De Nieuwe Taalgids. Jaargang 43
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Van millioenairs en zo.‘Al bezit hij meer dan ik, u moet niet denken dat hij millioenair is’ (v. Schendel, De wereld een dansfeest 156); ‘als een echt dametje... dat een bier- of graanmillioenair tot vader had’ (Querido, Letterk. leven III 3). Een vergissing? Dan houdt G. Kalff Jr. er in alle geval trouw aan vast: ‘Fourier's wachten op den millioenair deelt Van Eeden met J.K. Rensburg’ (Fred. v. Eeden 272), ‘in den ernst van 's millioenairs bekeering’ (273), en zo nog weer blz. 275 bis, 289, 321, 436; 293: millioenairsstand, 313: millioenairsdochter, millioenairs-compagnon. Eline Mare spelde het alleen wat nederlandser: ‘zou hij in de weerdije van een jaar, een schatrijken miljoenair zijn’ (Cleemke's fortuintje 62). Het N.W. IX 743 noemt millioenair (‘naar analogie van millioen’) ‘zeer ongewoon’. Aan Salverda de Grave, De Franse woorden in het Nederlands is die vorm blijkbaar ontgaan. Hij vermeldt alleen milionair (94) - een mij onbekende vorm - en millionair (135), een zeer gewone vorm naast die met -nn- op z'n Frans: ‘met de hulp van een krankzinnige millionnair’ (N.E. 15 XI '47); ‘Onder de burgers zijn er... die millionair willen worden’ (Huet, De Bruce's Jozefine 31; 149, 197). Diezelfde variatie met -nn- en -n- vertonen meer ontleningen op -air, o.a. ook visionnair : visionair. Maar deze kwestie, die verder reikt dan -air, wilde ik nu laten rusten; ze zou ons op zijpaden brengen. Noemde het Wdb. millioenair ‘zeer ongewoon’, ik loop misschien vooruit op het N.W. door visioenair ‘zeer gewoon’ te noemen; en dat nog weer in drie spellingen: ‘Met visioenair politiek instinct heeft dat bij Reves niets te maken’ (N.E. 8 III '47); ‘Er zat meer mystiek in en vizioenaire diepte’ (N.E. 16 VIII '47); ‘de ruiters van de apocalyps in hun vizioennaire kracht’ (N.E. 23 IV '49). De ‘franse’ vorm vertoont vier grafische varianten: ‘een zeldzame, visionnaire zeggingskracht’ (N.E. 15 XI '47); ‘dit romantisme en die visionair-beeldende vormgeving’ (Vla. Linie 22 X '48); ‘Als blinden tasten wij - o, vizionaire Breughel! - Door diepte' en donkerten van Wereld en van Tijd’ (Linie 31 X '47); ‘de vizionnaire bekoring van een droom’ (Kalff, a.w. 203, cit.). Alhoewel het aantal ontleningen op -air vrij groot is (vgl. Salverda 134 v.), is dit suffiks bij ons niet produktief geworden; -iteit werd dat wel. We hebben dus geen recht om millioenair en visioenair zo maar op één lijn te stellen met nerveusiteit enz. De vergelijking millionnair : millioenair = nervositeit : nerveusiteit gaat slechts op in schijn. Want, terwijl nerveusiteit een rechtstreekse vorming is bij ndl. nerveus, is millioenair een vervorming van het ontleende millio(n)nair, onder invloed van het ndl. millioen. Woordenspel? Ik meen van niet, daar het immers twee verschillende wordingsprocessen betreft. Toch kan ik een ‘nederlandse’ afleiding geven: ‘Want het is een onnoodige aantasting van het gezag en een aaien van politiaire methoden, die niet geduld mogen worden’ (Msb. 29 VI '39). Of zou dit unicum een grappige herschrijving zijn van fr. policière (vrouwelijk van policier)? om zo de befaamde strijd van politieel : politioneel faliekant op te lossen? (vgl. N.W. XII 3145). Bij standardiseren : standaardiseren en afleidingen is het vokaalverschil, waarvoor ndl. standaard zorgde, minder sprekend dan bij millioenair en visioenair. Het N.W. XV 690 kent enkel ‘standaardeeren, waarvan | |
