Spiegel der Letteren. Jaargang 19
(1977)– [tijdschrift] Spiegel der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||
[Nummer 1]Titel en tekst. Aspecten van een theorie van de literaire titelOver de titels van literaire werken, hun structuur en hun functie bestaat er slechts weinig en partieel onderzoek. De literaire titel is een erg verwaarloosd onderwerp. Na moeizame bibliografische opzoekingen vonden we nauwelijks een handvol studies die het onderwerp op een of andere manier benaderen. ‘Titel’ komt immers in bijna geen literair lexicon of literaire encyclopedie voor als apart lemmaGa naar voetnoot1 en ook de meeste literairwetenschappelijke handboeken zwijgen het onderwerp doodGa naar voetnoot2; bibliografisch zijn we dus waarschijnlijk onvolledig, maar toch menen we wel de voornaamste studies te hebben samengebracht. Aparte studies over de literaire titel moeten ook nog worden aangevuld met talloze opmerkingen over het titelgebruik die verspreid liggen over diverse publicatiesGa naar voetnoot3. Onder de aparte studies over de literaire titel zijn vooral van belang de eerste poging tot synthese door Grivel, de analyse van het titelgebruik in de nouveau-roman en het historische overzicht van Duitse roman-titelsGa naar voetnoot4. Daarnaast bestaan er studies over niet specifiek literaire titels, bv. over de titelgeving in de 18de eeuw in FrankrijkGa naar voetnoot5, of over krante- | |||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||
titels en titels in de reclametaalGa naar voetnoot6. Ook vonden we een paar linguistische, meestal tekstsyntactische, analyses van de titelGa naar voetnoot7. Men kan zich de vraag stellen waarom er nooit veel systematische aandacht aan de literaire titel is besteed. Men kan dan mogelijk wijzen op historische redenen, de titel zoals wij die kennen ontstaat slechts langzaam na de opkomst van de boekdrukkunst; men kan ook denken aan de klassieke esthetiek waarin de titel erg perifeer is en wordt gehanteerd en beschouwd als een adequate samenvatting of een aanduiding van de centrale thematiek; tenslotte kunnen ook pragmatische redenen worden aangegeven, de titel wordt dikwijls pas na voleinding aan het werk gegeven of zelfs door de uitgever bedacht en daarom als weinig relevant afgedaan. Het is pas door de problematisering van de titel, grosso modo samengaand met de opkomst van het modernisme, dat er de nadruk op wordt gelegd. Mogelijk is de bloei van de semiotiek en de receptie-analyse mee verantwoordelijk voor de recente belangstellingGa naar voetnoot8 voor de titel, zij bieden immers de adequate middelen om de functionele aspecten van de titel te onderzoeken. Dat titel en titelgebruik niet zo'n voor de hand liggende gegevens zijn en heel wat stof bieden blijkt reeds uit de weinige bestaande analyses: titels zijn interessant materiaal o.a. vanuit linguïstisch standpunt, voor een analyse van taal- en denkroosters van een periode, historisch en ideologiekritischGa naar voetnoot9, voor de literatuurgeschiedenis, voor het onderzoek naar het leesproces en de hermeneutische procedures die de lezer hanteert, voor een studie over de boekenmarkt en de verkoopsmethodes. Het is dan ook onze bedoeling in dit artikel een overzicht te geven van de verscheidene aspecten die de titelgeving vertoont en van de invalshoeken vanwaaruit de literaire titel kan worden benaderd. Ons artikel wil op de eerste plaats een synthese en een systematische ordening bieden van over verschillende teksten verspreid liggende fragmentaire gegevens, en | |||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||
ook daar waar wij niet expliciet verwijzen zijn wij afhankelijk van de in voetnoot vermelde studies. Onze tekst bestaat uit vier delen: de syntactische en retorische specificiteit van de titel (1), de relatie titel en werk (2), de connotaties van de titel, zijn historische en intertekstuele geladenheid (3), de verscheidene pragmatische functies van de titel met de nadruk op het belang van de titel bij het leesproces (4). In dit laatste gedeelte gaan we ook in op de functie van de genre-aanduiding. Allereerst evenwel moeten een paar terminologische dubbelzinnigheden uit de weg worden geruimd. Het begrip ‘titel’ is geen eenduidig begrip, het wordt door verschillende auteurs op verschillende wijze gehanteerd. De definitie verloopt gewoonlijk op dezelfde manier, ‘titel’ wordt afgegrensd t.o.v. begrippen als ‘ondertitel’, ‘deeltitel’ en ‘reekstitel’, maar de grenzen worden anders gelegd. In de Moderne