Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1909
(1908)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Geschiedenis van den cacao.De vrucht van den cacaoboom werd door Carl Linnaeus (geboren in 1707) Theobroma d.i. ‘Spijs voor de goden genoemd. Of Linnaeus dit gedaan heeft om de goede eigenschappen van de cacao, of om den adel te behagen, die wegens den hoogen prijs alleen in de gelegenheid was chocolade te drinken, daarover loopen de meeningen uiteen. Benzoni en Clusius vonden de cacao goed genoeg voor de zwijnen. Dat de cacao reeds meer dan vijf eeuwen bekend is en vóór dien tijd in gebruik was in Mejiko, is van algemeene bekendheid. Kort na den inval van Ferdinand Cortez in 1519 werd de cacao in Spanje ingevoerd nl. in 1520 in den vorm van koekjes. maar van haar naam en oorsprong trachtte men een geheim te maken ter verzekering van den alleenhandel. Spanje kreeg toen den alleenhandel in dit artikel, dat ook in den vreemde en dan nog tegen hooge prijzen verkrijgbaar werd gesteld, doch ook niet algemeen. Naar Suriname is de cacao door Ridder de Chatillon, zoon van den in 1688 vermoorden Gouverneur G.A. van Sommelsdijck, in 1684 gebracht. 't Moest zijn bij gelegenheid, dat eenige der dieven en vagebonden, die Gouverneur van Sommelsdijck van uit Nederland (naar hier) had laten komen, zich op eenige gestolen vaartuigen hadden ingescheept en naar de Orinoco gevlucht waren. Ridder de Chatillon, joeg hen toen na met eenige soldaten en bracht hen terug. Op dezen tocht ter vervolging der gevluchte misdadigers heeft Ridder de Chatillon den cacaoboom ontdekt en naar Suriname gebracht. De plant. Groot-ChatillonGa naar voetnoot(1) aan de Surinamerivier moet door hem zijn aangelegd en naar hem genoemd. Waarschijnlijk is het, dat de Chatillon de medegenomen planten aldaar heeft geteeld, zoodat Gr. Chatillon kan beschouwd worden te zijn de cerste plantage in Suriname met cacaoplant. Toen de Chatillon in 1689 voor goed naar Nederland vertrok, na zijn tweede bezoek aan de kolonie, zal zeker die cultuur op Chatillon zijn opgeheven, waarom dan ook Groot-Chatillon later niet als cacaoplantage voorkomt. In 1525 werd in Trinidad de eerste cacaoaanplant gedaan door de Spanjaarden en het eiland voerde sedert cacao uit, die zeer gezocht was, doch in 1727, toen de cacaocultuur aldaar haar toppunt had bereikt, werd zij volgens de Verteuil geheel verwoest, tengevolge van het versteenen der noten. In 1790, werd de cacao-cultuur hervat, doch met een ander hardere soort en voor 't eerst weer door een matroos.
Fransch Guyana begon in 1734 met de cacaoteelt, en wel met een soort, afkomstig van de Yari, tak van de Ama- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zone. De cacaocultuur werd echter verwaarloosd en eerst in 1848 was er weer eenige productie nl. 41000 K.G. Venezuela ging in de 2e helft der 19e eeuw sterk achteruit, wat zijn cacaoproductie betreft, vooral tengevolge van zware droogten in 25 opeenvolgende jaren. De groote droogte van 1868/69 vernielde vele cacaoplantages en richtte groote schade aan op andere; ook de Vrijverklaring der Slaven in 1854 en de ‘Vijfjarige Burgerkrijg’ leidden de cacaocultuur naar den rand des afgronds. Toen kwam de koffiecultuur op den voorgrond en eerst in de laatste jaren van de 19e eeuw kwam de cacaocultuur weder in aanmerking ten gevolge van de daling der koffieprijzen. De beste cacao komt van de kustdistricten (cacao de la costa). ‘Cacao mezelado’ is een mindere soort en een kruising van Trinitario met Caracas: verder krijgt men ‘Trinitario’ die de minste soort is en van de binnenlanden komt. Venezuela heeft twee oogsten nl: De St. Johannisoogst in Juni en de Kerstoogst in December; doch het geheele jaar door worden kleine oogsten ingezameld’. De invoering van de Trinitario in Venezuela heeft de kwaliteit van de Caraccas doen verminderen. Voor sommige plaatsen zóó zelfs, dat de Regeering het Congres een wet voordroeg, waarbij ‘met lijfstraf wordt bedreigd een ieder die cacaozaad van Trinidad invoerd’. Evenals de Trinitario naar Venezuela is gebracht