Tweede Deel van Sparens Vreugden-Bron

Vytstortende Soo Nieuwe als Singens-waerdighe Deuntjens

[p. 11]

[Stort uyt, mijn droef gezicht]

STort uyt, mijn droef gesicht,
Een tranen-vloet met klaghen,
En schreyt gestadigh aen,
Om het groote misdaedt,
Van al u levedaghen,
Tegens den Heer begaen.

2 Ick heb uw' menigh-mael

Met vuyle grove sonden
O goede Godt vergramt:
Heer ick soeck van uw' Heyl
Voor mijn bedurven wonden,
Door een boetvaerdigh Ampt.

[p. 12]

 

3 Aensiet, ô Jesu soet!

 

Mijn arme Ziel gheladen

 

Met een zwaer sondigh pack:

 

Ey, verlicht hare last:

 

Brenght haer door uw' ghenade

 

In't Hemelsch ghemack.