij tussen haakjes): cabarettesk (cabaret), carnavalesk (carnaval), faunesk (faun), kolonesk (kolonel?) laudesk ((cum)laude), muzikantesk (muzikant), regentesk (regent), soldatesk (soldaat), sultanesk (sultan). Materiaal: cabarettesk: Beeldende, volkse, volstrekt ongehoorde waarheden als een kroeg die zelfs een cabaretteske geest als Ferdinandusse nooit op eigen kracht had kunnen bedenken (nrc 16 juli 1966); Een Cabarettesk Programma van Jaap van de Merwe (adv. nrc 25 jan. 1967) - carnavalesk: Carnaveleske vertoning in gemeenteraad van Huissen (nrc 24 dec. 1965); Het was een carnavaleske vertoning waarbij onder meer notulen van een vergadering uit . . . 1851 ter tafel werden gebracht (nrc 24 dec. 1965) -faunesk: Een faunesk baardje (mondeling 16-5-'66) - kolonesk: In het gebouw waar ik binnentrad om een lezing te houden, kwam een koloneske figuur op mij af en vroeg zonder inleiding: ‘Hoe laat is het pauze?’ (S. Carmiggelt, Spijbelen, 2de druk, Amsterdam 1956, blz. 28) - laudesk: Allereerst geluk gewenst met je laudeske promotie (part. corresp. aug. 1955) - muzikantesk: Casadesus brengt op zijn geheel persoonlijke wijze een zeer muzikanteske en jeugdig-dynamische Beethoven-visie naar voren, waaruit een onmiskenbare gratie en noblesse spreekt (Luister, 13de jaarg. nr. 152, blz. 205); Men wordt geconfronteerd met eerlijk, mazikantesk pianospel, dat door het ontbreken van een gestroomlijnde perfectie juist iets zeer natuurlijks heeft (nrc 22 okt. 1966); . . . opnamen van een heleboel van die muzikanteske Fransen (mondeling 16-2-'66) - regentesk: Mulisch als conservatieve, regenteske spellingspecialist met de aankondiging van natuurlijk een teach-in over deze zaak (nrc 11 maart 1967) - soldatesk: Onze Deuzeldonkse opvoeding was weinig maatschappelijk en vooral niet soldatesk, maar je aanleg en afstamming zijn ongetwijfeld van invloed (A. Roothaert, De vlam in de pan, Utrecht z.j. blz. 75); De motie constateert dat (. . .) derhalve elk militair vertoon en soldatesk optreden moet worden beperkt (R.v.d.K. in Trophonios 6 mei 1966) - sultanesk: ik was op een bepaalde manier ook jaloers op die sultaneske verschijning, de distinctieven, de onzichtbare maar machtig voelbare autoriteit die van de man met de donkere snorren uitging (Th. de Vries, Kapitein ter zee, in: nvt xix (1966) blz. 306). - Daarnaast zijn te vermelden de afleidingen van eigennamen: (Avifauna), bernesk (Berni), caravaggesk (Caravaggio), dantesk (Dante), | |
[pagina 325]
| |
donjuanesk (Don Juan), donquichotesk (Don Quichot), hoffmannesk (Hoffmann), hollandesk (Holland), kafkaesk (Kafka), luciferesk (Lucifer), michelangelesk (Michelangelo), michelesk (Michels), pinteresk (Pinter), pirandellesk (Pirandello), pléiadesk (Pléiade), rembrandtesk pinteresk (Pinter), pirandellesk (Pirandello), pléiadesk (Pléiade), rembrandtesk (Rembrandt), rubenesk (Rubens), schumannesk (Schumann), ubuësk (Ubu). Materiaal: andresk: Typish andresk: iemand uitnodigen en dan later niet meer weten wie het is (mondeling 28-6-'51) - avifaunesk: Hzal niet aan ieder van u bekend zijn, dat het avifauneske Landsmeer in Waterland, kan bogen, behalve op een Roerdompstraat (. . .) ook op een Keratellastraat . . . (C.A. Zaalberg, Straatnaamgeving, Jaarb. Mij. d. Ndl. Lett. 1964-65, Leiden 1965, blz. 3) - bernesk: Typisch bernesk zijn ook de viezigheden in vss. 189-193; . . . obsceniteiten, die in de berneske literatuur ook niet zeldzaam schijnen te zijn, . . . (J. Smit, Driemaal Huygens, Assen 1966, blz. 93, 94, met nog drie andere plaatsen op deze