De Nieuwe Taalgids. Jaargang 56
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Teksteditie andersIn een voorgaande aflevering van dit tijdschrift (p. 79-83) doet H.M. Hermkens een voorstel voor een nieuwe wijze van uitgeven, die hij demonstreert aan een fragment van Huygens' Trijntje Cornelis. Door eigen ervaringen op dit punt geleerd neem ik aan, dat zijn methode is ontstaan juist met het oog op een uitgave van werk van Huygens - al werkend pleegt men zijn methode te vinden. Nu moet ik allereerst bekennen, dat ik me met Huygens nooit heb bezig gehouden; ik ken zijn handschriften noch zijn drukken. En aangezien elke tekst, elke benaderingswijze van die tekst en elke lezerskring tot op zekere hoogte zijn eigen uitgavetechniek vraagt, had ik, die me meest onledig pleeg te houden met editie van laatmiddeleeuwse niet-literaire Friese teksten, misschien beter niet kunnen reageren. Aan de andere kant zijn er echter ook allerlei meer algemene problemen; wellicht kan de heer Hermkens en met hem het hele filologische bedrijf enig nut hebben van dit weerwerkGa naar voetnoot1). Ook de heer Hermkens zelf zal bij het corrigeren van de drukproeven van zijn artikel en bij het doorzien van het uiteindelijke resultaat wel al gemerkt hebben, dat de verdeling van de tekst over twee tegenover elkaar liggende bladzijden grote bezwaren heeft: de regels komen, hoe zorgvuldig zetter, drukker en binder ook te werk gaan, nagenoeg nooit zuiver tegenover elkaar te staanGa naar voetnoot2). Hoe moeilijk de correctie in dit opzicht is, blijkt uit een fout, die zelfs in dit korte stukje tekst al ingeslopen is: in de kolom 1657Ga naar voetnoot1), Vlack staat regel 3 te laag. Een zeer vergeeflijke fout voor wie beseft, dat ook uitgeven maar mensenwerk is, maar toch wel een waarschuwing: het kan wel zijn, dat die fout in een werkelijke uitgave vermeden zou zijn - daar kan men zich drie, vier, vijf drukproeven bedingen en alles rustiger en met meer hulp corrigeren dan bij een tijdschriftartikel mogelijk is - maar het feit blijft, dat ingewikkelde uitgaven, die er door groot vertoon van acribie op het eerste gezicht zo betrouwbaar uitzien, in werkelijkheid vaak ver van foutloos zijn. Het uitgavesysteem kan zó moeilijk worden, dat de uitgever fouten niet meer kan voorkomen. Als nu de bezwaren van de verdeling over twee pagina's alleen aan de kant van de uitgever lagen, kon men er desnoods vrede mee hebben: hij haalt ze zich zelf op de hals. Maar ook voor de gebruiker is het niet eenvoudig, de meest rechtse kolommen aan te doen sluiten bij de juiste regel van de linker bladzijde. Hij zal het niet kunnen stellen zonder een maskertje, dat slechts één regel tegelijk doorlaat. Deze bezwaren hebben me allereerst doen omzien naar een practischer wijze van uitgeven. Ik waag een vraag, die alleen de uitgever in zijn conscientie kan beantwoorden: is het inderdaad volstrekt nodig, alle lezingen, de hele tekstontwikkeling dus, in de tekst te zetten? Kunnen werkelijk niet sommige versies naar noten worden overgebracht? In het gepubliceerde fragment is de ontwikkeling binnen de autograaf zeer belangrijk. Verscheidene regels hebben daarin grote veranderingen ondergaan. Dat de uitgever die veranderingen in de tekst wil aangeven, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijkt me wel juist (of hij er de meest adaequate vorm voor gevonden heeft, betwijfel ik, maar daarover straks). In alle latere tekststadia gaat het in deze elf regels wat de zin betreft om betrekkelijk kleine retouches: in de apograaf wordt Dirxze vervangen door Gertze; in de editio princeps wordt Aen 't Volck toegevoegd aan het opschrift, terwijl in