| |
X-beelden (1920)
hebt gij 't lichaamlijk ervaren
hebt gij 't lichaamlijk ervaren
hebt gij 't li CHAAM lijk er VA ren
het doorelkaâr van 't niet en de verschijning
klein verfrommelde almanak
die men ondersteboven leest
uitgekauwd sigaretteeindje op't
trillend onvruchtbaar middelpunt
rose en grauw en diep wijnrood
de scherven van de kosmos vind ik in m'n thee
Aanteekning: On: te lezen nuln; - ruimte en - tijd: te lezen min ruimte en min tijd.
| |
| |
| |
Ruiter
(Uit de serie: SOLDATEN 1916)
STAPPE PAARD STAPPE PAARD
STEPPE PAARD STEPPE PAARD
STEPPE PAARD STEPPE PAARD
STIPPE PAARD STIPPE PAARD STIPPE PAARD
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
De misdadiger
(geheel toonloos)
Mijn leven is 'n zwarte grond met lijnen grijs en roode vlekken.
Mijn leven is 'n laan bij nacht, waar duistere figuren
achter de boomen staan te gluren.
Mijn leven is 'n halve maan boven kool-zwarte heesters.
Mijn leven is 'n oude rok, gescheurd en vol met vlekken.
Daar loop ik in den nacht mee rond on schaam mij als de
morgen komt.
Ik en de zon, wij blozen dan
Mijn leven? - 'n dichtgevroren gracht bij nacht.
De enkel zwak - je glijdt.
De wereld is 'n blinde muur, die mij verschrikt en opjaagt
als 'n aangeschoten haas.
De wereld is 'n harde steen, die groeit en groeit door ons geween.
Mijn leven is 'n nauwe cel.
'n Vuile wand met ingekraste namen.
| |
| |
Lobelia II
(te lezen met teruggehouden adem)
| |
| |
| |
De hangende gitaar
Een zwarte, smalle plank.
(Uit de Serie: STILLEVENS 1914)
| |
Kazernekamer
met bruin verbrande krant
Vuile vingervegen op den wand.
Dikke scheeve roestspijker
van 'n snuiend-slapenden man.
waarin twee gelijke witte schimmen
Weerszijden: donkere gordijnen
met 'n spitse punt omhoog
Spijker, spijker, spijker, spijker, spijker
'n slapend, vreeslijk nachtgelaat
rond-zacht-glooiende billenlijn
Overdwars: dik - roode dekenstreep
| |
| |
Tegen het hoog wit der muren
‘Anton Hunick's leverpastei’
‘Is de Beste is de Snelste’
Hoog in 'n hoek, zwart spinnewerb
En op den grond twee geweren,
'n fleschje inkt schuin tegen boek:
Daar naast 'n half bruin-broodje.
M'n pols met leêren armband
boordevol met schel-wit licht
gezoomd met hemelsblauwen kring.
(Uit de Serie: SOLDATEN 1916)
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Kinderwereld
| |
| |
| |
Centra
pats
alles doormidden de aarde wit-zwart
de weg: grillig wit - grillig zwarte figuren
Vlak-horizontaal op den grond
links plat op den grond " scherp
Vlak-horizontaal op den grond
links plat op den grond " getande
Vlak-horizontaal op den grond
links plat op den grond " zaag
Vlak-horizontaal op den grond
links plat op den grond " oneindig
Daar naast daar boven en daarin:
PAALTJE PAALTJE PAALTJE PAALTJE paaltje
links: glinsterende slangen Oneindig
Wolk in wolk wolk op wolk naast wolken
STREEP SCHEL groen in de verte
figuren bewegen aan onze voeten rhythmisch gesnuif gebruisch
‘Hé?’ ‘Wàt?’ ‘O.’ ‘Hé?’ ‘Ja-ja.’
BOM BOM BOM BOM BOM BOM BOM BOM
bollen wit in bollen wit naast bollen wit op bollen wit
| |
| |
't opstijgen van geluiden doorelkaâr
‘HÉ?’ ‘O! ja’...‘kijk, kijk 't verdwijnt.’
Jongen. Bij 'm. Grijns. Voorbij 'm.
opeens: HELLE RUIMTE groen groen goud oranje diamanten
Paard haag boomen reusachtige spinnewebben tegen hemel
wit blauw diamanten robijnen spheren tintelende witte bollen
LINKS: PAALTJE PAALTJE PAALTJE paaltje
STREEP glinsterende slangen S-vorming daarboven
RECHTS: groen hel-groen geel-groen glinsterend zwarte diamant indigo-streep in de verte
Direct naast mij links " op-neer
Direct naast mij links " heen en weer
Direct naast mij links " schokkend draaiend
Direct naast mij links " hoed hoofd Jas
Direct naast mij links " hoed hoofd Jas
(hand in de lucht glinsterende nagel ‘kijk daar 't licht 's’)
Overal: cirkels cirkels trillen rillen schudden schokken snoeren
diamanten kruipende krimpende zilveren slangen overal rondom
door alles in alles om alles op alles Alles
Cirkels halve cirkels kwartcirkels schudden spiralen trillen zilver-
draad golvend schitterend Enorme Oven
massa ademen nerveus koortsig hysterisch snel
donkere strepen gekrioel van kleurige vormpjes
Over alles heen: blauw glazen glinsterende Stolp
April 1915
| |
De eeuwigheid
Ik weet niet waar en of ik ben
Het lichtje naast mijn arm
Toch zie ik niet het licht.
Hier houdt het denken op.
(1914)
| |
| |
| |
Volle maan
Wellicht kom ik mij tegen.
Daar staat het hooi op hoopen
Het is nu licht en donker
Hooi was het in den morgen,
en 't hooi is opgeborgen.
Nu steekt een donkere vogel
II
Mijn mond is aan den rand.
Ik drink. Ik drink het licht
Daar klapt een reuzenvlerk
boven mijn hoofd in 't zwerk
Wat werd daar voor het hooren
niet voor het zien geboren?
Welke vogel van het licht
Kwam niet tot mijn gezicht?
De maan werd in mijn ziel geboren
'k Kon nauw'lijks d'eend meer hooren,
Ik wist noch waar, noch wie ik was.
Mijn borst ging langzaam op en neer.
Nu was ik dood, dan leefd'ik weer.
| |
| |
| |
| |
|
|