[pagina 98]
| |
standaardeering’. Naast dit laatste ‘wordt ook wel gebezigd standaardisatie naar eng. standardization’. Waarom niet naar fr. standardisation? daar toch ook standardiseren formeel beter aansluit bij fr. standardiser dan bij eng. standardize. Zo'n ontlening uit het Frans kan best samengaan met het feit, dat fr. standard overgenomen werd uit het Engels, dat zijn standard weer aan ofr. estandard ontleende. Ook ndl. standaard is van oudfranse herkomst; maar de jongere betekenissen ‘muntstandaard, ijkmaat’ komen uit het Engels (E.W. 658; vgl. N.W. XV 685). De voorbeelden met -ard- zijn zeldzaamheden vergeleken bij die met -aard-: ‘Hierdoor ziet men in de straten veel gestandardiseerde typen’ (Msb. 23 VII '39): ‘Ook in normale gestandaardiseerde melk... blijken deze schadelijke stoffen voor te komen’ (Vk. 1 II '49); ‘Na repliek... verklaarden de heren... zich tegen het voorstel om melk te standaardiseren’ (Vk. 6 III '46). ‘onder den druk van het machinisme, van de standardiseering onzer levenswijze’ (M. Gijsen, Ons volkskarakter 16): ‘Maar dat ook in Den Haag gesproken zal worden over de standaardisering van wapens staat wel vast’ (Vk. 17 VII '48). ‘Misschien kon de U.N.O. het probleem van de standardisatie der schroeven, op het ideologisch en politiek plan, met vrucht onder ogen nemen. Want het wil ons voorkomen dat hier en daar, wel een vijsje loslaat’ (Vla. L. 15 X '48): ‘deze Amerikaanse ‘wapenveiling’ en standaardisatie van wapens’ (Vk. 9 VI '47), ‘Canada accoord met wapen-standaardisatie’ (Vk. 6 I '47), ‘de verlaging van de standaardisatiemarge’ (Vk. 8 V '47). Herhaaldelijk komt men een ‘gedissimileerde’ variant tegen: ‘Hiermede wil slechts gezegd zijn, dat Trudi Schoop's kunst zich wel degelijk definitief gestandariseerd schijnt te hebben’ (N.E. 4 I '47); ‘de tot iets gewoons gestandariseerde, moderne oceaanvlucht per ‘airliner’’ (L. 8 X '48); ‘de prijs der gestandariseerde melk’ (Vk. 1 VII '41, adv.); ‘Na het invoeren van de standarisatie verkochten zij alleen gestandariseerde melk’ (Vk. 22 I '47). Elders (Vk. 10 XII '46) luidde het opschrift: ‘Wapen-standarisatie Engeland-Amerika’, maar volgde in de tekst: ‘de uit oorlogstijd stammende standaardisatie van wapens tussen beide landen’. Al lijkt een en ander op een dissimilatieproces, toch ben ik van mening dat dit proces in aktie kwam onder invloed van andere woorden op -arisatie, die makkelijker van de tong glijden, zoals inventarisatie, popularisatie, sekularisatie, vulgarisatie, militarisatie e.a. Ik noemde militarisatie het laatst, omdat het sekundaire militairisatie ons weer op de rechte weg brengt. Bij dit stel is het klinkerverschil -ar- : -air- opvallender dan -ar- : -aar- bij het voorafgaande standa(a)rdisatie. De suffiksen -iseren, -isering maken de nieuwe trits kompleet, en de prefiksen de-, re-, her- zorgen nog weer voor meer afwisseling. Het begint evenwel met een teleurstelling; ‘toevallig’ moet ik militariseren zonder z'n tegenhanger militairiseren laten: ‘Rood Spanje militariseert havens en industrieën ... Alle nog niet gemilitariseerde oorlogsindustrieën komen onder leiding van het onderstaatssecretariaat voor de bewapening’ (Msb. 19 VIII '38). De afleiding met de- doet het beter: ‘Volgens dit plan... zal Beersjeba, de voornaamste stad in de Negeb, gedemilitariseerd worden’ (L. 19 XI '48): ‘Het gebied zou dan gedemilitairiseerd worden’ (Vk. 15 XI '48); ‘de maatregelen... om Duitsland te demilitairiseren’ (Vk. 26 XI '47). ‘daarvoor hebben te luide Duitse fanfares geklonken, bij de hermilitarisering van het Rijnland...’ (L. 20 V '49). | |