Encyclopedie der WereldliteratuurGa naar voetnoot10 wordt titel bepaald als ‘naam of opschrift van een geschrift of boek of van een gedeelte daarvan’ en is de ondertitel een ‘verklarend toevoegsel van de hoofdtitel’, waarmee dan volgens de voorbeelden blijkbaar genre-aanduidingen als ‘treurspel’ of ‘roman’ worden bedoeld. Lämmert daartegenoverGa naar voetnoot11 ziet de ondertitel als een syntactisch losstaand tweede deel van de titel dat dikwijls veralgemenend kan werken. Ook GrivelGa naar voetnoot12 definieert ‘le sous-titre’ als ‘le prolongement ou l'explication du titre proprement dit’. Wij spreken gemakshalve over ‘titel’ en ‘genre-aanduiding’; met ‘genre-aanduiding’ bedoelen we de aanduiding van het (sub)genre, van het soort tekst dat voor ons ligt (roman, ...), ‘titel’ bepalen we negatief als alle andere gegevens. Er moet tenslotte ook rekening mee worden gehouden dat op het titelblad meestal ook de naam van de auteur en van de uitgeverij evenals plaats en datum van uitgave verschijnen. Niet alleen kunnen de titel en de genre-aanduiding samen met de auteursnaam één syntagma vormen, daarenboven moeten we voor ogen houden dat de titel steeds functioneert samen met de andere linguïstische gegevens en met op de achtergrond de materiële aard van het boek (pocket, in leder gebonden, ...) , de omslagtekening, de typografie, etc. Wij behandelen alleen de titel en de genre-aanduiding, maar het onderzoek vooral van de pragmatische functionaliteit van de titel zou moeten worden uitgebreid naar die andere aspecten toe. | |||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||
1. In dit eerste punt willen we vooral ingaan op de syntactische en de retorisch-poëtische specificiteit van de literaire titel. We beogen op de eerste plaats een korte analyse van de hedendaagse ‘titelcompetentie’. Voor gegevens die rekening houden met de historische dimensie verwijzen we naar punt 3. We beperken ons tot titels van romans en poëziebundels. Uitspraken als ‘een knotsgekke titel’, ‘wat een titel’, ‘echt een titel voor een roman’ tonen aan hoe tot de literaire competentie, tot het bewustzijn van een aantal hedendaagse schrijfnormen ook een zekere titelcompetentie behoort. Met titelcompetentie bedoelen we dan een geheel van normen voor de aflijning van wat een (on)gewone, (on)aanvaardbare literaire titel is op dit ogenblik. We menen dat die normen op de eerste plaats syntactisch van aard zijn. Semantisch gezien bezit de hedendaagse literaire titel geen specifieke eigenschappen. Wel vertonen bepaalde subgroepen van titels (gebonden aan genres, aan literaire bewegingen, etc.) bepaalde voorkeuren. Hiervoor verwijzen we naar punt 3.
1.1. De belangrijkste eis die men aan titels stelt is beknoptheid: ‘De moderne boektitel is zo bondig mogelijk.’Ga naar voetnoot13 Dat blijkt uit de hoge frequentie van korte, elliptische en afgeknotte syntagmata. Meestal bestaat de literaire titel zelfs slechts uit een nominale constructie, dus zonder werkwoord, en vaak kan men niet of niet eenduidig het onderliggende syntagma reconstrueren. In die zin is het gebruik van de term elliptisch dan ook misschien niet helemaal verantwoord. Als stijlfiguur impliceert de ellips dat de informatie bewaard blijftGa naar voetnoot14. Maar bij de literaire titel is dit evenwel dikwijls niet of nauwelijks het geval, hij schijnt zich dus op de grens van de ellips te bevinden waardoor een ondubbelzinnige interpretatie zonder kennis van de tekst meestal onmogelijk isGa naar voetnoot15. In tegenstelling bijvoorbeeld tot krantetitelsGa naar voetnoot16 vinden we in de literaire titels slechts zelden vervoegde werkwoorden, we treffen ze nog het meest aan in korte sententie-achtige titels zoals De ring is gesloten, Voor de avond valt, Toen Herakles spitte en Kirke spon, Ik ben maar een neger. Daarom is De man die zijn haar kort liet knippen een ongewone en opvallende titel zowel omwille van de lengte als omwille van de aanwezigheid van een vervoegd werkwoord. Niet de ogenschijnlijk | |||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||
triviale karakteristiek ‘met kort haar’ maakt de titel ongewoon (cfr. Rolande met de bles), wel het ermee verbonden handelingsaspect uitgedrukt in een bijzin. Op basis van de syntactische bouw kan het nominale zinsdeel verder onderverdeeld worden in een viertal frequente types, waarvan Hoek er drie als typisch voor de nouveau-roman beschouwde. Zijn conclusies zijn evenwel niet specifiek aan de nouveau-roman gebondenGa naar voetnoot17.
