Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij
[pagina 261]
| |
Ey! voor 't laatst, verban uw' zucht:
Laat mijn ziel een zoeter lucht
Erven, die nu deerlijk leidt
In een poel;
Daar de stoel
Van 't gewoel
Is snoodt bekleedt;
Kenne vry,
Dat ik bly
Eens in vreugt mijn quaal vergeet.
2 Dan zal ik mijn Herderin,
Die de prikkel van mijn min
Voelt, in 't middel - punt van 't hert,
Als mijn echtgekoren Bruidt,
Voeren tot haar quelling uit;
Als mijn ziel gebonden werdt
| |
[pagina 262]
| |
Aan haar lust,
Op de kust,
Daar de rust
Een rust-plaats vindt,
En beleeft
Daar ze sweeft:
Rust, naar lust, van elk bemindt.
3 tZa dan, vlugge voetjes, draa,
Sweeft het spoor, der Minn'-godt, naa,
Die, geblindt, u lichten zal
Daar uw' min, in heerlijkheidt,
Door een echte knoop geleidt,
Teelt, in schaamt', een eerb're val.
Ach! 't geboomt'
Leeft; zy koomt.
Goôn! hoe stroomt
| |
[pagina 263]
| |
Mijn hert in vreugt!
Kom, mijn ziel,
Spoeit u kiel
Op de kust van liefd' en deugd.
I. d. Groot.
Niet al te.
|
|