[pagina 99]
| |
Ook bij -isering en -isatie zijn er lakunes in mijn materiaal: ‘De demilitariseering is geslaagd. Maar zal zij standhouden? Zal de remilitariseering van Japan niet binnen afzienbaren tijd... een belang voor Amerika worden?’ (L. 11 VI '48): ‘de volledige militairisering der Amerikaanse industrie’ (L. 24 IX '48). ‘Het belangrijkste van alles zijn echter de demilitarisatie en de demarcatielijn’ (Vk. 12 VII '47); in Finland en Karelië (31) was ‘van de remilitarisatie... nog niets terecht gekomen’; ‘In de Oostelijke zone van Duitsland is de her-militarisatie in volle gang’ (Vk. 20 I '49), ‘waken tegen herbewapening en hermilitarisatie’ (ald.): ‘Men gelooft dat de vier generaals werken aan de reorganisatie en de militairisatie van de politie in de Sovjet-zone’ (Vk. 22 X '48); ‘de demilitairisatie en de ontbinding van de industriële kartels’ (Vk. 10 XI '48), ‘de Duitse ontwapening en demilitairisatie’ (Vk. 26 XI '47). Wanneer ik zo mijn bewijsmateriaal doorzie, blijkt duidelijk dat het Nederlands nog stevig vastzit aan fr. (dé)militariser, (dé)militarisation, waar ik liever bij aanknoop dan bij eng. (de)militarize, (de)militarization. De vormen met -air- zijn nog betrekkelijk zeldzaam bij de afleidingen op -iseren, -isering, -isatie. Het N.W. IX 740 maakt zelfs geen melding van milita(i)riseren enz.; Koenen-Endepols trouwens ook niet, tot in de 22ste druk toe. Wel is dit laatste wdb. met milita(i)rist, milita(i)ristisch, milita(i)risme (628) het N.W. ver voorbijgestreefd. Tegenover alleen anti-militarisme van het N.W. IX 740, stelt Koenen enkel anti-militairisme (57). Terwijl militarist en militarisme kant en klaar uit het Frans werden overgenomen, zijn m.i. militairist en militairisme zonder enige twijfel nederlandse afleidingen bij het ontleende militair, ofschoon -isme iets minder produktief schijnt te zijn dan -ist. Het N.W. VI 2255 v. bespreekt wel nederlandse formaties met -ist, maar niet met -isme. Ook Schönfeld beperkte zich tot -ist (Hist. gramm.4 202 v., 278); evenzo De Vooys (Ndl. Spr. 184 v.) - alhoewel zij beiden naar Taal en Leven VII 73 vv. verwijzen, waar allerlei zij het dan niet allemaal alledaagse inheemse vormingen met -isme worden vermeld. Ik zou de voorbeelden van daar kunnen verdubbelen. Ik doe dat niet, omdat de opzet van dit artikel enigszins anders ligt dan die van het art. waarin -iteit werd besproken. Om niet in onnodige herhalingen te vervallen, verwijs ik voor de doubletten humanitarisme : humanitairisme, pharizaïsme : pharizeeïsme, puritanisme : puriteinisme naar Taal en Leven. Maar ik zou hier te kort schieten, als ik het militaire gebied zonder voorbeelden liet: ‘de activiteit, welke de Japanse militaristen toen ontplooiden’ (Vk. 25 IX '47) : ‘Zooals vroeger voorstanders der bewapening militairisten heetten’ (Msb. 22 XII '38). ‘De zaal was overigens voor 't meerendeel met anarchistische anti-militaristen gevuld’ (Kalff, Fred. v. Eeden 372); ‘Nu was ik natuurlijk veel te antimilitaristisch aangelegd om mij te schikken in een Duitsche cadavergehoorzaamheid’ (Timmerman, Tim's herinneringen 299) : ‘Want we zijn nog niet zo militairistisch als de Sovjets om ook de meisjes een geweer om te hangen’ (Herstel 11 XI '37); De Vredestichter is een ‘anti-militairistisch blad op wetenschappelijke basis’ (Het Schild XXIV 185; aldaar 3-maal anti-militairisme). Om het ‘voor te stellen als een overwinning van het ‘Pruisische militarisme’ op het ‘anti-Pruisisch’ en ‘anti-militarisch’Ga naar voetnoot1) gezinde Beiersche volk’ (Hitler, Mijn Kamp3 687); ‘maar door hun anti- | |