door een inboorling van Trinidad, die om politieke redenen zijn land moest verlaten, zoo ook is de Caraccas naar Trinidad overgebracht door een Venezuelaan, die in gelijke omstandigheid verkeerde. Opgemerkt is, dat de Trinidad soort niet veredelt in Venezuela, terwijl zij in Trinidad een product levert, dat aan de Londonsche markt den eersten rang veroverd heeft. Volgens de schrijvers der ‘Historische proeve’ was reeds in 1706 cacao uit Suriname uitgevoerd. De Gouverneur-Generaal Johan Coutier kreeg in 1721 een fraai rijpaard ten geschenke voor de verzending der eerste cacaoplant naar Berbice. Doch volgens Hartsinck is de eerste cacao in 1733 van uit Suriname naar Amsterdam verzonden. Van af toen schijnt de cacaocultuur in Suriname toegenomen, daarna verwaarloosd te zijn geworden. De cacaoproductie was in 1795 reeds zeer gedaald; zij was voor dien tijd reeds gestegen tot meer dan 802000 Am. ponden gelijk p.m. 175000 K.G. of 1750 bln. van 100 K.G. Door welke plantages deze productie werd geleverd is niet bekend. In 1793 waren er maar drie plantages waar cacao geteeld werd. Deze drie plantages waren Alkmaar in Commewijne, Echtensrust in Matappica en Sans-Souci in de Hoerhelenakreek. Doch in de ‘Surinaamsche mengelpoësie’ van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||
P.F. Roos vinden wij in zijn beschrijvend gedicht ‘Wandeling naar de plantage Ma Retraite’, gelegen achter Paramaribo; in den Jaare 1787, de volgende regelen: ‘Zie daar een Coffijstuk! hoe vruchtbaar zijn deze streeken! ‘En hier staat cacao, zo gunstig en zo schoon, ‘Dat zij een paerel hegt aan Ma Retraites kroon.Ga naar voetnoot(1). Ook Stedman in zijn ‘reize naar Surinamen enz.’ spreekt van de cacaoplantage Alkmaar in Commewijne in eigendom aan Mevrouw Godefroy, wier schoonzoon de heer Reynsdorp hem in Februari 1878 in zijn zeiljacht medenam naar de plantage Nut en Schadelijk. Volgens denzelfden schrijver behoorde Alkmaar tot de beste cacaoplantages, nl. dezulken, die 80000 ponden cacao jaarlijks opbrachten, welke verkocht werd voor 4 à 9 stuivers het pond. Eerst in de 19e eeuw kan er sprake zijn van wederuitbreiding van de cacaocultuur. De drie bovengenoemde plantages hadden naar het schijnt de cultuur opgegeven, want in 1818 zien we slechts de namen van de plantages Ma Retraite en Tourtonne, dicht bij de stad gelegen en van Fredericisgift in Saramacca in den almanak. Volgens Hartsink is de cacao cerst in 1733 in Suriname gebracht, doch volgens ‘Essai Historique de Surinam’ werd zij sedert 1706 verbouwd, doch de cacao werd evenals de suiker door de koffie verdrongen, tot zij weer in de 19e eeuw hare vroegere plaats begon in te nemen, naast de Surin, stapelproducten (1818). Volgens ‘Essai Historique’ was een eigenlijk begin met de cacaocultuur op groote schaal in 1733 gemaakt, doch aan te nemen is het, dat de cacaoproduceerende plantages in de Bovendistricten gelegen waren; de meeste ptantages toch waren door onze voorouders daar aangelegd, waar zware dijken niet noodig waren om het zoute water van hunne nederzettingen af te houden. Eerst bij en na den inval der weggeloopen slaven, trokken de planters naar de mondingen der rivieren en na de graving van het kanaal van Saramacca naar de Boven-Saramaccarivier. In 1828 was het getal cacaotelende plantages tot 10 geklommen, nl. Susanna's daal, Ma Retraite, Tourtonne Coresburg, De Herstelling, Caledonia, Johanna, Catharina, De Dankbaarheid, Marienbosch en Fredericisgift. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Dat ook Fredericisgift in Saramacca aan cacaocultuur ging doen, zal zeker te danken zijn aan den wakkeren Gouverneur Juhaan François Frederici, die den 11n Juni 1790 tot plaatsvervanger van Gouv. Wichers werd benoemd en den 8n Maart 1792 tot Gouverneur-Generaal van de kolonie Suriname aangesteld, in welke waardigheid hij den 24n Augustus 1792 werd bevestigd, doch waaruit hij in 1802 werd geschorst, om als ambteloos burger in de kolonie te vertoeven. In 1829 kwamen drie plantages bij, nl. Johannishoop, De Goede Hoop en Margaretha'sgift (Saramacca. In 1825 werd ook op de plantage Kulenkampspruit in de Matapicca de cacao aangeplant, doch deze aanplanting schijnt geheel mislukt te zijn, daar later geen melding van die plaats als cacaoplantage wordt gemaakt. In 1832 was het aantal cacaoplantages 14 Bij de reeds genoemde 13 kwam nog de plantage Monitor, welk in de Saramacca alleen de 9e cacaoplantage werd. Sedert werden De Herstelling, Coresburg en Susanna'sdaal en Johanneshoop van de lijst van cacaoplantages geschrapt, en in hare plaats Grond Combé en Tyrol ingeschreven. In 1840 klom het aantal weer tot 14 met de namen van Geyersvlijt en Concordia. In 1793 waren er dus in: Commewijne, een cacaoplantage: Hoerhelenakreek een do. Warappakreek een do. Alkmaar, Sans Souci. Echtenslust. totaal drie. In 1818. Bij de stad twee; Tourtonne, Ma Retraite. Saramacca twee: Federicisgift, Johanna Catharina. In 1821 de vier vorigen en in Saramacca een: Huwelijkszorg. Commewijne een: Guadeloupe. totaal zes. In 1825 werd Huwelijkszorg van de lijst geschrapt. Saramacca twee: Fredericisgift, Joh. Catharina. Bij de stad twee: Tourtonne, Ma Retraite. Commewijne twee: Guadeloupe, Mariënbosch. Matappica een: Kulenkampspruit. totaal zeven. In 1828 werden de bestaande bovengenoemde cacaoplantages met vijf vermeerderd n.l.: Saramacca drie: De dankbaarheid, Caledonia, De Herstelling. Suriname een: Susanna'sdaal, Hoerhelenakreek een Corusburg: en met twee verminderd, nl. Kulenkamp spruit en Guadeloupe. totaal tien. In 1829 kwamen er drie bij in Saramacca drie: Margarethasgift, De Goede Hoop, Johannishoop. In 1832 een cacaoplantage meer. Saramacca een Monitor. In 1835 zagen de plantages Susanna'sdaal, Coresburg, De Herstelling en Johanneshoop van de cacaocultuur af en begon men op Grond Combé (Bekri) bij de stad en op Tyrol in Saramacca den cacaoaanplant. In 1840 waren er in de kolonie Suriname in het geheel veertien platages met cacaocultuur: a.v. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Bij de stad drie: Ma Retraite, Tortonne, Grond Combé. Saramacca acht: Frederiksgift, Tyrol, Johanna Catharina, De Dankbaarheid, Monitor, De goede Hoop, Concordia, Caledonia, Geyersvlijt, Suriname een: Commewijne een: Mariënbosch; totaal: dertien. Van af 1840 waren deze tot elf geslonken en Grond Combé en Caledonia uit den rei getreden en bestonden er in 1847 elf plantages, alwaaar kacao geteeld werd, nl.: Bij de stad twee: Ma Retraite, Toutonne, Suriname een: Geyersvlijt. Commewijne een: Marienbosch. Saramacca zeven: Frederiksgift, Tyrol, Johanna Catharina, De Dankbaarheid, Monitor, De Goede Hoop, Concordia. Tot 1847 is het getal cacaoproduceerende plantages elf gebleven. In 1849 waren er 284 plantages met 51210 akkers in cultuur, op geen waarvan bijzonder aan de cacaocultuur werd gedaan; in 1851 175 plantages waarvan 14 koffie en cacao produceerden en 2 enkel cacao alle met een productie van 73959 K.G. In 1870, dus 23 jaar later, was het aantal gestegen plantages tot 64, in 1873 tot 71, in 1875 gedaald op 48 om in 1877 het cijfer 68 te bereiken. In het Koloniaal Verslag over 1857 zegt de Gouverneur: ‘Ook vindt men eene vermindering in de koffij en kostplantages, terwijl het getal koffie- en cacaoplantages, die in den regel ook kost voortbrengen, vermeerderd is.’ In dat jaar was het getal cacaoteelende plantages 28 als volgt. Koffie en cacao: Ben. Commewijne 1, Ben. Cottica 5, Saramacca 7, Nickerie 1, Para 2. Cacao: Saramacca 2. Cacao en Kost: Para 3, Boven Cottica en Perica 1, Ben. Cottica 1, Saramacca 5. In het jaar 1857 dus zien we voor 't eerst Nickerie onder de cacaoproduceerende distrikten. In 1859 waren er 15 cacaovoortbrengende plantages. Aan enkel cacao deed geen plantage meer. Van deze 26 planges, die cacao produceerden, waren er in Saramacca alleen veertien. Het getal plantages, waar cacao geteeld werd, nam toe. In dat jaar waren er 13 plantages met koffie en cacao, 27 met kost en cacao en 17 met cacao alleen, totaal 57 cacaovoortbrengende plantages. In de hiernavolgende jaren waren in cacaocultuur als volgt:
Hieruit blijkt, dat de plantageeigenaren met hun plannen aan het schommelen waren geweest, doch dat eindelijk hun voorkeur aan cacao werd gegeven. 't Is duidelijk dat de Surinaamsche plauters altijd gaarne een bijprodukt op hun plantage zagen en sommigen tot de cultuur | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||
van enkel cacao overgingen, toen zij bemerkten, dat de cacao op de wereldmarkt zekere vlucht had genomen. De Surinaamsche planter opanbaart zekere schroomvalligheid, hetgeen niet te laken is. Ze houden er van, dat hun mes altijd aan twee kanten snijdt, waardoor zij de crisis bij cultuurproducten niet erg voelen. Demerara heeft maar al te dikwijls de verkeerdheid ingezien, van zich aan de productie van een eenig marktartikel te houden (de suikercrisis in Demerara). In Suriname heeft men een langzaam overgang van de cultuur van het eene markrprodukt op die van een ander. In 1864 stond de cacao per Amst. pond genoteerd ad 26 à 28 ct., in 1865 ad 27125 ct. en in 1866 ad 30 ct. in 1867 32 à 35 ct. In 1899 had de cacaoproductie in Suriname voor de 190 eeuw haar toppunt bereikt, zegge 3933745 K.G. of 2/45 van de wereldproductie in dat jaar. Van eenige bijzondere epídemie is er in de laatste vijf à zes jaar sprake, nl. van het versteenen der noten, de krulloten enz. Deze ziekten zijn in 't eerst waargenomen in het Saramaccadistrict, alwaar de oudste cacaoplantages zijn, verder op Ma Retraite ook de oudste nabij de stad. Op deze plantage werd ongeveer tien jaar geleden ook veel schade aangericht aan de bladeren. 't Jaar 1900 kenmerkt zich tengevolge van eene langdurige droogte door een cacaoproductie, die ver beneden de laatste voorgaande jaren gebleven is. De productie was 29272095 K.G. of 9227705 K.G beneden het jaar te voren (1899) naar den gemiddelden marktprijs in 1900 zijnde 75 ct. per KG. berekend is en in 1900 door Suriname een kapitaal van klein acht ton minder aan cacao ontvangen dan in. 1899. De plantage Nieuw-Meerzorg (Matappica) die in 1899, 1324975 K.G. cacao produceerde, bracht in 1900 slecht 35734 K.G. op of haast 100000 K G. = 1000 balen van 100 K.G. = 75000 gulden minder dan in 1899. Op vele plantages stierven geheele velden uit: op sommige werden de boomen bovendien door toppen- en takkendood, tengevolge van de droogte, geteisterd. 1901 bleef de cacaoproductie nog beneden de jaren voor 1900 en kwamen verschillende ziekten tegelijk met de regens de meeste plantages epidemisch aanvallen. Krulloten, bruinzweer en toppendood, versteening vertoonden zich overal en hielden aan. De schade aangericht was groot. De ‘voorpluk’, die gewoonlijk in het eerste halfjaar plaats heeft, mislukte bijna geheel; millioenen noten werden waardeloos. Sommige plantages. die op 500 bln. gecalculeerd hadden, ‘voor den voorpluk,’ oogsten nog geen 100 balen; enkelen kregen één tiende van de calculatie; van begraven der versteende en andere zieke noten, volgens advies van den deskundigen, was nauwelijks sprake. Men had werk genoeg aan het afstooten van de zieke noten. Men wierp maar | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het grootste gedeelte der zieke noten in de rivieren.Ga naar voetnoot(1) 't Was pijnlijk, de rivieren met de groote hoeveelheid noten als bezaaid te zien; die niet naar zee afdreven, bleven achter op het oeverslib in menigte bij elkaar liggen; het leek wel een oneindige breede zwarte en bonte streep langs den oever van verschillende rivieren getrokken. Opgemerkt is, dat, terwijl de cacaoboomen in dien tijd stierven, de schaduwboomen (Erythrinas) bleven leven: waaruit op te maken is, dat deze sterk en de cacaoboomen zwak waren. De plantages, die aan beneden rivieren en hare mondelingen gelegen zijn, hebben het meest van de ziekten geleden, terwijl de hooger gelegene weinig of in 't geheel geen aanvallen hebben gehad. De plantage Margarethenburg in Nickerie, die cacao kweekt zonder schaduwboomen bracht in 1899, 30200 K.G. cacao op en in 1900, 50064 K.G. Er zijn nog enkele plantages, die in 1900 evenveel en zelfs meer produceerden dan in 1896, doch geene in zulk een verhouding als Margarethenburg. |
|