blzz.) - caravaggesk: Vroege caravaggeske studie met het motief van Mozes die water uit de rots slaat (nrc 24 dec. 1966) - dantesk: De herinneringen die opkomen, voeren ons terug naar wat we lazen over Eduard en over Annie, en naar de lectuur van Francesca da Rimini, aan welk dantesk thema hij uitbreiding gaf in een niet voltooid, groot gedicht (H.A. Wage, Dagend dichterschap. Een onderzoek naar de ontwikkeling van de dichter P.N. van Eyck tot en met de Italiaanse periode, Leiden 1967, blz. 51) - donjuanesk: Dick Boersma zette onvervaard het offensief in, gestimuleerd door de overweging, dat er toch maar niks boven een Belgische vrouw gaat, terwijl Andreas zich met Don Juaneske allures bij hem aansloot (H. Lampo, De komst van Jaochim Stiller, 2de druk, Amsterdam 1961, blz. 76); Of was het misschien, ik durf het nauwelijks neerschrijven, was het misschien een donjuaneske doem die mij als een opgejaagde dreef van het ene bordeel naar het andere? (Roger van de Velde, Die dag in dat bordeel, De Nieuwe Stem, jaarg. 22 (1967), nr. 23, blz. 141) - donquichotesk:Havelaar is de strijder voor recht, wiens donquichoteske mentaliteit al een voorafspiegeling vindt in de jonge Sjaalman (A.L. Sötemann, De structuur van Max Havelaar, Utrecht 1966, blz. 71; tevens op blz. 68. - hoffmannesk: Kijk,daar heb je de typisch hoffmanneske figuur van X (mondeling 13-12-'66); Het zijn van die hoffmanneske caricaturen (mondeling 10-8-'67) - hollandesk: ‘Hollandesk 1966’ (naam van een omlegkalender met foto's van Holland; de naamgeving kan hier ook berusten op de combinatie van Holland en desk) - kafkaesk:Maar anno 1965 met zijn absurde kunst, met krankzinnigengestichten op het toneel, met mensen als marionetten en literatuur en film, met Kafkaeske droomwerelden in romans, toneelstukken en films, ontdekken wij in de 46 jaar oude ‘Caligari’ trekken uit en van onze tijd (nrc 1 okt. 1965); een schulddelging (. . .) met een verhouding schade/baat die (. . .) hopelijk minder Kafka-esk aandoet! (nrc 23 aug. 1966) - luciferesk: Na een paar vacantiedagen ben ik weer luciferesk teruggestort in de journalistiek M. ter Braak aan E. du Perron, 27 april 1935, Briefwisseling, deel iii, blz. 181 - michelangelesk: Odinot blies en greep naar zijn hart, en maakte de indruk van een denkbeeldig Michelangeleske figuur, getiteld ‘De gefolterde gigant’, . . . (S. Vestdijk, De andere school, in: Terug tot Ina Damman/De andere school, Rotterdam, 's-Gravenhage 1949, blz. 320) - michelesk: Dat is michelesk! (mondeling 7-7-'66; gezegd naar aanleiding van een voorbeeld van filologische acribie) - pinteresk: Het kan best zijn dat De Boer talent bezit, maar wij geloven daar pas in wanneer hij zich heeft losgeschreven van de invloed van de Engelsman, die hem zo in de greep heeft dat De Sprakelozen een bloemlezing van Pintereske scènes, dialogen en figuren is geworden, . . . (nrc 26 mei 1967) - pirandellesk: De pirandelleske verschuivingen, die deze tragiek meebrengt, heeft Guzman nergens te zwaar aangedikt (M. ter Braak, Verzameld Werk, deel 6, Amsterdam 1950, blz. 487) - pléiadesk: Na de aanroeping van de Muzen in groot-epische stijl en de Pinda- | |
[pagina 326]
| |