Voorbeelden:
We stippen hierbij ook nog aan dat de beknoptheid van de titel ook tot uiting komt in het veelvuldig weglaten van functiewoorden en in de relatief lage frequentie van bijwoorden en adjectieven e.d. Uit de afgeknotte werkwoordloze structuur van de titel kan voorlopig reeds worden afgeleid dat hij zonder voorkennis van de tekst zelf in hoge mate dubbelzinnig blijft, polyvalent interpreteerbaar is. Vooral Grivel heeft hierop de nadruk gelegd: ‘(...) l'usage d'une transitivité verbale quelconque inscrit action et expression de l'action dans un rapport dénotatif: la phrase se rapporte à un événement, fictif ou non, supposé donné. Dans des formules comme “c'était le mari de Delphine”, “le mari de Delphine rentrait”, “le mari de Delphine affirma”, “le mari de Delphine quitte sa femme”, etc., nous avons affaire à des microséquences narratives qui toutes supposent l'existence d'un donné, d'un référent “extérieur”, elles sont là pour lui répondre, elles le rendent. Par contre dans Le Mari de Delphine comme titre (A. Achard (...)), la suppression (ou le défaut) du verbe entraîne le recul (sinon la disparition) du point de référence et provoque la distorsion du rapport entre le sujet (“le mari de Delphine”) et son existence supposée (ses actions): ce rapport devient implicite, indéterminé (on ne sait ce que “fait” ce mari, si même il “vit”, etc.). La formule est absolutisée, elle gagne en | |||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||
équivocité.’Ga naar voetnoot19 De functionaliteit van deze dubbelzinnigheid behandelen we in punt 4. Opvallend in de titel is verder het herhaalde gebruik van (anaforische) elementen als de, het,... die in de titel de minder gebruikelijke kataforische functie vervullenGa naar voetnoot20. Het gebruik van het bepaald lidwoord en meer algemeen de anaforische elementen veronderstelt normalerwijze dat het aldus als bekend voorgestelde gegeven in een voorgaand gedeelte van de tekst geïntroduceerd werd. Bij titels evenwel is er geen voorgaand tekstgedeelte, de titel opent de tekst, zodat de anaforische elementen kataforisch fungeren en naar wat volgt verwijzen om het semantische tekort op te vullen. Titels nodigen dus steeds uit de tekst zelf te lezen, dit zowel door het normale gebruik van kataforische elementen zoals het onbepaald lidwoord als door het tegendraadse, kataforische gebruik van normalerwijze anaforische gegevens. Ook de vaak in titels voorkomende eigennamen fungeren kataforisch. Zij doen een beroep op de tekst om het niet bekende maar toch door de titel als bekend veronderstelde personage te identificeren. Ook hier weer kunnen we reeds vooruitwijzen naar punt 4. De hoge frequentie van anaforische gegevens die in de titel tot katafora omgebogen worden is gericht op het scheppen van een spanning. De (tekst)syntactische (en semantische) onafheid verwijst dwingend naar de eigenlijke tekst die hierdoor een completerend karakter krijgt. Weinrich zegt hierover: ‘These titles containing definite articles are magical, or to put it more soberly, suggestive, because they refer the passer-by (...) to a pre-information which he does not effectively possess. That is what irritates him, makes him pause for a moment. The title presupposes certain pre-information which (presumably) he alone does not possess. It provokes a sudden sense of lack compared to the level of knowledge which he assumes to be possessed by others; and thus, if the author's scheme bears fruit, he is transformed into a reader and purchaser of the book. The reading of the book then gives him all the information he needs to understand its title perfectly and to relieve the semiological irritation which he has experienced from his first sight of the title.’Ga naar voetnoot21 Secundair zou volgens Weinrich het gebruik van het bepaald lidwoord ook generische connotaties met zich meebrengen. Hij geeft evenwel geen voorbeelden. Mogelijk vinden we dat generisch-veralgemenende aspect in titels als Het boek alfa. Daartegenover zou het onbepaald | |||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||
lidwoord kunnen suggereren dat de tekst ‘slechts’ een anecdotische status heeft: An ideal husband, Un amour de SwannGa naar voetnoot22. Vanuit syntactisch perspectief vormen de dubbeltitels een bijzondere groep. Zij waren erg in trek in de 18de- en 19de-eeuwse roman, maar zijn nooit helemaal uitgestorven. De titel valt in deze gevallen uiteen in twee door of of door een komma gescheiden en verbonden delen. Bv. Candide ou de l'optimisme, Mijnheer Luchtervelde, waerheden uit onzen tijd, Ernest Staes, advocaat, Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving. De genre-aanduiding staat meestal syntactisch apart: (Een) Roman, Gedichten, Drama in drie bedrijven,... Zij kan ook volledig worden weggelaten waar haar functie overgenomen wordt door de reeks waarin het werk verschijnt. Teksten gepubliceerd in ‘De bladen voor de poëzie’ hoeven er niet expliciet de aandacht op te vestigen dat ze een poëtische lectuurhouding veronderstellen. In een aantal gevallen kunnen titel en genre-aanduiding in mekaar overlopen of vermengd worden. Bv. Eline Vere. Een Haagse roman, waarbij de genre-aanduiding gecombineerd wordt met een aanwijzing betreffende de literaire ruimte; De Oostakkerse gedichten, waarbij de genre-aanduiding bepaald wordt door een indicatie betreffende de plaats van ontstaan die tegelijkertijd thematisch belangrijk is. Bij poëziebundels tenslotte kan de genre-aanduiding tegelijkertijd als titel functioneren: Gedichten, Verzamelde gedichten.