[pagina 100]
| |
militarisme hebben de krijgs- en heerschzuchtige Mandsjoe's hen [de Chinezen] er onder kunnen krijgen’ (Kalff, a.w. 361; blz. 359 en 372 militarisme): ‘het genadeloze Pruisische militairisme’ (N.E. 14 VIII '48); ‘Stromingen als pacifisme en antimilitairisme staan... in een kwade, althans onzekere reuk’ (L. 18 VII '47). Al zijn de dubbel-stellen niet helemaal voltallig, de vormen met -air- doen zich toch aardig gelden naast die met -ar-. Ik kan daar nog enkele andere doubletten aan toevoegen. Niet zeldzaam is de nederlandse afleiding naast de franse vorm bij: ‘zonder kamergeleerdheid noch doctrinarisme’ (Taal en Lett. I 234; 237): ‘de volkomen afwezigheid aan van alles wat naar doctrinairisme zweemt’ (254). ‘Bij Corson vinden we een heilzame afkeer van doktrinarisme’ (XV 50): ‘een dicht gaas van doctrinairisme en dogmatisme’ (215). ‘Maar uit zijn richting is toch een uiterst eenzijdig doctrinaïsme na blijven werken’ (J.A. van Hamel, Vaderl. voetsporen 194). Drukfout? - ‘Een politiek die naar totalitarisme vagelijk riekt’ (Vk. 5 III '47): ‘De combinatie van isolationisme en totalitairisme betekent de dood van nieuwe ideeën’ (Vk. 7 IX '46). En ‘de ‘vulgarismen’, vaak zo moeilijk van archaïsmen te onderscheiden, zijn eveneens bij Apuleius in rijke sortering vertegenwoordigd’ (Westermann, Archaïsche en archaïstische woordkunst 125): ‘archaïsme en vulgairisme zijn in dezen twee parallel-lopende, elkaar versterkende stromingen’ (79): ‘Dus weer, zo men wil, ‘vulgairisme’’ (80). Vergelijk fr. doctrinarisme, eng. vulgarism; bij totalita(i)risme laten mijn woordenboeken mij in de steek. Tegenover fr. autoritarisme stel ik nog ‘het door Pater Van Spaandonck tot tweemaal toe gewraakte ‘autoritairisme’’ (N.E. 15 XI '47); tegenover fr. parlementarisme: ‘Zij, die het parlementairisme beschouwen als natuurlijkste voorwaarde voor de toekomst des lands’ (v. Hamel, a.w. 241). Bij ‘de dwangstaat van het reactionairisme’ (Simons, Het drama enz. IV 321), kan ik alleen maar op fr.-ndl. reactionnair(e) wijzen. Op fr.-ndl. revolutionnair(e), visionnair(e) bij: ‘Verder ging zijn revolutionnairisme ook niet’ (Coenen, Charles Dickens enz. 63); ‘Soms bereikt zijn visionnairisme een louter-geestelijke helderziendheid’ (v. Campen, Over literatuur II 166). ‘Spier en Bantzinger daarentegen zijn calligrafen, lineairisten, herinnerend aan het Japanse penseel en de ganzeveder’ (Vk. 7 II '47), sluit ook aan bij fr.-ndl. linéair(e). En het zou al heel vreemd zijn, als hiermee de ganse voorraad van de ndl. afleidingen bij -air was uitgeput. Tegenover fr. fragmentaire, musculaire maken fragmentarisme, muscularisme een waarlijk franse indruk: ‘Bij van Deyssel toch, ligt het fragmentarisme in het subject, bij Huet in het object’ (Ritter, De kritische reis 7), ‘een afgebrokkeldheid en fragmentarisme die verbijsteren’ (Querido, Lett. leven I 154); ‘verafgoding van fysieke kracht, muscularisme of ‘spierploertendom’’ (Opv. Broch. CXIX 48). Wanneer het echter nederlandse formaties zijn, zullen we