Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse, alst begint.
ICk Ga naar margenootaroepe u O Hemelsche Vader aen
Wilt Ga naar margenootbmijn geloove stercken
Op dat ick mach Ga naar margenootcvromelick blijven staen
Met u waerheyt aengedaen
Al sonder af te gaen, och wilt in my wercken
O Heere Ga naar margenootdinden noot doet my bystant
Gheeft my mont om spreken
Ick ben hier in mijn vyanden hant
Inden Ga naar margenootcwreeden Leeuwen tant
V heylich woort playsant, doet my wt breken
Mijn Ga naar margenootfcracht is seer cleyn u Heere bekent
Wilt my doch aenveerden
Vwen Ga naar margenootggheest der waerheyt in my sent
Ghy zijt Ga naar margenoothmijn fundament
Weest my altijt ontrent, Ga naar margenootidat ick mach volheerden.
De Heere Ga naar margenootkspreeckt tot my, en weest niet bevreest
En wilt oock niet beven
Al vint ghy u hier in een wilt foreest
By den Ga naar margenootlDraeck en oock dat beest,
Ick Ga naar margenootmsal u mijnen geest, tot trooste geuen.
Hoe coemt dat ghy u voor menschen vervaert
Die doch moeten sterven
Ick heb u wt verren landen vergaert
Als Ga naar margenootnmijn oogeappel bewaert
Want ghy zijt van mijnen Ga naar margenootoaert, ghy en sult niet bederven.
Keert Ga naar margenootpu tot my, mijn leden teer
| |
[Folio 166v]
| |
So meucht ghy salich wesen
En Ga naar margenootqvreest noch en beeft voortaen niet meer
Ick Ga naar margenootrben alleen u Heer
En wijckt niet van mijnder leer mijn volc ghepresen.
Coemt Ga naar margenootsalle tot my die hier arbeyt
Belast zijt en beladen
Een Ga naar margenootteewighe vreucht is u bereyt
Al door Ga naar margenootvghenadicheyt
Ick sal u met claer bescheyt, wt liefden versaden.
Ghy zijt Ga naar margenootxmijn vrienden ist dat ghy doet
Al dat ick u ghebiede
Ick late voor u mijn leven goet
Och mijn wtvercoren vroet
Wt grooter liefden soet, dat dit gheschiede.
O Sion om uwent wille hoort
Heb Ga naar margenootyick so veel gheleden
Ick heb u gegeven mijn Ga naar margenootzGoddelic woort
Om te brengen in accoort
Als ghy daer laecht Ga naar margenootaversmoort, in u boosheden.
O Sion mijn alder liefste schoon
En Ga naar margenootbwilt niet vreesen
Voor Ga naar margenootcdie dlichaem persequeren oft doon
Ick sal u in mijnen throon
Geven des levens Ga naar margenootdcroon, en vreucht vermeeren.
O Sion mijn alder liefste bruyt
Boven alle vrouwen
Mijn Goddelick woort in u Ga naar margenooteherte sluyt
En latet van u niet uyt
Mijn alderliefste spruyt, Ga naar margenootfic sal u my trouwen.
Weent ende Ga naar margenootgschreyt eenen weynigen tijt
Ghy, sult haest verblijden
Een eewighe Ga naar margenoothvreucht, noyt sulcken jolijt
Is voor hem die my belijt
Voor de menschen vol van spijt, tot eewigen tijden.
Blinckende Ga naar margenootials de Sonne schijn
Boven alle claerheden
En cleederen Ga naar margenootkwit van zijden fijn
Sullen de wtvercoren mijn
| |
[Folio 167r]
| |
Aendoen en blijve zijn, en rusten van swaerheden.
Een troostelick woort elck hooren sal
Die hier Ga naar margenootlnu treuren
Als de Ga naar margenootmbasuyne sal gheven gheschal
Coemt hier mijn lief ghetal
Ick sal u geven al, mijn Ga naar margenootnrijck te veuren.
Gedenct de Ga naar margenootogeuangenen als mede gevaen
Ghy wtvercoren
En bidt den Heere dat hy my saen
In Ga naar margenootpruste wil ontfaen
En Ga naar margenootqafwasschen al mijn traen, hy sal veel verhooren.
Oorlof aen Ga naar margenootrbroeders en susters gemeen
Wy moeten nu scheyden
Tot dat wy comen by Christum alleen
Ons Ga naar margenootsHooftman en anders gheen
Wilt u daer toe Ga naar margenoottbereen, daer wil ick u verbeyden.
|
|