1.2. De titel is ook onderhevig aan de poëtisch-retorische code, waardoor de aandacht op het taalgebruik zelf wordt gevestigd. Deze poëticiteit is op zichzelf niet typisch voor literaire titels, denken we bv. aan de vooral Angelsaksische gewoonte wetenschappelijke en essayistische studies een klinkende alliteratieve titel mee te geven, maar wel eigen aan de literaire titel is de frequentie en de graad van poëticiteit. De algemene functie ervan is uiteraard de aandacht op het werk te vestigen. Voorbeelden: Alliteratie: De modderen man, Langs lijnen van geleidelijkheid Syntactische tweeledigheid en gelijke woordlengte (vaak met antithese): Vuur en dauw, Komen en gaan, Goed en kwaad Dubbelzinnigheid: De grote schaamlippen, De ziener Syntactico-semantische ongrammaticaliteit: Het uur Marat, De adem ik, Het zomers nihil Metaforiek: Bronnen der slapeloosheid, Azuren holte, Een geverfde ruiter | |||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||
Paradoxale combinaties: De kellner en de levenden, De madonna met de buil Registervermenging: Ziehier een dame, Processie all stars Impliciete citaten of allusies: In uw handen, Nader tot U, Vaarwel krokodil Van deze retorisch-poëtische code kan afgeweken worden door het bewust gebruik van een a-poëtisch, zakelijk, wetenschappelijk register: Kaas, Witboek, Experimenten.
2. GrivelGa naar voetnoot23 onderscheidt drie functies van de titel:
We zouden hieraan nog een vierde functie willen toevoegen: (4) aanduiding van de specifieke leeshouding die voor de tekst in kwestie vereist is (een als typisch ‘literair’ ervaren titel suggereert dat de tekst als een literaire tekst moet worden gelezen; ook de genre-aanduiding vervult - meer expliciet - die rol) en meer in het bijzonder aanduiding van het intertekstuele rooster waarin de tekst moet worden gesitueerd (elke titel connoteert andere titels). Die vier functies zijn op de eerste plaats pragmatische functies. Ook de tweede functie, die we hier willen behandelen, moet op de eerste plaats vanuit de pragmatiek (van het leesproces) worden geanalyseerd. De relatie tusen de titel en de tekst is vooreerst een dynamische tweerichtingsrelatie. De titel is in al zijn vaagheid en dubbelzinnigheid (cfr. punt 1) een anticiperende hypothese betreffende mogelijke dieptestructurele tekstgegevens die de lectuur in een bepaalde interpretatierichting leidt; in de lectuur wordt die hypothese gedeeltelijk bevestigd en gedeeltelijk tenietgedaan. Na de lectuur krijgt de titel zijn definitieve interpretatie, die enerzijds een inperking van de mogelijke betekenissen meebrengt en anderzijds de titel met nieuwe betekenissen kan verrijken. Na de lcctuur wordt m.a.w. de band titel-tekst gestabiliseerd. HoekGa naar voetnoot24 schematiseert dit proces als volgt:
We willen nu in dit punt onderzoeken welke relaties er kunnen zijn tussen de titel en de tekst opgevat als statische betekenisrelaties. In | |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
punt 4 gaan we nader in op de dynamiek van deze relaties zoals die tot uiting komt in het leesproces. We bespreken eerst prozateksten (2.1.) en daarna poëtische teksten (2.2.). Voorafgaand moeten we nog het onderscheid toelichten dat we daarbij maken tussen ‘klassieke’ en ‘moderne’ teksten. We gebruiken die termen in de zin van Barthes' onderscheid tussen ‘le texte lisible’ en ‘le texte scriptible’ (of ‘illisible’)Ga naar voetnoot25 of enerzijds die teksten die met behulp van de traditionele modellen en de traditionele poëtica kunnen worden benaderd en anderzijds die teksten die daartegen ingaan, die teksten die ‘we nog niet kunnen lezen’. Dit onderscheid is enigszins simplifiërend maar het is desondanks wel bruikbaar op het algemene niveau waarop we de relatie titel-tekst behandelen.
2.1. Bij de klassieke roman is de band tussen de titel en de tekst doorgaans niet problematisch. De titel verwijst er meestal naar een of meer van de belangrijke dieptestructurele tekstgegevens. Hij legt de nadruk op: ofwel (1) een of meer van de belangrijke componenten van de verhaalwereld:
ofwel (2) de thematische laagGa naar voetnoot26: Negatief, De verwondering ofwel (3) de vertelinstantie: Vertellen in toga ofwel (4) de externe omstandigheden van de tekst: Manuscript in een kliniek gevonden. Uiteraard zijn allerlei combinaties denkbaar: Candide ou de l'optimisme (personage en thema), De paardesprong (letterlijk en symbolisch), Een wonderkind of een total loss (personage en gebeurtenis). De titel die verwijst naar de centrale gebeurtenissen en/of het centrale thema kan in oudere romans soms uitdeinen tot een uitgebreide inhoudsopgave. Zo citeert Lämmert de volledige titel van Insel Felsenburg (1749), die niet minder dan veertien regels beslaat, waarbij hij commentarieert: ‘Hier erfahren wir Zeit und Ort, das Ablaufgerippe und den glücklichen Ausgang der Handlung, Namen, Herkunft, und Alter der Hauptperson’Ga naar voetnoot27. | |||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