regel 2 soeckt door socht wordt vervangen. Alle overige veranderingen laten de zin zover ik zien kan onveranderd en raken óf alleen de spelling, óf - maar waarschijnlijk slechts bij uitzondering - íets meer: de uitspraak, de intonatie wellicht. En nu zal ik me natuurlijk niet schuldig maken aan de ketterij, dat die kleine veranderingetjes er niet toe doen. Ik geef graag en van harte toe, dat ze belang hebben. Maar ik betwijfel, of dat belang zo groot is, dat ze persé in de tekst moeten, waar ze de helft van het boek vullen. Het kan aan mij liggen, maar tot dusver heb ik nog maar heel weinig werkelijk filologisch resultaat gezien van al die kriebelige acribie, waaraan wij tekstuitgevers de laatste twintig, dertig jaar zo veel moeite en papier besteed hebben. De uitgever zelf haalt soms aardige dingen uit die minutiae, maar hij is dan ook meestal de enige, en hij werkt, goed beschouwd, niet naar zijn eigen uitgave maar rechtstreeks naar de uitgegeven bronnen. Van de gebruikers van de editie moet de uitgever niet te veel verwachting hebben; kleine bijzonderheden, die hij zorgvuldig heeft genoteerd, zullen misschien pas na vijftig jaar, misschien ook helemaal nooit te pas komen. En daarom: kunnen die kleinigheden dan niet beter in noten? Ik baseer mijn oordeel helemaal op de elf regels, die Hermkens heeft uitgegeven, maar als ík dit stukje Trijntje Cornelis moest uitgeven, zou ik eerder op twee kolommen van een brede bladspiegel (of anders in twee volkomen parallel lopende deeltjes) de tekst van de autograaf en die van de editio princeps afdrukken. De veranderingen van de apograaf t.o.v. de definitieve tekst van de autograaf zou ik opnemen in een afzonderlijk, van de andere noten gescheiden apparaat bij de autograaf; de veranderingen van de twee latere drukken zou ik op dezelfde wijze verwerken tot een apparaat bij de editio princepsGa naar voetnoot1). Twee zeer belangrijke tekststadia - de ‘groeiende’ autograaf en de tekst, zoals Huygens die voor de eerste maal onder het oog van het publiek bracht - zijn dan min of meer gewoon-leesbaar toegankelijk, de rest staat in de apparaten, waar de weinige daarin geïnteresseerden óók wel kunnen vinden wat ze zoeken. Het grote voordeel van mijn opzet in vergelijking met die van Hermkens is, dat althans de tekst van de editio princeps bij mij nog literair genoten kan worden (over de uitgave van de autograaf onder meer). Ook de taalkundig geïnteresseerde uitgever doet er naar mijn mening goed aan te bedenken, dat Huygens zijn Trijntje Cornelis niet bedoeld heeft als voer voor filologen maar als een kunstwerk. Vindt de uitgever, dat de ganse tekstontwikkeling inderdaad in de tekst moet - de tekstontwikkeling kan in de rest van Trijntje Cornelis wel veel ingewikkelder liggen dan in de eerste elf regels - dan kon hij naar mijn mening beter een verticale dan een horizontale opstelling van de redacties kiezen, een ‘partituur-uitgave’. In de frizistiek is deze uitgavemethode practisch gebleken, wanneer verschillende teksten, die niet al te sterk van elkaar afwijken, integraal parallel moeten worden uitgegeven. Daarover aanstonds meer; eerst wil ik Hermkens' tekstproeve aan een nadere beschouwing onderwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de autograaf heeft de uitgever zichtbaar geworsteld; naar mijn mening heeft hij verloren: de autograaf beheerst hèm. Zijn ideaal is geweest, het manuscript zo nauwkeurig mogelijk te volgen en de lezer een visueel beeld te geven van ‘de spannende genesis van het handschrift’ (p. 80). In een tijd, waarin voor nog geen cent per octavo bladzijde microkaarten geleverd kunnen worden, lijkt me dat ideaal