rische of liever Pléiadeske beschrijving van de furor poeticus volgt het verslag van een zieletocht, . . . (C.A. Zaalberg, in NTG. 58(1965) blz. 258) - rembrandtesk: Wat een rembrandtesk tafereel! (mondeling 28-12-'64) - rubenesk: hij (=Vondel) hield van den Rubenesken stijl (F. Schmidt Degener, Rembrandt en Vondel in: Phoenix, Amsterdam z.j. (1944) blz. 107) - schumannesk: Typisch schumannesk hè, dit lied? (mondeling 8-ll-'65) - ubuësk: en de heer is mijn getuige, dat ik een verklaard hater ben van de ubuëske stelling dat literatuur nobel, zuiver, verheffend, kies en edel zou moeten wezen, zoals, naar ik geloof, Hermans eveneens (Rudy Kousbroek, Het binnenste van de Mandarijn, Maatstaf iii (1955/56 blz. 208).- De bovenvermelde nieuwvormingen op -esk vormen voldoende materiaal om er enige conclusies betreffende hun morfologie uit te trekken. Omtrent het accent valt bij alle nieuwvormingen op te merken dat dit op de laatste syllabe komt te rusten, ongeacht de accentuatie van het grondwoord. Indien het grondwoord op een vocaal of -ǝ eindigt, vervalt deze bij het derivaat (Pirandello/pirandellesk, Dante/dantesk), tenzij een niet meer dan twee syllaben tellend woord eindigt op -a of -u, in welk geval het suffix op deze vocaal volgt (Kafka/kafkaesk, Ubu/ubuësk). Dit laatste zal samenhangen met de eis dat de ‘Gestalt’ van het grondwoord herkenbaar moet blijven; indien slechts één lettergreep voor het suffix over zou blijven, loopt de doorzichtigheid van de gehele afleiding gevaar; vandaar dat wèl avifaunesk zonder risico van misverstand gevormd kan worden, maar minder gemakkelijk kafkesk. Uitzonderingen op deze regel vormen andresk, dat blijkens de gespreksituatie waarin het optrad, een afleiding van André was, en bernesk, dat onduidelijk blijft zolang men niet door lectuur van de context heeft kunnen vaststellen dat als uitgangspunt de eigennaam Berni diende. Volledig normaal zou hier ook zijn geweest andré-esk en berni-esk, zoals men ook zonder aarzeling landruësk van Landru zou kunnen afleiden. Tweesyllabige woorden op -ǝ verliezen deze ∂ (verg. laudesk van laude en dantesk van Dante) voor het suffix -esk, stellig wel doordat de ǝ nooit prominent kan zijn en de voorafgaande syllabe daardoor voldoende differentiërend werkt om de woord-‘Gestalt’ van het grondwoord herkenbaar te houden; bovendien zou de toevoeging van [esk] na [ǝ] tot een onbevredigende hiatus leiden. - Invloed van de Italiaanse spelling moet worden aangenomen bij caravaggesk als afleiding van Caravaggio; de uitspraak moet hier zijn [ka.ra.vαdzjεsk] naast [ka.ra.vαdzjo.]; klankwettig sluit de vorm zich bij de andere aan. Geformaliseerd in regels kunnen we dus de volgende gevallen onderscheiden (hierbij gelden de symbolen tussen schuine strepen // als één lettergreep; wat tussen ronde haakjes () staat, is facultatief, d.w.z. de daartussen staande symbolen kunnen wel of niet voorkomen; op de plaats van de puntjes ... denke men zich combinaties van consonanten (C) en vocalen (V) volgens de regels van de in het Nederlands vigerende morfonologie):Ten aanzien van de suffigering met -esk bij woorden die op een consonant eindigen, gelden dezelfde regels van de morfonologie der meervoudsvorming op -en, zodat bijv. | |
[pagina 327]
| |
stemhebbende occlusieven die aan het woordeinde tot stemloze geneutraliseerd zijn, in intervocalische positie weer stemhebbend worden. Ons enige (dubieuze) voorbeeld is Holland [hәlαnt] /Hollandesk [hәlαndεsk], maar het is geheel volgens de verwachting dat men van snob [snәp] zonder nadere reflectie snobbesk [snәbεsk] zou vormen. Een uitzondering op de regel dat -esk zonder meer achter elke consonant gesuffigeerd kan worden, vormen tweesyllabige woorden op liquida + s, waarbij de s verdwijnt: Rubens/rubenesk, Michels/michelesk. Een schijnbare uitzondering biedt het hypothetische geval, dat men van een eigennaam als Van Wageningen een derivaat op -esk zou