[Zingt nu vrolijk, lieve vrinden!]
Wijze: Lijsje sliep in 't bosch en lommer.
Zingt nu vrolijk, lieve vrinden!
Op dit blijde feestgetij,
Die zich aan deez' disch bevinden,
Daar deez' dag zoo heuglijk zij;
Voor de jonge Echtgenooten,
Voor het Paar dat is getrouwd,
Helpt mij deze vreugd vergrooten,
Helpt mij, blijde vriendenrei!
Brave Bruîgom! aardig Bruidje!
Gij zijt o zoo'n nobel Paar!
Wij wenschen u een aardig spruitje,
En dat nog wel binnen 't jaar.
Hoe zal 't Bruidje dan doudijnen,
Het zal haar wel handig staan,
Is ze niet gewend aan kleinen,
De baker komt toch 't eerst te pas.
Zie hoe vriendelijk het Bruidje
Lacht haar lieve Bruîgom toe,
Bruîgom, ook zoo'n snakig guitje,
Is niet minder blij te moê.
Hebt geduld, het zal ras wezen;
Nu komt, lieve! daar ge op wacht,
De vreugd is uit haar oog te lezen,
Smaak vele vreugde met elkaâr.
Hoor, wij zullen niet mankeeren;
Als wij komen 't kindje zien,
U daarmeê te feliciteeren,
Onze hartenwenschen biên,
Dan zal Bruîgom kraamheer wezen;
't Bruidje kraamvrouw, o dan zal;
Uw vreugde zijn ten top gerezen,
Lekkere muisjes en kaneel.
|
|