De klassieke vereiste dat de titel refereert aan belangrijke en centrale tekstgegevens blijkt duidelijk uit een aantal studies die de traditionele verhalende roman tot onderwerp hebben. Lämmert stelt vast dat de titel ‘häufig genug schon direkte Hinweise (gibt) zur Aufschlüsselung des Geschehens, des Themas oder des Werksinnes, ehe noch eine Aufklärung des Lesers durch den Text stattgefunden hat.’Ga naar voetnoot28 Hij behandelt de titel dan ook samen met het voorwoord bij zijn onderzoek naar de vooruitwijzende gegevens in de roman. Keiter en KellenGa naar voetnoot29 stelden zelfs als norm dat de titel ‘den Inhalt weder ausplaudern, noch verbergen und hin und wieder eine verständliche Allegorie zulassen’ zou. ‘Krieg und Frieden, Rom, Paris, Die Erde, Das Geld’ beschouwen zij als ‘in ihrer Präzision massgebend’, en zij prijzen C.F. Meyer voor zijn titels die getuigen van ‘undersame Klarheit, Einfachkeit und Treffsicherkeit. Es ist, als wäre der Titel mit dieren Novellen organisch verbunden.’ Bij de klassieke roman moet dus elke dubbelzinnigheid die in de titel aanwezig zou kunnen zijn, door de tekst opgeheven worden. Bij de moderne roman evenwel verdwijnt de ‘organische’ band tussen titel en tekst, de relatie wordt geproblematiseerd. Het is niet langer onmiddellijk duidelijk waaraan de titel refereert. Typisch hiervoor is de titel in de nouveau-roman: ‘Dans le N(ouveau) R(oman), cette relation est beaucoup plus problématique. Les titres du NR semblent se nier en tant que titres, c'est-à-dire que le mouvement dialectique entre titre et conTexte est devenu apparemment impossible: le titre semble refuser toute responsabilité de son conTexte. On ne distingue plus quelle est la fonction exacte du titre vis-à-vis du conTexte. Pourquoi Les Gommes, pourquoi Gulliver, pourquoi Les Petits Chevaux de Tarquinia, pourquoi Passacaille? Certes ces mots figurent dans le roman, mais le lecteur s'attend à un rapport déterminé: le nom du héros romanesque, celui de l'événement principal, éventuellement un commentaire de l'auteur sous forme d'une métaphore transparente, ou d'une citation appropriée.’Ga naar voetnoot30
2.2. Bij poëtische teksten kan de relatie titel-tekst veel verscheidener vormen aannemen dan bij prozateksten. Niet alleen is het corpus veel uitgebreider, maar ook zijn er principieel een veel groter aantal mogelijkheden, daar de titel van een gedicht niet als identificatie van de tekst hoeft te fungeren (de identificatie kan verlopen via de titel van de bundel en/of de eerste regel van het gedicht), noch aan publicitaire | |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
doeleinden onderworpen is (dat geldt alleen voor de titel van de bundel). De speelruimte in de mogelijke relaties is veel groter, de band titel-tekst kan bijzonder hecht zijn, zodanig zelfs dat het gedicht zonder de titel totaal onverstaanbaar wordt, maar in andere gevallen kan de titel gewoon achterwege blijven. VoorbeeldenGa naar voetnoot31: (We ontlenen de meeste voorbeelden aan het werk van Jos De Haes)Ga naar voetnoot32
| |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
Terwijl de klassieke poëzie de voorkeur geeft aan onproblematische titels die het genre, het thema, de stemming of de aangesprokene aangeven, verloopt bij moderne poëzie de overgang van de titel naar de tekst niet meer zo probleemloos. Kayser noteert dat op het einde van de negentiende eeuw het gebruik ontstaat geen eigenlijke titel meer aan het gedicht te geven, maar de aanvangswoorden als titel te laten gelden. ‘Die Einstellung, die dazu führt, ist nicht selten der rhetorischen Einstellung genau entgegengesetzt. Der Dichter will jeden Gedanken an Thematisches ausschalten, will aus keiner Distanz und Gefasstheit heraussprechen; das Gedicht soll als unmerklich sich hebende un wieder verfliessende Welle genommen werden.’Ga naar voetnoot35 Ook Friedrich spreekt in Die Struktur der modernen Lyrik over de verschuivingen die de verhouding tussen titel en tekst ondergaat. Een willekeurig vers kan als titel gebruikt worden, de titel kan absoluut noodzakelijk zijn voor een goed begrip van het gedicht (bv. Pounds In a Metrostation) of de titel lost helemaal niets op: ‘Solche Inkongruenzen, bei denen der Inhalt eines Gedichtes nicht zu seinem Titel “passt”, fügen dem jeweiligen Text eine weitere Schicht der Vieldeutigkeit zu.’Ga naar voetnoot36 (Als voorbeeld vermeldt hij Jimenez die twee gedichten als titel een vraagteken meegeeft). Friedrich situeert deze ‘abnormale titelgeving’ in de algemene neiging tot verstoring en vervreemding die hij als een fundamenteel kenmerk van de moderne poëzie beschouwt. Het feit dat alle gedichten bij De Haes een titel krijgen, dat weinige titels strikt noodzakelijk zijn en dat alle titels zonder probleem met de teksten in verband kunnen worden gebracht is dus op zichzelf reeds een aanduiding voor het klassieke karakter van zijn poëzie.
