't Eerste Deel, van Sparens Vreughden-Bron(1643)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijUytstortende Ueel Nieuwe als Singens waerdighe Deuntjens Inhoudsopgave Gheestighe Ieught. Opdracht aen de Haerlemse Sangh-Godinnen, en konst-lievende Iuffertjes. G. K. Verantwoordingh aen de Haerlemsche Fijne Susjes. Vereeringh aen Klaes-bot, en lichte Maertse-buy, Op ‘t nijdigh oordeel van dees treffelicke Luy. Sparens Vreughden-Bron. [Set u neer, ey rust bedroefde Harder] [Spoeyt u voetjes treet wat aen] [Ach Rosemont beminde] [Nu dat mijn Harderin danckbaer wil wesen] [Harderinne] Hypomeen en Atalantae. Dronckemans Deuntjen. [Myn Lief, mijn tweede Ziel] [Eens dat ick in Oudt Sparen] Op Temocleas Verkrachtingh. Bruylofts-Liedt. Geboorts-vermaningh, van Ioffr. N. N. Verjaert den 4 Februarij, 1643. [Myn Beesjens om haer Herder, uyt mee-dogen] [Toeft, Galathe vertoeft] [Ha Belinde] Sonnet, [Gelukigh schijnt de Nacht] [Een die hem wil onderwinden] Sal ick noch langer, ha! straffe Goddinne, [Lestmael als al mijn gedachten] Tot lof van Sparens-Stadt, met hare Nimphjes. Op ‘t Genoegen, [Segh waerom mijn Clarimeen] [Leonora mijn schooner] [O soet en aengename beeldt] [So haest als sich Dictinaas Toors] [Geyle Hertoginne] Den Hopman aen Scipio. Om de Bruyt van Carthago. Thirsus vreughde. Herders-klacht, Aen Melinde Herderin. [’K voel de min gestadigh blaken] Bruylofts-Liedt, Pastorel. Een Kermis deun, [Verheft u naer gheluyt] Bruylofs Liedt, [Komt helden die bemint het smoocken] Pastorel, [Proncksteresse] Dianaes klacht, Ceciliaes bedenckingh, [Soete maeghden, dartle dieren] [Ick hadt voor desen vast voorghenomen] Melindes schoonheydt, Bruylofts-Gesangh. Aen de Speelnootjes. Bruylofts Vreught-Ghesangh, [Hoe verslage, gantsch mat en moedeloos] [’T schijnt dat mijn zieltje sijn adem wil geven] [Lief als ick speur] Mey-Liedt, Venus-offer. Ziels-toepassingh, [Waer zijt ghy nu mijn Rosemond?] [Doen Apol sijn heete stralen] Pastorel. Philander antwoort. Philander. [Nu laetst mijn zieltje ‘t soet genoot] Pastorel. Cloris, Waer vlucht mijn lief Lerind soo schuw, Alle de Huysen, Nu laetst als Clarimeen, [Granída lief, seght eens mijn waerde] Minne-klacht, van Rosemont. Pastorel. Seght eens klare water-beeck, [Ghelijck een Nachtegael] t’ Samen-ghesangh tusschen Amintas en Laura. [O! kusjens die mijn Lief ontslippen] [Herder juyght en maeckt een bly gheschal] Herders vreught, en ongheneucht. Schoon ick dickmael heb’ ghevraeght, Lofgesangh ter eeren de Musijck ende de Musicanten. Bruylofts-Liedt. Drinck Liedeken. Rosemondi mijn Vooghdesse, Ach verherde Herderin, Nieuw-jaer Ghesangh. [Weest vrolijck mijn beesjes en toont u verheught] Nuper in hospitio, [O Clarimeen wie kan uytbeelden] [Herders kint het geeft mijn vreemt] [Ach woud’ d’Hemel my gheven] krachtighe Medecijne voor die met melancoly ghequelt zijn, ende werden gherecommandeert vanden voortreffelicke Iubal. Nieuw Pastorel. Amarilli Claeg-Liedt over het afsterven van haer beminde Herder. [Hoop en wanhoop my nu bestrijden] [Eens eer de Son des smorghens vroegh begon] [Godesje van mijn brandent hert] Herders-klacht. [Ach soete Philida] Bruylofts-Liedt. [Hey tsa Herders wacker aen] Register.