eng. fragmentary, muscular mogelijk als uitgangspunt moeten kiezen - tenzij men er verfranste vormen in wil zien naar analogie van het frekwente dubbeltype fr. doctrinaire : doctrinarisme. Wat Fransen klaarspelen, spelen Nederlanders ook wel klaar, als ze frans willen doen. Een derde voorbeeld is nog (eng. revolutionary): ‘de historie bevestigt dan ook, dat Joden een belangrijke rol hebben gespeeld in het revolutionarisme in het algemeen en in verschillende revolutionnaire bewegingen in het bijzonder’ (v. Poll, Bloed over het jodendom2 43). Het samen- | |
[pagina 101]
| |
gaan met het gespatieerde adjektief doet revolutionarisme met z'n -ar- extra uitkomenGa naar voetnoot1). Ik wil nog enkele losse grepen doen, waaruit moge blijken dat ook nog bij andere suffiksen inheemse formatie en uitheems elkaar in de weg kunnen lopen: ‘Gemeubileerde kamers te huur’ (N.E. 20 IX '47) is tiptop en bekend. Naast meubile(e)ren komt echter ook meubele(e)ren voor, om van meuble(e)ren verder maar te zwijgen. Het E.W. 427 zegt bij meubileeren: ‘Onder invloed van fr. meubler afgeleid van meubel’, maar daarmee is de -i- niet verklaard. Het Supplement zegt bij meubilair: ‘Naar fr. mobiliaire, resp. mobilier onder invloed van meubel’. Het ging hier om de -eu. Zou de -i- van meubileren niet zijn toe te schrijven aan dit meubilair, ouder mobil(i)air? Het N.W. IX 644 denkt blijkbaar aan meubile (641 v.), dat oudtijds naast meubel voorkwam. In Utrecht las ik (1937) op een winkel: meubeleerinrichting; dit moet wel aan ‘meubel’ worden geweten. Bij Edw. Vermeulen staat: ‘eenvoudige nette bemeubeleering’ (De pauwenschreeuw 366). Daar de ‘franse’ vormen vagabond, vagabondage, vagabonde(e)ren bij ons bekonkurreerd worden door vormen met (vag)e- (N.W. XVIII 201 vv.), is niet met absolute zekerheid vast te stellen, of men in vagebonde(e)ren een nederlandse afleiding moet zien bij vagebond, of een vervorming van het ontleende vagabonde(e)ren - wat trouwens bijna zo lang is als het breed is. Bij M. Koenen zag ik: ‘Z'n zwerftochten opgeven.... dat vagebondeeren naar alle windstreken?’ (De korrel in de voor 220); in Taal en Letteren XI 133 nog: ‘Oranje vagabondeerde met enkele ruiters over de Franse grenzen’. Salverda vermeldt alleen vagebond (95, 127). Bij tumultue(e)ren: tumulte(e)ren denk ik voor het eerste aan du. tumultuieren, bij het tweede aan rechtstreekse vorming bij ndl. tumult. In Tijl Uilenspiegel schreef Jan H. Eekhout: Tijl ‘hoorde Meester Kandeel tumulteeren tegen de anderen’ (39), ‘Miljaarde, tumulteerde de reus, gij zijt allen dieven en loorejassen’ (365); zo ook in Pastoor Poncke (200). Van Dale4 1684 kent alleen tumultueeren met tumultuant, en natuurlijk tumultueus uit fr. tumultueux (lat. tumultuosus). De formulering in het N.W. XII 1144 bij pensionneeren: ‘Van pensioen, Fr. pensionner’ lijkt me vreemd, om geen andere term te gebruiken. Toch bestaat een afleiding van pensioen: ‘Als wij hierop het oog gericht hielden, wij zouden onze arbeid staken en ons denkvermogen pensioeneren’ (Vivos Voco 16 II '40); ‘na haar vaders pensioeneering’ (Boudier-Bakker, Het spiegeltje8 2): ‘deze hoofdofficier, die na zijn pensionnering als militair bij het Gouvernement een verantwoordelijke plaats is gaan bekleden’ (Vk. 10 VII '48). - Bij het volgende geval laat ik ieder het zijne denken: ‘een frissche natuurlijkheid en rapheid van dialoog... die voor de saineering van ons tooneel in die dagen hun waarde hadden’ (Simons, Het drama enz. IV 218). Frans sain hebben we niet ontleend, en assainir blijft zeker buiten het geding. Ndl. saneren is afkomstig van het Latijn: sanare. Anders is het bij fantaise(e)ren naast het gewone fantaseren (N.W. III 4378). Dit fantaiseren moet een ndl. afleiding zijn van de pedante ontlening fantaisie, naast het al mnl. fantasie (vgl. E.W. 162 met Suppl. 