Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. Ghy die Christum hebt aenghedaen.
Mijn Heer mijn God nu op my siet
Verlost my toch wt dit verdriet
O God wilt my Ga naar margenootaghenaken
Sathan Ga naar margenootbzijn pijlen op my schiet
Om mijn siele te doen gheraken
| |
[Folio 210v]
| |
In zijn kaken.
Verhoort Ga naar margenootcmy Heer, sterct my terstont
Want ick begheer van Ga naar margenootdherte gront
Wilt my doch vroomheyt gheven
Op dat ick recht werde ghesont
En niet van u (om mijn boos leven)
Sy verdreven.
Helpt Ga naar margenootemy nu strijden inder noot
Bevrijt my van Ga naar margenootfd'eewighe doot
Sterckt my in mijn ellende
Op dat ick uwen Name groot
Mach vroom Ga naar margenootgprijsen als de bekende
Totten ende.
O crachtich Heer doet my u Gheest
Ontfanghen, dat Ga naar margenootkick onbevreest,
V Naem mach recht verclaren
En dat ick u woort onbeteest
Hier mach voor de wereltsche scharen
Openbaren.
Maer om dat ick, O Heer altijt
V woort wtspreke, t'wort benijt
Van die bemint de Ga naar margenootiloghen
Maer Heer gheeft cracht dat ick met vlijt
Mach strijden met een sterck vermoghen
Onbedroghen.
Het Ga naar margenootklicht wort nu Ga naar margenootlverduystert seer
Dat doet Sathanas valsche leer
Gods woort wil niemant hooren
Och lieve menschen siet hoe veer
Dat ghy van God zijt verloren
Vreest zijn toren.
Och menschen wilt u troosten niet
Om dat ghy Christen menschen hiet
Gods woort wilt wel doorlesen
Daer staet: Ga naar margenootmghy zijt mijn vrienden siet
Ist dat ghy mijn woorden ghepresen
Recht wilt vreesen
Nu siet wel toe dat ghy te recht
Ghestelt zijt als Gods woort u secht
Wilt u te Ga naar margenootnrechte besnijden
| |
[Folio 211r]
| |
En wilt toch niet meer zijn so slecht
Maer laet ons dat Ga naar margenootoquaet doch mijden
T'allen tijden.
Neemt u afscheyt nu van dat quaet
Den Ga naar margenootpvyant altijt wederstaet
Laet hem u niet verschoren
Schiet u toch in des Heeren graet
V tijt en wilt oock niet verdoren
Als te voren.
Lof Princelicke Vader goet
Wy bidden dat ghy ons behoet
Bewaren wilt voor schanden
O Ga naar margenootqcrachtighe hooghe Coninck vroet
Helpt ons wt sduyvels swaer banden
In u handen.
|
|