3. Historische periodes, auteurs, genres vertonen een voorkeur voor bepaalde titels. Evenzeer als de tekst zijn de titel en de geplogenheden van de titelgeving onderhevig aan genre-, tijds- en auteursverschillen. Bepaalde titels zijn bij bepaalde auteurs ondenkbaar, sommige titels kunnen nu niet meer, andere kwamen vroeger nooit voor. Elke titel connoteert hoe dan ook een genre, een vorm van schriftuur, een historische periode, geen enkele titel verschijnt in een vacuum, steeds draagt hij de hele literatuur- en titelgeschiedenis met zich mee. Titels plaatsen zich steeds tegenover een intertekstuele achtergrond en het onontkoombare connotatieve gewicht dat zij met zich meesleuren is een belangrijke factor in de vorming van verwachtingspatronen bij de potentiële lezer. | |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
Via de herkenning van een reeks andere titels (met hun overeenkomstige teksten) door de aangeboden titel heen kan de lezer zich een beeld vormen van de tekst en stelt hij tevens zijn lectuur op een bepaalde manier in. Een traditionele schriftuur kan via traditionele titels aansluiten bij de bestaande teksten. Daartegenover kan een nieuwe vorm van schriftuur ook een verandering in de titelgeving meebrengen en kan een werk dat een desautomatiserende invloed op de poëtische canon wil uitoefenen hiertoe ook de titel aanwenden om aldus de heersende verwachtingspatronen te frustreren. De mogelijkheid doorheen een bepaalde titel een hele reeks andere werken te herkennen, of anders gesteld de achtergrond waartegen een werk steeds wordt gelezen, kan door de auteur ironisch worden uitgebuit. Hij kan a-literaire titels gebruiken of hij kan via parodiëring, allusie en archaisering - de meest onmiddellijk op de voorgrond tredende uitingen van de intertekstualiteit - tot in de titel toe een subtiel spel spelen met de verwachtingen van de lezer. De ironie kan onmiddellijk met de titel meegegeven zijn (A Portrait of the Artist as a Young Dog) of kan pas blijken uit de tegendraadse relatie van titel (en verwachtingen) en tekst. Literaire connotaties zijn tevens ook ideologische connotaties en de ondermijning van het klassieke titelgebruik kan dus ook ideologisch worden geduid: ‘(...) le titel joue par rapport au texte, dans l'ensemble socio-économique ou les livres sont produits en Occident, le rôle d'une étiquette sur une marchandise. Le titre est donc le lieu d'un conflit idéologique pressant. Ce qui est exigé, c'est qu'il y ait rapport analogique entre le titre et le contenu (plutôt que le fonctionnement) du livre, de la même façon que, sous peine de poursuites de la police des fraudes, il doit y avoir analogie entre l'étiquette et le contenu de la boîte de conserven. Subvertir ce rapport analogique du titre-étiquette, c'est contrevenir à toute une idéologie commerçante.’Ga naar voetnoot37
Voorbeelden: 3.1. Titels connoteren een historische periode.
| |||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||
3.2. Titels connoteren een genre, een schriftuur.
3.3. Sommige auteurs vertonen opvallende constanten en eigenheden in de titels van hun werken:
| |||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||
3.4. Titels kunnen doorverwijzen naar andere media en niet-literaire teksten: A Portrait of the Artist as a Young Man, Studies naar het naakt model (schilderkunst), Nader tot U (religieuze tekst), Medgar Evers te Jackson vermoord (journalistiek). Op die manier wordt een verwachtingspatroon geschapen dat mee de verwachtingen opgeroepen door andere media of teksten inhoudt.
3.5. Specifieke ideologische connotaties.
4. Op het pragmatische vlak oefent de titel vier functies uit.
4.1. Hij identificeert het werk, wat een practische vereiste van tamelijk triviale aard is, maar nochtans niet zo maar te verwaarlozen is. Het opnieuw gebruiken van een reeds bestaande titel kan de grootste verwarring meebrengen. De behoefte aan steeds andere titels verklaart gedeeltelijk de zucht naar originaliteit. Om de identificatie snel te laten verlopen tenslotte moet de titel zo kort mogelijk zijn.
4.2. De titel verwijst naar gegevens uit de tekst en heeft aldus invloed op het leesproces.
4.2.1. De titel is het eerste element waarmee de lezer geconfronteerd wordt. De titel biedt op basis van zijn semantische inhoud en op basis | |||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||
van zijn intertekstuele situatie een vage dubbelzinnige informatie die bepaalde verwachtingen t.a.v. de tekst oproept. Hij anticipeert op de tekst, hij is vooruitwijzendGa naar voetnoot43, maar tegelijkertijd blijft hij vaag en verwijst hij steeds naar de tekst als noodzakelijk complement. De titel creëert spanning zonder die op te lossen. In punt 1 hebben we er reeds op gewezen hoe de syntactische bouw van de titel en de kataforische elementen gericht zijn op spanning en op vaagheid. We kunnen de status van de titel t.a.v. de tekst in het leesproces best vergelijken met die van de hypothese: de titel is een voorlopige, intuïtieve hypothese betreffende de tekst, als hypothese verwijst hij naar een noodzakelijke toetsing die door de tekst gebeurt, na de toetsing - de lectuur - wordt de dubbelzinnigheid opgeheven, wordt de hypothese aangepast. De titel is een veelvoudig dubbelzinnig gegeven dat verwachtingen t.a.v. de tekst produceert. De lezer gaat in zijn lectuur op zoek naar bevestiging van de door de titel gegeven informatie; de lezer structureert, analyseert en hiërarchiseert de tekstelementen in functie van de titel. (De lezer is erop uit de titel in het werk ‘terug te vinden’; gebeurt dat niet of pas na lange tijd, dan raakt hij geïrriteerd: bv. Max Havelaar die pas na ettelijke Droogstoppelbladzijden en een lange inleiding verschijnt.) Daarnaast kan hij ertoe gedwongen worden na falsificatie van zijn oorspronkelijke titelhypothese de interpretatie van de titel te herzien. De band tussen titel en werk moet dus in het leesproces als een tweerichtings-relatie worden beschouwd: in de leesact bepaalt de titel mee de opbouw van de tekst (4.2.1.1.), na de lectuur moet de titel eventueel worden herzien (4.2.1.2.).