48): ‘men zou zich schamen de gebeurtenis te fantaiseeren’ (v. Duinkerken, Welaan dan 29); ‘zoals sommige socialistische schrijvers hebben gefantaiseerd’ | |
[pagina 102]
| |
(Beekman, Katholicisme enz. 11). ‘Het is de grond dezer fantaisiën... die we nog wat nader willen doorvorschen’ (E. Weggeman Guldemont, De symboliek van Kelten en Germanen 9; 141), ‘met phantaisie gemengd’ (142; 259, maar 155: volksphantasie). - Geheel anders is het nog weer bij gemoedereerd, een zeer gebruikelijke vorm i.p.v. gemodereerd (vgl. N.W. IX 910), die aan kontaminatie met gemoedelijk moet worden toegeschreven: ‘want Socrates stapte almeteens gemoedereerd voorwaarts’ (Eekhout, Pastoor Poncke 184 v.); ‘Hij sneed zijn wijf liever gemoedereerd den hals af’ (Querido, De Jordaan I 73; 127, 139, 233), ‘en doodgemoedereerd had Karel teruggeroepen’ (249), ‘Dan stapte hij dood-gemoedereerd van het eene pontje in 't andere overhaaltje’ (265). Er zijn voorbeelden bij de vleet. Men zou hier ook nog allerlei curiosa kunnen aanhalen, als men ze - althans voor een deel - niet tot gewone drukfouten moet verklaren, zoals bijv. waar P. Kasteel (Abr. Kuyper 186 v.) mainteneeren en maintineeren citeert. Want dat Kuyper, door zo binnen vier regels te variëren, wilde te kennen geven op de hoogte te zijn van het feit, dat de spelling maintineeren vroeger heel gebruikelijk was naast mainteneeren, juist als maintineur naast mainteneur, ligt niet voor de hand. Het N.W. IX 100 v. voelt zelfs voor de spelling menteneeren, die al in het Middelndl. voorkomt (M.W. IV 1434, 1025 v.; Salverda de Grave 226, 318), of mentineeren, vanwege ‘de verre afwijking [van dit woord] van het Fransche spraakgebruik’. Het zou dan bovendien nauwer aansluiten bij ‘mentenee of mentinee’, een woord dat zelfs niet bestaat in het Frans (vgl. Salverda 307, 324, 327; E.W. 424), en dus geen recht kan laten gelden op franse spelling in het Nederlands. Is het nou waar of niet? Maar het Wdb. zegt niet, waar de spelling met -i- van maintine(e)ren op berust, of waar die vandaan komt; Salverda (95, 283) maakt er niet eens melding van. Wel zegt hij blz. 238 naar aanleiding van de i in sommige woorden vóór de enkele nasaal: ‘Ook mentinee, ordineren kunnen als latinismen worden beschouwd’, d.w.z. ze kunnen onder invloed van een latijns parallel-woord de -i- hebben gekregen. Bij ordineren i.p.v. ordene(e)renGa naar voetnoot1) naast ordon(n)e(e)ren (fr. ordonner) (M.W. V 1950, 1954; N.W. XI 1477, 1480), is de verklaring van de -i- uit lat. ordinare gans aannemelijk; het dooreenspelen van Latijn en Frans komt voor bij honderd gevallen en meer. Maar bij mentinee loopt dat niet op rolletjes. Het zou dan moeten aansluiten bij woorden als abstineo, contineo, detineo, sustineo (niet bij manutenere, een woord uit het Volkslatijn dat via manutenire fr. maintenir opleverde). Die verklaring overtuigt niet zonder meer. Zelf geloof ik er niets van. Maar wie geeft er een betere? Als in Het huis dat Hitler bouwde van Roberts (302) vlak achter elkaar ‘een