willen vormen: dit zou zonder twijfel wageningesk luiden, en niet wageningenesk, maar dat is volledig in overeenstemming met de boven-geformuleerde regel voor woorden op ∂; immers deze naam luidt normaliter [vαnwa. γәnιηә]. Eventuele voorvoegsels bij achternamen (van, de, van der, etc.) worden, evenals initialen, bij het derivaat achterwege gelaten. De regel voor de afleiding van woorden op een consonant eindigende, zou dus kunnen luiden:Een apart geval blijft het bij Carmiggelt aangetroffen woord kolonesk, dat wel als afleiding van kolonel beschouwd zal moeten worden. Tegen de afleiding kolonel(l)esk pleit echter klankwettig beschouwd niets (men vergelijke carnavalesk); onzekerheid ten aanzien van een nieuwvorming met twee maal [ε] in opeenvolgende syllaben, alsmede een ongewoon schriftbeeld kunnen ertoe bijgedragen hebben, deze anomalie teweeg te brengen. Het geval kan overigens als symptomatisch beschouwd worden: er is duidelijk sprake van onopzettelijke taalschepping op basis van een morfologisch procédé dat de taalgebruiker niet ten volle bewust is geweest; soortgelijke aarzeling kan ook een rol gespeeld hebben bij de hierboven genoemde woorden andresk en bernesk. Het betrekkelijk frequente voorkomen van formaties op -esk in recente tijd wettigt het vermoeden dat de taalscheppers die we hier betrappen, behoefte gevoeld hebben aan een subtielere betekenisnuance dan het Nederlandse suffix -achtig zou hebben verschaft. De categoriale betekeniswaarde van -esk ligt in de sfeer van het zgn. dispositionele oordeel. Onder dispositie verstaan we hier een regelmaat van gedrag, een vast gedragspatroon of gelijkvormigheid in de gedragingen van een bepaald persoon. ‘Het sterkste voorbeeld hiervan treffen we aan bij het gebruik van een eigennaam in dispositionele betekenis. Als iemand iets doet, wordt soms opgemerkt “Dat is nou echt Jan Jansen”. De desbetreffende handeling wordt dan voorgesteld als deel uitmakend van het volstrekt eigenaardige en onvergelijkbare geheel van gedragswijzen dat één enkel individu van alle andere onderscheidt.’Ga naar voetnoot1 Zo is het slechts één stap van Dat is nou typisch André naar Dat is nou typisch andresk, waarbij het adjectief de voorstelling van zaken iets meer veralgemeent. De categoriale waarde van -esk zou dan ook omschreven mogen worden als ‘de aan het door het grondwoord gedenoteerde toege- | |
[pagina 328]
| |
kende eigenschappen in specifieke mate bezittende of de eigenschappen van het door het grondwoord genoemde begrip of individu op typerende wijze vertonende’. In tegenstelling tot -achtig dat volgens Schultink objectief relativerende waarde heeftGa naar voetnoot1, bezit -esk, naar het ons toeschijnt, een sterker subjectief element; bovendien bezit (of suggereert) het een subtiliteit, waaraan men in intellectueel getint proza behoefte kan hebben, voorzover niet modezucht hierbij een moeilijk concreet te omschrijven rol speelt. Het spreekt vanzelf dat de hier geleverde beschouwingen met het nodige voorbehoud gegeven worden. Het materiaal, dat slechts door toeval bijeengebracht kon worden, staat niet toe dat we van een plotselinge explosie van -esk-formaties kunnen spreken. Wel lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat -esk op weg is een produktief suffix te worden na enige eeuwen in slechts weinige woorden ‘gerust’ te hebben. Indien we dit proces van herleving in een beginstadium aangetroffen zouden hebben, moge deze summiere poging tot taalbeschrijving daarin haar rechtvaardiging vinden. Hilversum m.c. van den toorn |
|