ouderwets. Ik voor mij zie meer in de publicatie van een verantwoorde analyse van de autograaf (eventueel met toevoeging van een mapje microkaarten aan het eind van het boek) dan in een slaafse navolging, die toch nog vrij ver van de codex af moet blijven. Naar mijn mening behoort de uitgever zich te stellen op het standpunt van de filoloog en zich verre te houden van wat Lieftinck zo treffend handschriftenfetisjisme genoemd heeft. Pas door analyse kan de uitgever de tekstontwikkeling binnen de autograaf doorzichtig maken. Hij doet er de gebruiker een dienst mee als hij de achtereenvolgende tekststadia als het ware afpelt en overzichtelijk opstelt. Die dienst kan de slaafse translitteratie in drukletters, die Hermkens presenteert, niet geven. Hoe ik me die analytische editie van de autograaf denk, zal ik aanstonds duidelijk maken; eerst wil ik nog enkele vragen stellen en een paar détailpunten van Hermkens' tekstproeve aan een kritische beschouwing onderwerpen. a. Is het vlakke v-teken onder de datum een ‘teken op de wijze van de taal’? Zo neen, wat doet het in de tekst? b. Wat betekenen de cursieve V, v en s in reg. 1, 3, 4 en 8? De uitgever deelt dat niet mee. Als het zijn alternatief is voor de onelegante H/h-grafieën van de komende Hooft-uitgave, heb ik er wel vrede mee. c. Wat is de s-op-zijn-kop in apograaf reg. 3? De uitgever deelt het niet mee. d. Ik vraag me af, of de asterisk onder beheert (reg. 5 autogr.) wel terecht gebruikt is. Blijkens zijn noot twijfelt de uitgever er niet aan, dat er een h staat. Dat Huygens zich bij het maken van de apograaf eerst verlas, kan misschien van enig belang zijn, maar is dan met een noot alléén toch wel voldoende aangegeven. Persoonlijk vind ik Heeroma's cursiveringssignaal voor àlle onzekerheden, welke dan ook, minder storend dan, en filologisch even efficient als de asterisk, die bij Masai een veel beperkter gebruiksveld heeft, maar dat is een andere zaak. e. In reg. 6 autogr. staat sıjn met een ij-zonder-stippen. De y heb ik niet gevonden in de gepubliceerde stukjes uit autograaf en apograaf. Huygens' handschrift nauwelijks kennend mag ik nut en noodzaak van het onderscheiden van drie (of meer!) tekens voor y en ij bij hem niet beoordelen. Het komt echter in de stukken, die ik wèl ken, nogal vaak voor, dat men aan twee tekens (filologisch gezien) genoeg heeft en de zetter niet behoeft te plagen met het laten maken van speciale tekens. Als regel kunnen de tekens van het handschrift zonder bezwaar tot y en ij worden gereduceerd. f. De stippeltjes tussen door de (reg. 7 autogr.) kan ik niet bewonderen. Ik voor mij zou rustig de meest waarschijnlijke lezing in de tekst, de andere als mogelijkheid in een noot geven. g. Wat betekent de circumflex op Die (reg. 8 autogr.)? Is het een poging, een nasaalstreep weer te geven? Waarom is de afkorting dan niet (zichtbaar of onzichtbaar) opgelost? Palaeografische snuisterijen hebben in een filologische editie geen enkel nut; ze kosten wèl veel tijd en geld. h. De vierkante haken rond de doorgehaalde woorden, en vormen als 〈a>A〉ls, be〈k>h〉eert, 〈Di>Ge〉r〈x>1〉ze in de tekst kan ik niet bewonderen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeker niet in de editie van een literaire tekst. Ik meen er een alternatief voor te hebben; daarover onder meerGa naar voetnoot1). i. Vooral in de kolom 16571, Vlack kost het grote moeite, de lezing van de codex uit de uitgave af te leiden. Bij reg. 1 bij voorbeeld staat in deze kolom: DE Vrede 't landt uytslagh. Ik neem aan, dat de codex heeft: DE Vrede was in 't landt, den uytslagh van Westphalen, maar zeker weten doe ik het niet. Staat in reg. 9 dê in de plaats