4.2.1.1. R. Barthes beschouwt de titel als het eerste element van de ‘code herméneutique’Ga naar voetnoot44. Op basis van de titel gaat de lezer op speurtocht doorheen de tekst, ervan uitgaande dat de titel belangrijk is en dat de tekst naar de titel toe kan worden gelezen. De titel bepaalt op welke aspecten de lezer de nadruk zal leggen. Die invloed van de titel kan het best worden aangetoond aan de hand van een gedicht waarvan de titel gewijzigd werd. We nemen daarvoor Terminus van Achterberg, dat bij de eerste druk Nostalgie heetteGa naar voetnoot45; we steunen op de door Fokkema gegeven interpretatie van de wijziging. De eerste titel benadrukte het terugverlangen naar het verleden, de nieuwe titel ‘impliceert voor de ik een terminus a quo’Ga naar voetnoot46. De twee tekstwijzigingen die | |||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||
samen met de nieuwe titel zijn aangebracht zijn van secundair belang, de tekst is op zichzelf polyvalent leesbaar en het is de titel die aan de lectuur een bepaalde richting geeft. Alleen via Terminus kunnen de regels 12-14 Provinciewind maakt in de bronzen nacht
een laatste resonantie tot geruis.
Gefluister bij het oor heeft ingezet.
als een ‘terminus a quo’ worden geduid. Op zichzelf geven ze geen uitsluitsel of de nadruk valt op het verleden of op het toekomstig aspect, de laatste regel wordt door Nostalgie gerelativeerd, door Terminus als toekomstgericht onderstreept. Een tweede voorbeeld vinden we in de poëzie van Gezelle. WestenbroekGa naar voetnoot47 heeft erop gewezen dat Gezelle sommige gelegenheidsgedichten bij de bundeling door titelwijziging van hun gelegenheidskarakter ontdeed. Op die manier werden de gelegenheidsgedichten niet langer ingeperkt tegen de achtergrond van een specifieke concrete toestand en aanleiding gelezen, maar verleende de lezer hun een algemene geldigheid.
4.2.1.2. Na kennisname van de tekst kan het nodig zijn de eerste interpretatie van de titel te herzien. Die terugwerkende kracht die op de titel na de lectuur kan worden uitgeoefend werd geanalyseerd door HoekGa naar voetnoot48. Hij onderscheidt o.a. de volgende mogelijkheden:
4.2.2. De titel schept een dubbelzinnigheid, een betekenisleegte, een vraag, een spanning. De tekst is het middel waarmee de spanning, de | |||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
verwachting, de betekenisleegte opgeheven en ingelost moeten worden. De titel is tegelijkertijd transparant en duister, hij kondigt een betekenis aan, laat een betekenis vermoeden, maar is ook terughoudend en verschuift de uiteindelijke betekenis naar de tekst. De titel beheerst de tekst, hij stelt de vraag waarop de tekst antwoord is, hij is de belofte waarvoor de tekst de vervulling is. Grivels theorie van de literaire titel steunt volledig op de vergelijking van de relatie titel-tekst met de relatie vraag-antwoord. De titel veroorzaakt een duisternis, een raadsel, een mysterie waardoor de tekst aangeboden wordt als een antwoord, een weten, een verheldering. Deze verhouding is essentieel voor de ideologische achtergrond van de klassieke roman die zich aanbiedt als transparante betekenis, als opheffing van een tekort, als een gesloten tekst met een onproblematische, enkelvoudige betekenis. Als duisternis reduceert de titel de tekst tot een volledig weten. De titel is een belangrijke factor van de leesstrategie die de tekst sluit: ‘Le texte est désormais établi comme clôture, norme, fixité: la signification est par lui arrêtée.’Ga naar voetnoot51 Grivel verwijst tenslotte naar Derrida die in zijn commentaar op Mallarmé de beperkende invloed van de titel vergelijkt met zijn ruimtelijke positie bovenaan de tekst: ‘le titre, qui comme la tête, le capital, l'oraculeux, porte front haut, parle trop haut, à la fois parce qu'il élève la voix, en assourdit le texte conséquent, et parce qu'il occupe le haut de la page, le haut devenant ainsi le centre éminent, le commencement, le commandement, le chef, l'archonte.’Ga naar voetnoot52 De probleemloze oplossing van de spanning, de tekst als duidelijk en afdoend antwoord op de titel is typisch voor de klassieke tekst; de tekst beantwoordt aan de titel en de titel is verantwoord. (Een goede, geschikte, heldere, precieze, functionele, trefzekere titel). De moderne schriftuur, gericht op de meerduidigheid en de onuitputtelijkheid van de betekenisproductie, die zich opstelt tegen een eenduidig sluitende lectuur, wantrouwt de titel als een element dat alleen maar de pluriforme tekst kan inperken. (De titel als kapstok om er de tekst aan op te hangen, de titel als vriendelijke begeleider bij de lectuur). We verwijzen naar punt 2 waar we de problematisering van de titel bespraken.