sterelisatiewet ingesteld’ wordt, en bepaalde personen ‘worden gestereliseerd’, is dat althans grafisch konsekwent; juist als elders (Opv. Broch. LXXXXI 9, 12) de opeenvolging van ‘zeer sterke materealistische inslag’ en ‘het materealisme’. Beide gevallen stemmen daarin overeen dat de letter e van de voorafgaande silbe persevereert. Bij professeraat kan men bovendien of liever aan het gesproken professer denken: Een meisje dat ‘zelfs naar een buitengewoon professeraat [in huishouden enz.] zou kunnen dingen’ (H. Hermans, Laatste reportage 82): Toen vertrok hij ‘naar | |
[pagina 103]
| |
Amerika, waar hem een professoraat was aangeboden’ (N.E. 1 IV '49). Waarom het N.W. XII 4348 wel vervormingen noemt als prefester, perfester, profekster, maar professer onvermeld laat, is me niet duidelijk. Lod. van Deyssel o.a. gebruikt die vorm geregeld: ‘de stomme zwarte wachters der professers-opzichters-gestalten’ (De kleine republiek2 46), ‘de oogen naar den professer’ (61; 63), ‘de professers-stem’ (63) ‘den professer-romp’ (64), ‘den vetten professerskop’ (64), enz. Bij: ‘Hetgeen ons methodelogisch verdeelt’ (Kasteel, Abr. Kuyper 264) lijkt methode de schuldige; zelfs als het op rekening van de zetter komt. Terwijl nu hier de verbindings-o van uitheemse woorden (methodologie) geen stand hield, worden andere woorden weer met die ‘geleerde’ tussenklank opgeknapt: ‘ze hebben een begrip van het mediovalisme in Italië’ (Chesterton, De geschied. v. mijn leven 282); eng. mediaeval(ism), fr. médiéval (naar lat. medium aevum). ‘tusschen de centrofugale en centropetale processen’ (Buytendijk, Grondproblemen v.h. dierlijk leven 88); eng. centrifugal, centripetal, fr. centrifuge, centripète. Maar ik dwaal af van mijn opzet; we hebben hier immers niet met suffiksale afleidingen te doen, en bovendien blijft de kern van het stamwoord onveranderd. Volgens het N.W. IX 104 is het ‘bij Zuidnederlandsche schrijvers’ voorkomende majestatisch ‘aan het Hd. ontleend’. Alleen zij opgemerkt, dat het duitse woord majestätisch luidtGa naar voetnoot1). Formeel zou majestatisch een afleiding kunnen zijn van majestaet, dat in het Mnl. voorkwam en ‘nog bij Plantijn opgegeven’ staat (N.W. IX 102; M.W. IV 1028), maar later verdween(?). Volgens het E.W. 409 zal dit ‘wel een vervorming onder invloed van staet zijn; of uit lat. mâiestâs, -âtis?’ Ik voel meer voor het laatste, kontakt met lat. mâjestâtem. In alle geval kan of zal het Latijn bij de klinkerverandering van majestatisch uit du. majestätisch hebben meegewerkt. Ik noteerde dit woord o.a. uit Dudley, De weg door het leven (336), in de vertaling van Paul Hardy, een Zuidnederlander: ‘de Dwina, die majestatisch voorbijstroomt’. Ik kwam het ook tegen in: De groote Ergernis van H. Wirtz, dat vertaald werd door de Noordnederlander Eligius van Breda: ‘Het Kind is uitgegroeid tot een majestatische gestalte’ (52), naast een ‘majesteitelijke schoonheid’ (56) - een zuiver ndl. afleiding die ik herhaaldelijk noteerde. Ik kan er slechts één voorbeeld naast stellen van majestatelijk: ‘Later... kregen de O.L. Vrouwkes haar smartelijke uitdrukking... om, toen de Kerk om haar ziel vocht in de tijden van de religieuze dwalingen der 16e eeuw, weer plechtstatig te worden, strak van lijn, majestatelijk en zelfbewust’ (Vk. 13 VIII '47). Dat ik met een nederlands suffiks eindig, heeft geen extra bedoeling. Wel is het een extraatje. P. Gerlach Royen O.F.M. |
|