van dé uit de apograaf, en staat dit in de plaats van de in de autograaf, of vervangt het uiteindelijk d' van de autograaf? En waarop slaat dan dê in de kolom 16572 en K1? Dat kan bezwaarlijk terugwijzen naar dê in de vorige kolom, aangezien alleen afwijkingen t.o.v. de voorgaande kolom worden opgenomen. Enige verbetering zou wellicht te bereiken zijn door het invoeren van extra-grote spaties tussen de verschillende varianten, die bij één regel behoren - een ‘gewone’ spatieGa naar voetnoot2) zou dan aanduiden, dat twee woorden direct op elkaar volgen: daarmee kan de uitgever het weglaten van een woord aanduiden. Maar afdoend is deze remedie niet: er blijft onzekerheid, wanneer in één regel tweemaal hetzelfde woord zou kunnen voorkomen. De partituur-uitgave (waarover aanstonds meer) heeft op dit punt onbetwistbare voordelen boven de opstelling in kolommen. j. Nog een kleinigheid: het verdient aanbeveling, de noten níet met een punt te besluiten, daar die punt onzekerheid kan veroorzaken. Het wordt tijd, dat ik oplossingen geef, die mij beter zouden voldoen dan die van Hermkens. Eén alternatief heb ik boven al vermeld: uitgave in de ene kolom (of in het ene deeltje) van de autograaf, waarbij de apograaf tot een apparaat verwerkt is, en uitgave in de andere kolom (of in het andere deeltje) van de editio princeps, met de varianten van de andere edities in het apparaat. De autograaf zou ik geanalyseerd willen uitgeven in die zin, dat ik de uiteindelijke tekst gewoon als regels zou drukken, en de door Huygens verworpen versies daar (in de juiste volgorde) boven zou zettenGa naar voetnoot3). Die analytische druk behoef ik hier niet apart te demonstreren: de tekst zou volkomen overeenstemmen met het autograaf-uittreksel (de regels Au, Au′, enz.) uit de partituur-uitgave, die ik als tweede alternatief geef. Naar mijn mening komt voor een literaire tekst partituur-uitgave slechts in aanmerking, als de ganse tekstontwikkeling uit de tekst afgelezen moet kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De partituur-editie zou dan nog op twee manieren opgezet kunnen worden: óf als volledige partituur, waarin alle codices volledig worden uitgegeven, óf - meer op de wijze van Hermkens - als een quasi-partituur, waarin de tekst van de autograaf volledig wordt gedrukt, terwijl uit andere codices alleen de afwijkingen t.o.v. de ‘Vorlage’ worden opgenomen. Bij toepassing van deze laatste techniek worden a.h.w. Hermkens' kolommen regel voor regel onder elkaar gezet in plaats van naast elkaar. Naar elk van beide partituur-technieken geef ik ten slotte als voorbeeld enkele regels uit. De teksten zijn uitsluitend op grond van de uitgave van Hermkens gereconstrueerd. Wat de aanduidingen van de versies betreft: Au is de autograaf in definitieve vorm; Au′, Au″, enz. zijn voorstadia van de autograaf; Ap is de apograaf in zijn definitieve vorm, Ap′ een voorstadium daarvan; P is de editio princeps (16571, Vlack), K1 is de tekst 16572 en K1 (1658), Vlack en K2 is de tekst K2 (1672) Van Ravesteyn naar de aanduiding van Hermkens. Eerst dan opschrift en regels 1 en 2 als volledige partituur-editie.
Tenslotte de regels 3, 4 en 5 in een quasi-partituur-editie - de kolommen van Hermkens als het ware regel voor regel onder elkaar gezet. Tegenover het voordeel van de minder zware bladspiegel staat hier de zwaardere belasting van de gebruiker, die wil uitvinden, wat nu precies in een bepaalde codex staat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik hoop dat deze opmerkingen ook reacties van anderen los zullen maken; een ‘gesprek’ over uitgavetechniek behóeft niet vruchteloos te zijn. P. Gerbenzon |
|