De Brief.
1.[regelnummer]
Alweêr een brief van de Leidsche Post, (bis.)
En die heeft mij alweêr zes stuivers gekost,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
2.[regelnummer]
Wat schrijft mij nu, mijn beste vrind? (bis.)
't Is van mijn zoon, dat drommels kind!
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
3.[regelnummer]
Wat heeft die jongen weêr gedaan? (bis.)
Hm! hij heeft de glazen in gaan slaan,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
4.[regelnummer]
Op morgen zal ik te Leiden zijn, (bis.)
Al bij mijn zoon, dat dronke zwijn,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
5.[regelnummer]
Goeden dag, mijn beste heer Papa!
Hoe vaart toch wel mevrouw Mama?
Wij allen zijn frisch en gezond, (bis.)
Maar gij, gij zijt een slechten hond,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
6.[regelnummer]
Een slechten hond! wat, ben ik slecht?
Wat heeft men mij ten last' gelegd?
Vraagt gij mij nog wat men van u praat, (bis.)
Leest wat in deez' missive staat,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
7.[regelnummer]
De gansche week ik gestudeerd,
Des zondags heb ik genegotieerd.
De studie en de negotie zijn, (bis.)
Voor u als paarlen voor een zwijn,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
8.[regelnummer]
Papa! vergeeft mij deze stap,
Want ik beloof u beterschap.
| |
Als gij mij beterschap belooft, (bis.)
Dan stel ik alles weêr uit 't hoofd,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
9.[regelnummer]
Ja beterschap beloof ik Heer,
Vergeef mij nog maar deze keer.
Nu jongen! houdt maar u fatsoen, (bis.)
En wilt voortaan u best maar doen,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
10.[regelnummer]
Goeden dag, mijn beste heer Papa!
Groet toch vooral mevrouw Mama;
Dien ouden had mij in den strik, (bis.)
Kom gaauw een borrel voor den schrik,
Zie dit, zie dat, zie doo. (bis.)
|
|