Trouwbelofte.
Wijze: Wie heeft de muitzucht perk gesteld? enz.
Thans stemmen wij met blij geluid, Hoezee!
Het lied voor Bruidegom en Bruid, Hoezee!
Elk vult zijn glas tot aan den rand,
En roept in volle vreugd ontbrand:
Maar 't Huwlijk is geen kleine zaak, O neen!
De keuze is geen zoo ligte taak, O neen!
Wij keuren dus geen Huwlijk goed,
Voor dat je ons eerst belijd'nis doet,
Het trouwen komt soms duur te staan, O wee!
En 't hinkend paard komt achteraan, O wee!
Dan baat geen weenen, baat geen klagt,
't Is alles dan te laat bedacht,
Spreek Bruîgom! meent ge 't wel opregt, Zeg ja,
Wat gij aan 't Bruidje hebt gezegd? Zeg ja,
Belooft gij ons, voor 't lieve kind
Altijd te zijn de trouwste vrind?
Belooft gij trouw in lief en leed? Zeg ja!
Wat u op aarde ook tegentreedt? Zeg ja!
Belooft ge als waardig echtgenoot,
Haar trouw te zijn tot in den dood,
Mijn vrienden! gij hebt het gehoord, Hoezee!
De brave Bruîgom houdt zijn woord, Hoezee!
Maar nu komt aan de Bruid de beurt,
Dan eerst zij 't Huwlijk goedgekeurd;
Dan is 't hoezee, hoezee!
Spreek Bruid! waart gij tot de echt gezind? Zeg ja!
Hebt gij den Bruîgom steeds bemint? Zeg ja!
Erkent ge uw man tot voogd en heer,
Als Eva Adam deed weleer?
Belooft ge op 's levens kronkelpaân, Zeg ja,
Hem altijd liefd'rijk bij te staan? Zeg ja!
Belooft ge hem uw liefde en trouw,
Zoo als het voegt aan de edele vrouw,
| |
Mijn vrienden! gij hebt het gehoord, Hoezee!
Ook 't Bruidje gaf aan ons haar woord, Hoezee!
Wij zijn dus met dat woord voldaan,
En 't Huwlijk door ons toegestaan,
Geluk dan, vrienden! met uw doel, Hoezee!
Ons hart blijft bij uw heil niet koel, Hoezee!
Wij drinken dus den beker uit,
Op 't heil van Bruidegom en Bruid,
|
|