Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. ick roepe u O Hemelsche Vader aen.
HEt Ga naar margenootalicht der werelt is op ghestaen
Gheloovighe wilt u verblijden
Duyvel, Hel, Ga naar margenootben Doot zijn hem onderdaen
Hy vertroost zijn Lekens saen
Wilt nu vreucht ontfaen // die zijn in lijden.
Voor hen, voor hen de gheloovighe hier
Is hy Ga naar margenootcarmoedich gheboren
Hy heeft verwonnen dat Ga naar margenootdBabels dier
Door zijn Goddelick bestier
Sijn vyanden butertier, sal hy versmoren.
Hy heeft de Ga naar margenootewerelt als bemint
Al heeft zijt niet willen vaten
Hy heeft Ga naar margenootfghesonden zijn eyghen kint
De Ga naar margenootgduysternis ontrint
Maer sy waren verblint, dwoort hebben sy verlaten.
Ghy Ga naar margenoothhoopken cleyn weest niet vertsaecht
Al wiltmen u vervolghen
Want onsen God also behaecht
| |
[Folio 138v]
| |
Hy Ga naar margenootiwas voor u gheplaecht
Vande duysternis verjaecht // weest niet verbolghen
Onse Ga naar margenootkooghen sien nu ons salicheyt
Wy met Symeon singhen
Die hy zijn leden heeft bereyt
Daerom niet meer en schreyt
Maer de Heere verbeyt // wilt na hem verslinghen.
Hy is der Ga naar margenootlgeloovigen licht voorwaer
Ghelijck daer staet gheschreven
Zijn woort heeft hy ons ghegheven claer
In dit vrolick salich jaer
Soot blijckt int openbaer // den vyant verdreven
Sijn Ga naar margenootmbermherticheyt boven al bloeyt
Seer rijck is zijn ghenade
Door groote liefde heeft hy ons gegoeyt
Die laghen in sonden verfoeyt
Heeft ons bespoeyt // seer wijs van rade.
Wt Ga naar margenootnghenaden ghy salich geworden zijt
Het is alleen Gods gave
Dus ghy gheloovighen zijt verblijt
Die Ga naar margenootowaert van Christo wijt
Zijn nu Ga naar margenootpbevrijt, niet meer der sonden slaven.
Dus zijn wy met Ga naar margenootqChristo levendich ghestelt
Al in des Hemels wesen
In ons verdreven des vyants ghewelt
T'gheset des Ga naar margenootrWets ghevelt
Die waren met vleesch ghequelt // heeft hy ghenesen.
Ghy Princelicke broeders reyn
Wilt Goddelicke liefde draghen
T'is den Ga naar margenootsbant der volcomenheyt pleyn
Hoort alle groot en cleyn
So suldy oock certeyn, de Heere behaghen.
|
|