4.3. De titel verkoopt het werk. De eerste confrontatie van de lezer met een literair werk verloopt via de titel. Als dusdanig is de titel een belangrijke factor in de ‘cultuurindustrie’. De titel moet het boek verkopen en de uitgever besteedt er dan ook alle aandacht aan dat de titel | |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
goed zou klinken en in de markt zou liggen. De titel is vaak het enige waarin de schrijver zonder veel mopperen de uitgever de vrije hand laat. De keuze van een titel is dus onderhevig aan dezelfde marktmechanismen en -manipulaties die de reclametaal bepalen. Ook de literaire titel heeft veel weg van de slogan (vgl. de syntaxis), ook de literaire titel appelleert aan de nieuwsgierigheid, de dagdroom en de eigendunk van de potentiële koper-lezerGa naar voetnoot53, ook de literaire titel maakt gebruik van esthetische middelen (cfr. punt I, de retorische code). De literaire titel is niet alleen een informatieve boodschap, maar ook een overredingsmechanisme. Ter illustratie een paar opmerkingen hierover van Van het Reve aan het adres van Ab Visser: ‘(er) viel mij nog allerlei in terzake de deugdelijkheid & ondeugdelijkheid van boektitels. Een titel moet het boek als een symbool, of in ieder geval als een samenvatting, vertolken, maar die samenvattende vertolking moet degene die de titel ziet of leest of hoort lezen, bovendien een aangename, tot kopen stimulerende gewaarwording geven. Vandaar dat er van allerlei ekstraas buiten op pakken waspoeder en flessen vaatwas staat; & niet alleen maar Waspoeder, enz. (“Met echt citroensap”, dus, enz.).’, en: ‘Wat voor een titel wil je van mij kado hebben? (...) Klein Gebrek Geen Bezwaar; Mag Ik In Je?; Eén Of Twee Schepjes Suiker?; Neem De Minnaar Van Je Zoon; Iedereen Is (Ook) Zo; Natuurlijk Is Naakt; Een Mens Zijn Lust; Goed Dat Er Polietsie Is’, etc., etc. (Het lieve leven, pp. 85-6 en 83-4).
4.4. De titel en de genre-aanduiding plaatsen de tekst in een literair communicatieproces. De titel met typisch ‘literaire’ connotaties die onmiddellijk aan bestaande literaire teksten appelleert, en vooral de genre-aanduiding plaatsen de tekst in de literatuur en bieden hem aan als een literair te lezen tekst. Het ‘literaire’ is geen teksteigenschap, de genre-aanduiding behoort tot de categorie van de performatieve uitspraken (in de zin van Austin), ze zegt niet ‘dit is literatuur’, ze geeft geen objectiveerbare eigenschap van de tekst aan, maar ze zegt ‘lees deze tekst als een literaire tekst’, of beter ‘ontvang deze tekst binnen een literair communicatieproces’. De genre-aanduiding constitueert een literair communicatieproces. Een lezer kan dan ook niet reageren met ‘dit is ja/neen literatuur’, maar hij kan alleen al of niet bereid zijn de performatieve instructie op te volgen | |||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||
en in een bepaald communicatieproces te treden. Samen met de flaptekst, het omslag en de serie waarin de tekst is opgenomen behoort de genre-aanduiding tot de culturele indicaties die de lezer conditioneren om op een bepaalde manier een tekst te gaan lezenGa naar voetnoot54. De genre-aanduiding kan dus - bij gebrek aan andere indicaties - essentieel zijn om de gewenste receptie van een tekst te verkrijgen. Een ‘literair’ communicatieproces is daarenboven geen eenduidig begrip. De manier waarop het literaire communicatieproces verloopt hangt af van de impliciete poëtica van de lezerGa naar voetnoot55; verschillende poëtica's impliceren verschillende lecturen. De genre-aanduiding kan er daarom ook op gericht zijn een specifieke lectuurvorm op te dringen. Niet toevallig gebruiken een aantal avant-gardistische auteurs als genre-aanduiding ‘montage’, ‘tekst’, etc. Hiermee willen ze de lezer ertoe bewegen hun teksten niet te lezen als een gewone roman, maar andere verwachtingspatronen en leesstrategieën te hanteren.
5. We hopen hiermee voldoende te hebben aangetoond dat de literaire titel niet zo maar een weinig relevant toevoegsel is maar wel een categorie van centraal belang die ten nauwste betrokken is bij lectuur, interpretatie en receptie van literaire teksten.
jan schoolmeesters |
|